Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 18 augustus 2022, met bijlagen 1 tot en met 8;
- het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 6;
- de brief van de rechtbank, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de e-mail van 14 december 2022 van mr. Verhoef, met bijlage 9;
- de spreekaantekeningen van mr. Verhoef;
- de spreekaantekeningen van mr. Heynen;
- de e-mail van 18 januari 2023 van de kant van Huurder;
- de brief van 18 januari 2023 van de kant van Verhuurder.
- aan de kant van Huurder [naam01] met mr. C.L. Verhoef;
- aan de kant van Verhuurder [naam02] en [naam03] met mr. H.J. Heynen.
2..De feiten
3..Het geschil
- Verhuurder te veroordelen om aan Huurder € 61.677,00 ex btw te betalen met rente;
- Verhuurder te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..De beoordeling
small talkvoorafgaand aan het ondertekenen ter sprake is gekomen, maar Verhuurder spreekt dat tegen. Wat er volgens Verhuurder dan wel is besproken, heeft hij niet geconcretiseerd. Dat had wel op zijn weg gelegen, gelet op wat Huurder ter zake naar voren heeft gebracht. Verhuurder heeft wel getuigenbewijs aangeboden, maar dat aanbod wordt gepasseerd. Verhuurder heeft namelijk gesteld dat de personen die aanwezig waren bij het gesprek kunnen verklaren dat de coronapandemie ter sprake is gekomen, maar dat staat al vast en dat feit alleen kan de conclusie niet dragen dat de omstandigheid dat Huurder langere tijd de winkel niet of in geringe mate kon exploiteren als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie is verdisconteerd in de huurovereenkomst. Uit het gevoerde partijdebat komt niet naar voren dat partijen naar aanleiding van het genoemde gespreksonderwerp hebben onderhandeld over of dat er is gesproken over de inhoud van de huurovereenkomst en of en zo ja wat het effect is van (eventuele overheidsmaatregelen in verband met) de coronapandemie op de contractuele relatie van partijen. Dat Huurder de winkel gedurende een langere tijd niet zou kunnen exploiteren was op 11 maart 2020 bovendien niet te voorzien of te verwachten. Voor het eerst op 15 maart 2020 werd afgekondigd dat de horeca in Nederland dicht moest en in november 2020 is voor het eerst afgekondigd dat ook niet-essentiële winkels als die van Huurder moesten sluiten.
nietmaken of uitdrukkelijk vastleggen van afspraken over de gevolgen van een mogelijke lockdown, brengt niet zonder meer met zich dat Huurder zijn recht om een beroep te doen op een onvoorziene omstandigheid heeft opgegeven.