ECLI:NL:RBROT:2023:10262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
5 november 2023
Zaaknummer
C/10/652797 / HA ZA 23-153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na aanvaring tussen schepen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Excelsior Bulk & Container Vervoer B.V. en Imperial Shipping Services GmbH naar aanleiding van een aanvaring op 29 november 2017. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 30 augustus 2023 vastgesteld dat Excelsior schade heeft geleden door de aanvaring, maar de omvang van deze schade is onderwerp van discussie. Excelsior vorderde schadevergoeding voor reparatiekosten en waardevermindering van het schip 'Excelsior'. Imperial Shipping betwistte de ontvankelijkheid van deze vordering, stellende dat Excelsior het schip aan een derde had verkocht voordat de schade was hersteld, waardoor zij geen recht meer zou hebben op schadevergoeding.

De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Excelsior stelde dat zij schade had geleden omdat zij het schip voor een lagere prijs had moeten verkopen dan mogelijk was geweest zonder de aanvaring. De rechtbank oordeelde echter dat Excelsior onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering tot schadevergoeding wegens waardevermindering. De rechtbank concludeerde dat Excelsior geen kosten van reparatie had gemaakt en dat de verkoop van het schip in niet-gerepareerde staat had plaatsgevonden, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de aanvaring een nadelige invloed op de koopprijs had gehad.

De rechtbank heeft de vordering van Excelsior tot schadevergoeding afgewezen, maar heeft wel een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Imperial Shipping werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank verklaarde dat Imperial Shipping volledig schuld had aan de aanvaring en legde verschillende vergoedingen op, waaronder eigenaarskosten, helling- en overige kosten, en expertisekosten. Dit vonnis is op 8 november 2023 uitgesproken door de rechters C. Sikkel, M. Witkamp en S.H.L. Niessen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/652797 / HA ZA 23-153
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXCELSIOR BULK & CONTAINER VERVOER B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
advocaat mr. P.E. van Dam te Zwolle,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
IMPERIAL SHIPPING SERVICES GMBH,
gevestigd te Duisburg, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. D.J.C. van Bemmel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Excelsior en Imperial Shipping genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 augustus 2023 (hierna: het tussenvonnis);
  • het door de advocaat van Excelsior op 14 september 2023 om 13:19 uur aan de rechtbank verzonden e-mailbericht;
  • het door de advocaat van Imperial Shipping op 14 september 2023 om 15:32 uur aan de rechtbank verzonden e-mailbericht;
  • het door de advocaat van Excelsior op 14 september 2023 om 15:45 uur aan de rechtbank verzonden e-mailbericht;
  • de brief van de rechtbank aan de advocaten van Excelsior en Imperial Shipping van 21 september 2023.
1.2.
De rechtbank heeft door een organisatorische fout bij de totstandkoming van het tussenvonnis geen acht geslagen op de door Excelsior genomen antwoordakte van 3 mei 2023, met producties 26 en 27, en op de door Imperial Shipping genomen antwoordakte van 30 mei 2023. De rechtbank heeft dit bij brief van 21 september 2023 kenbaar gemaakt en aan partijen bericht dat zij met inachtneming van de antwoordaktes van 3 en 30 mei 2023:
  • a) zal oordelen over het in r.o. 2.8 van het tussenvonnis bedoelde verweer van Imperial Shipping,
  • b) zal aangeven of de overige inhoud van de antwoordaktes voor de rechtbank al dan niet aanleiding is om terug te komen van in het tussenvonnis gegeven overwegingen/beslissingen, en, zo ja,
  • c) partijen in de gelegenheid zal stellen zich daarover uit te laten.
1.3.
Ook bovengenoemde antwoordakte van Excelsior , met producties 26 en 27, en bovengenoemde antwoordakte van Imperial Shipping maken derhalve deel uit van de processtukken in deze zaak.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De zaak is bij tussenvonnis naar de rol verwezen om Excelsior in de gelegenheid te stellen bij akte te reageren op het in 2.8 van het tussenvonnis vermelde verweer.
2.2.
Dat verweer luidt als volgt. Imperial Shipping voert aan dat Excelsior de “Excelsior” aan een Roemeense vennootschap heeft geleverd op 13 september 2022 en dat Excelsior daarom niet meer ontvankelijk is in haar vordering tot vergoeding van de reparatiekosten. Volgens Imperial Shipping is de door Excelsior gevorderde cascoschade aan de “Excelsior” niet gerepareerd voordat levering plaatsvond. Het is alleszins aannemelijk dat de cascoschade is ‘meeverkocht’ aan de Roemeense koper. Imperial Shipping stelt in dit verband dat Excelsior geen waardevermindering vordert maar cascoschade en dat Excelsior terzake geen vorderingsrecht meer heeft.
2.3.
Excelsior is (of was) in randnummers 3-8 van haar antwoordakte al ingegaan op het hiervoor in 2.2 genoemde verweer van Imperial Shipping. Excelsior stelt dat zij wel vorderingsgerechtigd is en schade heeft geleden omdat zij op het moment van aanvaring nadeel lijdt, welk nadeel gelijk is aan de waardevermindering ten tijde van de beschadiging. Volgens Excelsior zou zij een niet door de aanvaring beschadigd schip tegen een hogere prijs hebben kunnen verkopen. Zij kiest voor een abstracte wijze van schadevaststelling die is te begroten op de reparatiekosten. Met inachtneming van die stellingen en van de hiervoor in 1.2 genoemde antwoordakte van Imperial Shipping oordeelt de rechtbank als volgt.
2.4.
Excelsior heeft de door Imperial Shipping aangevoerde verkoop van de “Excelsior” niet betwist, zodat die verkoop vast staat. Datzelfde geldt voor de stelling van Imperial Shipping dat de cascoschade aan de “Excelsior” niet is gerepareerd voorafgaande aan de levering aan de Roemeense vennootschap (koper).
2.5.
Excelsior wijzigt de grondslag van haar eis in zoverre dat zij nu schadevergoeding vordert wegens waardevermindering. Excelsior heeft alleen (bloot) gesteld dat zij de “Excelsior” voor een lagere prijs heeft verkocht dan de prijs waarvoor zij het schip had kunnen verkopen als de aanvaring niet had plaatsgevonden. Excelsior heeft dit verder niet toegelicht of met stukken onderbouwd. Daarmee heeft Excelsior onvoldoende feitelijk uitgewerkt dat sprake is van waardevermindering.
2.6.
Bij zaakbeschadiging kan in beginsel een abstracte wijze van schadeberekening worden toegepast, waarbij niet van belang is of de zaak daadwerkelijk is gerepareerd. De schade is gelijk aan de waardevermindering van de zaak en bedraagt de naar objectieve maatstaven berekende kosten van herstel. In deze zaak kan echter niet worden vastgesteld dat Excelsior onafhankelijk van enige reparatie schade heeft geleden ter grootte van het bedrag waarop de reparatiekosten moeten worden gesteld. In dit geval staat vast dat Excelsior geen kosten van reparatie heeft gemaakt. Vanwege bovengenoemde verkoop en levering van de “Excelsior” bestaat voor Excelsior ook geen mogelijkheid meer tot reparatie. Excelsior heeft de “Excelsior” in niet-gerepareerde staat verkocht, waarbij niet kan worden vastgesteld dat de beschadiging door de aanvaring een nadelige invloed op de koopprijs heeft gehad. Onder die omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat Excelsior schade heeft geleden ter zake van waardevermindering van de “Excelsior”.
2.7.
De (na de eisvermindering) door Excelsior gevorderde reparatiekosten dan wel schadevergoeding wegens waardevermindering (van € 18.085,00) zullen dan ook worden afgewezen.
2.8.
De overige inhoud van de antwoordaktes is voor de rechtbank geen aanleiding om terug te komen van in het tussenvonnis gegeven overwegingen en beslissingen.
2.9.
Excelsior maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en heeft gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Imperial Shipping heeft dit niet betwist. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank van de na de eisvermindering gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.179,08 een bedrag van € 546,25 ((18.720,41/40.408,01) x 1.179,08) zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
2.10.
Imperial Shipping wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten aan de zijde van Excelsior worden tot aan deze uitspraak begroot op:
dagvaardingskosten € 83,38
griffierecht € 495,32 ((18.720,41/156.130,95) x 4.131,00)
salaris advocaat € 1.794,00 (3 punten in liquidatietarief II)
Totaal € 2.372,70.
Tegen de over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat deze zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum is bepaald.
2.11.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853) leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de gevorderde nakosten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat Imperial Shipping volledig schuld heeft aan de aanvaring die op 29 november 2017 op het Amsterdam-Rijnkanaal heeft plaatsgevonden tussen het ms. "Excelsior" en (de voorste duwbak van) het door de duwboot "Herkules II" voortbewogen duwverband;
3.2.
veroordeelt Imperial Shipping tot betaling aan Excelsior van een bedrag van
€ 4.500,-- aan eigenaarskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt Imperial Shipping tot betaling aan Excelsior van een bedrag van
€ 9.000,-- aan helling- en overige kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt Imperial Shipping tot betaling aan Excelsior van een bedrag van
€ 5.220,41 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt Imperial Shipping tot betaling aan Excelsior van een bedrag van
€ 546,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
3.6.
veroordeelt Imperial Shipping in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Excelsior zijn begroot op € 2.372,70, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
3.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, mr. M. Witkamp en mr. S.H.L. Niessen en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
901/1573/2054/3261