ECLI:NL:RBROT:2023:1044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
10/132304-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake onderzoekswensen en aanhoudingsverzoek in strafzaak SKY-ECC

Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, met parketnummer 10/132304-22. Deze beslissing volgde op de regiezitting van 23 januari 2023, waar de onderzoekswensen van de verdediging zijn besproken. De verdediging had verzocht om drie officieren van het Landelijk Parket te horen als getuigen, met betrekking tot de rechtmatigheid van de hack op de communicatiedienst SKY-ECC en het gebruik van de verkregen data in het opsporingsonderzoek. De rechtbank heeft deze onderzoekswensen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende onderbouwd had waarom het vertrouwensbeginsel, dat stelt dat buitenlandse bevoegdheden niet door de Nederlandse rechter worden getoetst, niet van toepassing zou zijn. De rechtbank oordeelde dat er vooralsnog van mag worden uitgegaan dat de informatie rechtmatig is verkregen en dat de verdediging niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruik van deze informatie in strijd is met het recht op een eerlijk proces.

Daarnaast heeft de verdediging verzocht om de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad heeft geantwoord op prejudiciële vragen die door de rechtbank Noord-Nederland zijn gesteld. De rechtbank heeft ook dit verzoek afgewezen, met de overweging dat de antwoorden van de Hoge Raad op deze vragen niet noodzakelijk zijn voor de voortgang van de zaak. De rechtbank heeft de onderzoekswensen afgewezen en het onderzoek op de terechtzitting voor onbepaalde tijd geschorst, met de instructie aan de raadsman en de officier van justitie om hun verhinderingen voor de periode mei tot en met augustus 2023 binnen 14 dagen in te dienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/132304-22
Tussenbeslissing van 6 februari 2023 van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 1993 te [geboorteplaats01] ,
wonende aan de [adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] .
raadsman mr W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Inleiding

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2023 (hierna: de regiezitting).
Voorafgaand aan de regiezitting zijn de volgende stukken ingediend:
  • een e-mailbericht d.d. 28 december 2022 (
  • een schriftelijke reactie op de onderzoekswensen d.d. 17 januari 2023 van de officier van justitie mr. Luijpen (
  • een emailbericht d.d. 21 januari 2023 van mr. Bos (
Tijdens de regiezitting zijn de onderzoekswensen besproken en hebben de raadsman en de officier van justitie, mr. S.S.S. Heinerman, hun standpunten mondeling nader toegelicht.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn
voorlopig van aard, gelet op de functie die ze hebben binnen deze strafzaak en het moment
waarop ze zijn genomen.
De rechtbank heeft de onderzoekswensen getoetst aan het verdedigingsbelang: is hetgeen is verzocht in redelijkheid van belang in deze strafzaak voor de bespreking en beantwoording van de vragen die voortkomen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

2.Onderzoekswensen

De verdediging heeft verzocht om de officieren van het Landelijk Parket bekend onder [functionariscode01] , [functionariscode02] en [functonariscode01] te horen als getuigen. In dit verband is aangevoerd dat
[functionariscode01] de officier van justitie is onder wiens gezag onderzoek WERL is gestart en – samen met [functionariscode02] – onderzoek Yucca is gestart. De officieren [functionariscode01] en [functionariscode02] hadden het gezag waaronder het onderzoek Argus vervolgens is gestart. Alle drie de officieren hebben de brief van 30 april 2021 ondertekend waarin het Landelijk Parket schrijft dat alle data binnen onderzoek Argus, die afkomstig zijn van SKY-ECC, verstrekt zijn vanuit onderzoek WERL.
De verdediging wenst de officieren vragen te stellen omtrent de volgende onderwerpen:
1. De aard, omvang en tijdsduur van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden door
Frankrijk, België en Nederland voorafgaand aan de beslissing van
17 december 2020, zulks in het bijzonder naar aanleiding van de opmerkingen die hierover in deze beslissingen zijn gemaakt.
2. De aard, omvang en inzet van opsporingsmiddelen die zijn ingezet in het kader van de gesloten JIT-overeenkomst d.d. 13 december 2019 waarbij in het bijzonder
vragen zullen worden gesteld omtrent de ontwikkeling van de interceptietool.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat deze onderzoekswensen moeten worden afgewezen nu dit verzoek onvoldoende is onderbouwd. Zeker nu het rechtmatigheidsgetuigen betreft, had gemotiveerd moeten worden op welk punt van de rechtmatigheid de specifieke getuige bevraagd dient te worden, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt, mede gezien eerdere rechterlijke beslissingen hierover, als
volgt.
In de kern komen de wensen erop neer dat de verdediging de rechtmatigheid van de hack op communicatiedienst SKY-ECC en het gebruik van de daardoor verkregen data in het opsporingsonderzoek tegen de verdachte wil onderzoeken en op die manier de betwisting van de rechtmatigheid nader wil onderbouwen.
De rechtbank is van oordeel dat het in het internationale rechtshulpverkeer geldende
vertrouwensbeginsel (zie het standaardarrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629) met zich brengt dat er vooralsnog van mag worden uitgegaan dat de (SKY-ECC) informatie in Frankrijk, welk land is toegetreden tot het EVRM, rechtmatig is verkregen en aan het Nederlandse openbaar ministerie is verstrekt. Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in beginsel) niet door de Nederlandse rechter getoetst.
Anders dan de verdediging lijkt te (willen) betogen, oordeelt de rechtbank dat het leveren van expertise en/of bijstand bij de ontwikkeling en plaatsing van de interceptietool aan Frankrijk door Nederlandse opsporingsambtenaren vooralsnog niet leidt tot een ander oordeel.
Het openbaar ministerie heeft bij de verstrekte ‘SKY-stukken’ een brief met bijlagen van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 verstrekt, waarin uitleg wordt gegeven over het voegen in Nederlandse onderzoeken van Franse processtukken die ten grondslag liggen aan de inzet van een of meerdere interceptiemiddelen in het Franse onderzoek tegen SKY-ECC. De brief bevat als bijlagen onder meer Franse processtukken en een proces-verbaal van 2 juni 2022. Uit deze stukken blijkt dat de interceptietool in een Frans onderzoek door Franse opsporingsambtenaren is ingezet op de SKY-servers die zich op Frans grondgebied bevonden. Hiervoor was van tevoren door een bevoegde Franse rechter toestemming gegeven. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet aangenomen worden dat hierbij de Franse strafvorderlijke bevoegdheden in acht zijn genomen en ook dat is gehandeld met inachtneming van verdragsrechtelijke bepalingen zoals artikel 6 EVRM. De rechtbank is van oordeel dat met de verstrekking van deze stukken vooralsnog genoegzaam informatie is verschaft over de start van het onderhavige onderzoek met informatie die afkomstig is van SKY-ECC.
Ook op de terechtzitting van 23 januari 2023 heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom aan het vertrouwensbeginsel voorbij moet worden gegaan.
Daarnaast is door het openbaar ministerie een NFI-rapport van 22 juni 2022 verstrekt over de volledigheid en correctheid van de decodering van de SKY-ECC-berichten met de Toolbox methode. De Nederlandse rechter moet controleren of het gebruik van deze informatie in strijd is met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. In dat verband is naar het oordeel van de rechtbank tot nu toe niet aannemelijk geworden dat het gebruik van Franse SKY-ECC-data in het onderhavige onderzoek een inbreuk maakt op het recht van een eerlijk proces.
De rechtbank is aldus van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat de verzochte
getuigen directe relevantie hebben voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten en dat deze niet van belang zijn voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Deze onderzoekswensen worden afgewezen.
Verzoek om aanhouding
Voorts heeft de verdediging verzocht om de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad heeft geantwoord op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door de rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:4797). Deze prejudiciële vragen zien met name op de toepassing en reikwijdte van het hiervoor genoemde vertrouwensbeginsel en zijn gesteld in het kader van een strafzaak waarin het bewijsmateriaal deels bestaat
uit SKY-ECC-berichten (onderzoek Shifter).
Zoals hiervoor reeds is uiteengezet, is de rechtbank vooralsnog van oordeel dat mag worden uitgegaan van het eerdergenoemde vertrouwensbeginsel. De rechtbank gaat op dit moment dan ook niet over tot het aanhouden van de zaak. Mochten de antwoorden van de Hoge Raad op de gestelde prejudiciële vragen aanleiding geven tot herziening van deze voorlopige beslissing in deze strafzaak, dan kunnen de verdediging en/of het openbaar ministerie dit uiteraard opnieuw onder de aandacht van de rechtbank brengen.
Overigens heeft de officier van justitie ter zitting meegedeeld dat de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak kan plaatsvinden einde van het tweede kwartaal/begin derde kwartaal, terwijl het de verwachting is dat de prejudiciële vragen tegen die tijd reeds zijn beantwoord.

3.Beslissing

De rechtbank beslist als volgt:
wijst de onderzoekswensen af;
schorst het onderzoek op de terechtzitting
voor onbepaalde tijd.
De rechtbank verzoekt de raadsman en de officier van justitie om uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van deze tussenbeslissing hun verhinderingen voor de periode mei t/m augustus 2023 in te dienen bij de Verkeerstoren van de rechtbank Rotterdam.
Tegen de nadere terechtzitting dient te worden opgeroepen:
- de verdachte, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan de raadsman.
Deze tussenbeslissing is gewezen door:
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J.J. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Sinon griffier.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat om deze tussenbeslissing mede te ondertekenen.
Deze tussenbeslissing is op 6 februari 2023 per e-mail verstuurd aan de officier van justitie en de raadsman en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de regiezitting van 23 januari 2023.