ECLI:NL:RBROT:2023:11014

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
10568893 CV EXPL 23-17808
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheidskwestie tussen Nederlandse en Poolse rechter in geschil tussen twee bedrijven

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is er een bevoegdheidsincident aan de orde. [Bedrijf A], gevestigd in Barendrecht, heeft [bedrijf B], gevestigd in Polen, gedagvaard. [Bedrijf B] betwist de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en stelt dat op basis van een forumkeuzebeding in de overeenkomst tussen partijen, geschillen aan de rechtbank in Gdansk (Polen) moeten worden voorgelegd. De kantonrechter heeft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om deze zaak te behandelen, beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012. De kantonrechter concludeert dat de Poolse rechter exclusief bevoegd is, omdat partijen in hun overeenkomst de rechtbank in Gdansk hebben aangewezen voor geschillen. Het beroep van [bedrijf A] op een uitzondering in de Nederlandse wet wordt verworpen, omdat de Europese regeling voorrang heeft boven de Nederlandse regeling. De kantonrechter verklaart zich daarom internationaal onbevoegd en wijst de incidentele vordering van [bedrijf B] toe. [Bedrijf A] wordt veroordeeld in de proceskosten van [bedrijf B] in het incident, vastgesteld op € 199,00, met wettelijke rente. De proceskosten in de hoofdzaak worden op nihil vastgesteld, omdat [bedrijf B] geen proceshandelingen heeft verricht. De proceskostenveroordeling in het incident wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10568893 CV EXPL 23-17808
datum uitspraak: 24 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[bedrijf A],
vestigingsplaats: Barendrecht ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
gemachtigde: Invorderingsbedrijf B.V.,
tegen
[bedrijf B],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats B] ( Polen ),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. A. Quispel.
De partijen worden hierna ‘ [bedrijf A] ’ en ‘ [bedrijf B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 april 2023, met bijlagen;
  • de eis in het incident;
  • het antwoord in het incident.

2.De beoordeling

in het incident en in de hoofdzaak
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[bedrijf A] heeft [bedrijf B] gedagvaard voor de kantonrechter in deze rechtbank. [bedrijf B] is echter van mening dat aan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, omdat in de tussen partijen gesloten overeenkomst staat dat geschillen die samenhangen met of voortvloeien uit die overeenkomst aan de rechtbank in Gdansk (Polen) worden voorgelegd. Volgens [bedrijf B] had [bedrijf A] haar dan ook moeten dagvaarden voor de rechtbank in Gdansk en daarom vordert [bedrijf B] dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart. [bedrijf A] is het hier niet mee eens, omdat het in de tussen partijen gesloten overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding geen gevolg heeft in deze zaak. De kantonrechter verklaart zich internationaal onbevoegd om deze zaak te behandelen en daarop te beslissen, omdat [bedrijf B] gelijk heeft. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De Nederlandse rechter is niet bevoegd om deze zaak te behandelen en daarop te beslissen
2.2.
Er is sprake van een internationale zaak, omdat [bedrijf A] in Nederland is gevestigd en [bedrijf B] in Polen is gevestigd. De kantonrechter moet de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om deze zaak te behandelen en daarop te beslissen dan ook beantwoorden op grond van het internationale recht, meer specifiek op grond van de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. [1] De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend; de Poolse rechter is exclusief bevoegd. Partijen hebben in de door hen gesloten schriftelijke overeenkomst namelijk de rechtbank in Gdansk aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van die overeenkomst zullen ontstaan. [2] De rechtbank in Gdansk is op grond van dit forumkeuzebeding exclusief bevoegd om deze zaak te behandelen en daarop te beslissen, aangezien [bedrijf A] en [bedrijf B] niet anders zijn overeengekomen. [3] Het beroep van [bedrijf A] op een uitzondering in de Nederlandse wet op grond waarvan een forumkeuzebeding in bepaalde situaties geen gevolg heeft, [4] gaat niet op. De internationale regeling over het forumkeuzebeding in de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gaat namelijk voor op de Nederlandse regeling over het forumkeuzebeding in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De conclusie
2.3.
De incidentele vordering wordt toegewezen. Dit brengt mee dat de kantonrechter zich in de hoofdzaak internationaal onbevoegd verklaart om deze zaak te behandelen en daarop te beslissen.
[bedrijf A] moet de proceskosten van [bedrijf B] in het incident betalen
2.4.
[bedrijf A] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten in het incident aan de kant van [bedrijf B] tot vandaag vast op € 199,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt). Voor kosten die [bedrijf B] maakt na deze uitspraak moet [bedrijf A] een bedrag betalen van € 99,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [5] De wettelijke rente over de proceskosten wordt ook toegewezen. De kantonrechter stelt de proceskosten in de hoofdzaak aan de kant van [bedrijf B] tot vandaag vast op nihil, omdat [bedrijf B] in de hoofdzaak geen proceshandelingen heeft verricht.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
De proceskostenveroordeling in het incident wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe;
3.2.
veroordeelt [bedrijf A] in de proceskosten, die aan de kant van [bedrijf B] tot vandaag worden vastgesteld op € 199,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf veertien dagen na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
3.4.
verklaart zich internationaal onbevoegd om de zaak te behandelen en daarop te beslissen;
3.5.
veroordeelt [bedrijf A] in de proceskosten, die aan de kant van [bedrijf B] tot vandaag worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.Bijlage 3 bij de dagvaarding, paragraaf 13.
3.Artikel 25 lid 1 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
4.Artikel 108 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.