5.2.De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Er is - zoals verweerder in het bestreden besluit terecht stelt - geen sprake van mandaat, maar van attributie. Het bestreden besluit is genomen door de directeur Belastingen. Uit het Aanwijzingsbesluit heffings- en invorderingsambtenaarblijkt dat de directeur Belastingen is aangewezen als heffingsambtenaar. Nu geen sprake is van een in mandaat genomen besluit, is van strijd met artikel 10:3 van de Awb zoals door eiseres gesteld geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De stelling van eiseres dat verweerder onzorgvuldig gehandeld heeft door in deze procedure de foto’s te gebruiken die zijn gemaakt tijdens een inpandige opname door verweerder in een procedure over de WOZ-beschikking voor het belastingjaar 2022, kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank stelt voorop dat in het belastingrecht sprake is van een vrije bewijsleer. Binnen de vrije bewijsleer hebben partijen de vrije keuze in bewijsmiddelen die zij willen aandragen ter ondersteuning van hun standpunten. Er is dus geen rechtsregel die eraan in de weg staat dat verweerder ter onderbouwing van de WOZ-waarde verwijst naar foto’s die in een latere WOZ-procedure van de onroerende zaak zijn genomen. Eiseres heeft daarnaast op geen enkele wijze onderbouwd waarom verweerder hiermee onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiseres heeft daarnaast gesteld dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door eiseres als huurder aan te merken. Verweerder heeft op de zitting verklaard dat in de systemen van verweerder eiseres aangemerkt staat als de gebruiker van de onroerende zaak, waardoor zij de aanslag afvalstoffenheffing ontvangt. De aanslag onroerendezaakbelasting heeft belanghebbende ontvangen omdat hij als eigenaar in het kadaster staat. Dat er sprake is van een splitsing van de belastingaanslagen, kan ermee te maken hebben dat eiseres zich eerder heeft ingeschreven op het adres van de onroerende zaak dan belanghebbende, aldus verweerder. Hoe dit ook zij, de rechtbank heeft eiseres als huurder aangemerkt en heeft dit hersteld toen dit niet bleek te kloppen. Van onzorgvuldig handelen van de kant van verweerder, is dan ook niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".
9. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Hiertoe legt hij een taxatierapport over van 8 april 2022 opgemaakt door [persoon D] en een daarbij gevoegde waardematrix (de matrix). In de matrix is de WOZ-waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2020 getaxeerd op € 315.000,-. Deze waarde is tot stand gekomen door vergelijking met verkooptransacties van de woningen [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] in Rotterdam.
10. De in het taxatierapport vermelde vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, en oppervlakte goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Alle objecten zijn tussenwoningen in dezelfde straat, met een gelijk bouwjaar (1995) en een gelijk gebruiksoppervlakte (133 m²).