In deze zaak, die op 9 november 2023 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, staat de loonvordering van eiser, [eiser01], centraal. Eiser is op 1 april 2019 in dienst getreden bij Metaltop B.V. en bekleedde de functie van Hoofd Expeditie en Magazijn, met een laatstverdiend salaris van € 3.865,83 bruto per maand. De kern van het geschil betreft de vraag of eiser zijn arbeidsovereenkomst met Metaltop per 1 augustus 2023 heeft opgezegd. Eiser stelt dat hij nog in dienst is en eist doorbetaling van zijn salaris, wettelijke verhoging, vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Metaltop betwist dit en stelt dat eiser de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.A.C.M. van Ginneken, terwijl Metaltop werd vertegenwoordigd door [naam01] en diens gemachtigde mr. D.K. Nijhuis. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat eiser de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk heeft opgezegd. De kantonrechter benadrukt dat Metaltop niet mocht aannemen dat eiser zijn dienstverband wilde beëindigen zonder duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van eiser. Gezien de omstandigheden had Metaltop moeten verifiëren of eiser daadwerkelijk zijn arbeidsovereenkomst wilde opzeggen.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat eiser recht heeft op doorbetaling van zijn salaris na 1 augustus 2023, en veroordeelt Metaltop tot betaling van het netto-equivalent van € 7.731,66 bruto aan achterstallig salaris, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en wettelijke rente. Daarnaast wordt Metaltop veroordeeld tot betaling van € 700,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten van eiser, die in totaal op € 905,29 worden vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.