ECLI:NL:RBROT:2023:10804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
9667682 CV EXPL 22-3554
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na getuigenverhoor in civiele zaak over betaling van facturen met bewijsopdracht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door Van Beest, Knol & Vermeulen Gerechtsdeurwaarders, en Serafin Beheer B.V., vertegenwoordigd door mr. R. Sekeris. De zaak betreft een vordering van [eiser] tot betaling van verschillende facturen, waarbij hij niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht. De procedure begon met een tussenvonnis op 26 augustus 2022, waarin de kantonrechter oordeelde dat een bedrag van € 8.000,00 toewijsbaar was. De rechterswisseling vond plaats na een mondelinge behandeling op 9 augustus 2022, waarbij mr. E.M. Rocha de zaak behandelde, waarna mr. F. Aukema-Hartog de verdere beoordeling op zich nam.

Tijdens de procedure heeft [eiser] geprobeerd bewijs te leveren voor zijn vordering, maar de kantonrechter oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De getuigenverklaring van [eiser] zelf werd niet als bewijs in zijn voordeel geaccepteerd, en andere getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg. Hierdoor werd de vordering van [eiser] tot betaling van de facturen afgewezen.

Serafin, de gedaagde partij, had ook geen bewijs geleverd voor haar verweer dat zij een betaling had gedaan voor de werkzaamheden. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat Serafin € 12.000,00 aan hoofdsom aan [eiser] moet betalen, met wettelijke rente vanaf 2 februari 2016. Daarnaast is Serafin veroordeeld in de proceskosten van [eiser], die zijn vastgesteld op € 1.931,33. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9667682 CV EXPL 22-3554
datum uitspraak: 17 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: Van Beest, Knol & Vermeulen Gerechtsdeurwaarders,
tegen
Serafin Beheer B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Sekeris.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Serafin’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 26 augustus 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte (uitlaten getuigenbewijs) van [eiser], met bijlagen;
  • het proces-verbaal van het op 8 mei 2023 gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiser];
  • de akte contra-enquête van Serafin;
  • de conclusie na enquête van [eiser];
  • de conclusie na enquête van Serafin, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 8 september 2023;
  • de akte uitlaten producties van [eiser].

2.De verdere beoordeling

De rechterswisseling
2.1.
In deze zaak heeft op 9 augustus 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van mr. E.M. Rocha en het tussenvonnis van 26 augustus 2022 is ook gewezen door mr. E.M. Rocha. De behandeling van deze zaak is vervolgens overgenomen door mr. F. Aukema-Hartog. Partijen zijn bij rolbeslissing van 8 september 2023 - onder meer - in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van deze rechterswisseling binnen een termijn van twee weken te verzoeken om een nadere mondelinge behandeling. Aangezien geen van partijen vervolgens een dergelijk verzoek heeft gedaan, worden partijen geacht afstand te hebben gedaan van hun recht op een nadere mondelinge behandeling naar aanleiding van de rechterswisseling. [1] De kantonrechter beoordeelt de zaak nu verder inhoudelijk.
Het tussenvonnis van 26 augustus 2022
2.2.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis in de eerste plaats geoordeeld dat in het eindvonnis in deze zaak een bedrag van € 8.000,00 van de factuur van 28 september 2012 met factuurnummer 012-2012 (in ieder geval) toewijsbaar is. Dit bedrag wordt in dit vonnis toegewezen.
2.3.
Verder heeft de kantonrechter [eiser] toegelaten tot het leveren van bewijs waaruit blijkt dat (a) hij in 2012 een mondelinge opdracht van Serafin heeft gekregen tot het verrichten van straalwerkzaamheden aan de schutting van het pand aan de [adres 1] en dat hij Serafin heeft gewezen op de daarmee samenhangende prijsverhoging, (b) hij in 2012 een mondelinge opdracht van Serafin heeft gekregen tot het verrichten van straalwerkzaamheden aan het hekwerk van het pand aan de [adres 1] en dat hij Serafin heeft gewezen op de daarmee samenhangende prijsverhoging en (c) Serafin hem in de periode van 20 mei 2011 tot en met 20 augustus 2011 opdracht heeft gegeven om voor een tweede maal een steiger te huren voor werkzaamheden aan de gevel van het pand aan de [adres 2].
2.4.
Tot slot heeft de kantonrechter Serafin in de gelegenheid gesteld om bewijs in het geding te brengen van de door haar gestelde betaling van € 4.000,00 voor het uitslijpen, stralen, snijvoegen en impregneren van de gevel van het pand aan de [adres 2].
Amigo’s is niet geslaagd in zijn bewijsopdracht
2.5.
[eiser] heeft ter uitvoering van zijn bewijsopdracht een schriftelijke verklaring van [naam] (‘[naam]’) in het geding gebracht en hemzelf en [naam] als getuigen laten horen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] daarmee niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht. De getuigenverklaring van [eiser] zelf kan namelijk geen bewijs in zijn voordeel opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs (zie artikel 164 lid 2 Rv). Ander bewijs is echter niet voorhanden. [naam] heeft - voor zover van belang - slechts verklaard dat [eiser] het achterhek heeft gestraald en dat dit meerwerk betrof, dat [eiser] een steiger heeft moeten afbreken en dat hij drie facturen in het kader van de verrekening van de kosten van het pand onder ogen heeft gekregen. [naam] heeft echter niet verklaard dat Serafin [eiser] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van straalwerkzaamheden aan de schutting en/of het hekwerk van het pand aan de [adres 1] en dat [eiser] Serafin heeft gewezen op de daarmee samenhangende prijsverhoging en ook niet dat Serafin [eiser] in de periode van 20 mei 2011 tot en met 20 augustus 2011 opdracht heeft gegeven om voor een tweede maal een steiger te huren voor werkzaamheden aan de gevel van het pand aan de [adres 2]. De enkele omstandigheid dat Serafin de factuur van 2 november 2012 met factuurnummer 012-2012 aan [naam] heeft getoond in het kader van de verrekening en afrekening van het pand, dwingt - als dit al klopt - niet tot de conclusie dat Serafin [eiser] opdracht heeft gegeven voor de op die factuur vermelde werkzaamheden én dat [eiser] Serafin daarbij heeft gewezen op de daarmee samenhangende prijsverhoging.
2.6.
Omdat [eiser] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht, wordt zijn vordering tot betaling van de facturen 012-2012 van 2 november 2012 à € 1.500,00, 017-2013 van 22 december 2013 à € 1.500,00 en 041-2015 van 15 december 2015 à (pro resto) € 1.900,00 afgewezen.
Serafin heeft geen betalingsbewijs in het geding gebracht
2.7.
Hoewel Serafin daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft zij geen betalingsbewijs in het geding gebracht van de door haar gestelde betaling van € 4.000,00 voor het uitslijpen, stralen, snijvoegen en impregneren van de gevel van het pand aan de [adres 2]. Het verweer van Serafin dat de verbintenis tot betaling van de factuur van 10 januari 2013 met factuurnummer 001-2013 van door betaling teniet is gegaan, wordt daarom verworpen en Serafin wordt veroordeeld om het factuurbedrag van € 4.000,00 aan [eiser] te betalen.
Serafin moet in totaal € 12.000,00 aan hoofdsom aan Amigo’s betalen
2.8.
De conclusie luidt dat Serafin € 12.000,00 aan hoofdsom aan [eiser] moet betalen.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke handelsrente
2.9.
[eiser] stelt in de dagvaarding dat hij in totaal € 27.815,91 van Serafin heeft te vorderen. Dit bedrag bestaat uit € 16.900,00 aan hoofdsom, € 997,64 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en € 9.918,27 aan wettelijke handelsrente. [eiser] heeft zijn vordering op Serafin om hem moverende redenen beperkt tot € 25.000,00 en uitdrukkelijk afstand gedaan van het meerdere. De afstand ziet eerst op de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en daarna op de wettelijke handelsrente. [2]
2.10.
[eiser] heeft bij dagvaarding uitdrukkelijk afstand gedaan van € 2.815,91 van zijn totale gestelde vordering op Serafin, waarbij heeft te gelden dat de afstand eerst ziet op de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en daarna op de wettelijke handelsrente. Dit betekent dat [eiser] volledig afstand heeft gedaan van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daar hoeft de kantonrechter daarom niet over te oordelen.
2.11.
[eiser] maakt nog wel aanspraak op € 8.100,00 aan wettelijke handelsrente. Dit bedrag is echter berekend over alle facturen waarvan [eiser] in deze zaak betaling vordert. De door [eiser] berekende wettelijke handelsrente is daarom te hoog en niet toewijsbaar. De kantonrechter wijst de wettelijke handelsrente wel toe over de toewijsbare hoofdsom vanaf 2 februari 2016, aangezien [eiser] in de dagvaarding stelt dat Serafin vanaf dat moment in verzuim is met betaling van de facturen en Serafin daar geen verweer tegen heeft gevoerd.
Serafin moet de proceskosten van [eiser] betalen
2.12.
Serafin krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 103,33 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 1.584,00 aan salaris voor de gemachtigde (vier punten x € 396,00). Dit is in totaal € 1.931,33. Wat [eiser] meer aan griffierecht heeft betaald, blijft als nodeloos gemaakte proceskosten voor zijn rekening. Voor kosten die [eiser] maakt na deze uitspraak moet Serafin een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [3]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Serafin om aan [eiser] te betalen € 12.000,00 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW daarover vanaf 2 februari 2016 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Serafin in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.931,33;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
38671

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:472, overweging 3.4.5.
2.Zie randnummer 20 van de dagvaarding.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.