ECLI:NL:RBROT:2023:7699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/652797 / HA ZA 23-153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schade als gevolg van aanvaring tussen schepen

In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenvonnis, heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Excelsior Bulk & Container Vervoer B.V. en Imperial Shipping Services GmbH. De rechtbank beoordeelt de aard en omvang van de schade die is ontstaan door een aanvaring. De eiser, Excelsior, heeft een eisvermindering ingediend en vordert een schadevergoeding van in totaal € 42.744,32, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aansprakelijkheid voor de aanvaring volledig bij Imperial Shipping ligt, zoals eerder geoordeeld in het tussenvonnis. De rechtbank heeft de vorderingen van Excelsior, waaronder reparatiekosten, eigenaarskosten, helling- en overige kosten, en expertisekosten, beoordeeld en toegewezen. De rechtbank heeft ook de procedure voortgezet door Excelsior de gelegenheid te geven te reageren op een verweer van Imperial Shipping over de ontvankelijkheid van de vordering. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/652797 / HA ZA 23-153
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXCELSIOR BULK & CONTAINER VERVOER B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
advocaat mr. P.E. van Dam te Zwolle,
tegen
de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
IMPERIAL SHIPPING SERVICES GMBH,
gevestigd te Duisburg, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. D.J.C. van Bemmel te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Excelsior en Imperial Shipping genoemd worden.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte na tussenvonnis, ook houdende vermindering van eis van Excelsior, met productie 25;
  • de akte uitlating schadeomvang van Imperial Shipping, met producties 13 tot en met 17.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

inleiding

2.1.
In het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door beide partijen als vermeld in r.o. 4.28 van het tussenvonnis. Die rechtsoverweging luidt als volgt:
Partijen hebben ter zitting verklaard dat in dit stadium het geschil dient te worden beperkt tot de vraag naar aansprakelijkheid. De rechtbank komt daarom in dit vonnis niet toe aan beoordeling van de schadeomvang. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor (gelijktijdige) akte door partijen, waarin zij zich kunnen uitlaten over de voortgang van de procedure en over de vraag of de rechtbank nog een oordeel dient te geven over de schadeomvang. De rechtbank verzoekt partijen hierover voorafgaand aan het nemen van de akte overleg met elkaar te voeren. Indien één, danwel beide partijen, de rechtbank verzoekt een oordeel te vellen over de schadeomvang, zal Excelsior zich vervolgens bij akte nader mogen uitlaten over de schadeomvang en zal Imperial Shipping daarop bij antwoordakte mogen reageren.
2.2.
Uit de hiervoor onder 1.1 vermelde aktes (en bijbehorende producties) van partijen volgt dat Excelsior en Imperial Shipping na het tussenvonnis zijn overeengekomen om de cascoschade buitengerechtelijk te laten vaststellen en dat die afspraak uiteindelijk heeft geresulteerd in een in oktober 2022 opgemaakt rapport van een deskundigenpanel onder voorzitterschap van [naam 1] , een derde-deskundige, van MTTC B.V. (hierna: het deskundigenrapport). Excelsior heeft dit deskundigenrapport als productie 25 in het geding gebracht.
de eisvermindering
2.3.
De verminderde eis van Excelsior luidt als volgt:
Dat het de rechtbank behage bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. gedaagde te veroordelen om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 42.744,32, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
een bedrag van € 18.085,00 (de reparatiekosten) vanaf 30 november 2017 althans 12 maart
2019 althans de dag van dagvaarding althans de dag van het in dezen te wijzen vonnis;
een bedrag van € 24.659,32 (de overige posten) vanaf de dag van dagvaarding althans de dag van het in dezen te wijzen vonnis,
alles tot de dag van de algehele voldoening;
b. gedaagde te veroordelen om aan eiseres te betalen de kosten van deze procedure, de kosten van de deurwaarder daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van € 173 zonder betekening en verhoogd met € 90 in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening
van de proces- en nakosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
de verklaring voor recht betreffende de schuld van Imperial Shipping aan de aanvaring
2.4.
De rechtbank vat deze eisvermindering zo op dat Excelsior de onder a. gevorderde verklaring voor recht betreffende schuld van Imperial Shipping aan de aanvaring (zie tussenvonnis onder 3.1 en onder a) niet heeft prijsgegeven. Omdat de rechtbank in het tussenvonnis heeft geoordeeld dat Imperial Shipping volledig schuld heeft aan de aanvaring wordt deze vordering in die zin toegewezen.
de resterende schadeposten
2.5.
Het door Excelsior thans nog gevorderde totaalbedrag van € 42.744,32 bestaat uit de volgende schadeposten:
  • i) € 18.085,00 aan reparatiekosten
  • ii) € 4.500,00 aan eigenaarskosten
  • iii) € 11.500,00 aan helling- en overige kosten
  • iv) € 6.323,01 aan expertisekosten
  • v) € 2.336,31 aan buitengerechtelijke kosten.
de reparatiekosten
2.6.
In het deskundigenrapport is de kostprijs voor het herstellen van de materiële schade aan de “Excelsior” die het gevolg is van de aanvaring bepaald op € 18.085,00. Partijen hebben zich hierbij aangesloten. Zo merkt Excelsior op dat zij geen reden ziet om de door de drie deskundigen getrokken conclusies met betrekking tot de omvang van de aan de aanvaring toe te schrijven schade aan de “Excelsior” aan te vechten of te becommentariëren en dat zij de conclusies van de deskundigen dus aanvaardt. De omvang van de reparatiekosten is dus niet in geschil (randnr. 6 en 8 akte na tussenvonnis).
2.7.
Als gesteld door Excelsior en niet betwist door Imperial Shipping is vast komen te staan dat Excelsior de “Excelsior” in 2022 heeft verkocht aan een Roemeense vennootschap.
2.8.
In randnummers 6-10 van haar akte voert Imperial Shipping aan dat Excelsior de “Excelsior” aan deze Roemeense vennootschap heeft geleverd op 13 september 2022 en dat Excelsior daarom niet meer ontvankelijk is in haar vordering tot vergoeding van de reparatiekosten. Volgens Imperial Shipping is de door Excelsior gevorderde cascoschade aan de “Excelsior” niet gerepareerd voordat levering plaatsvond. Het is alleszins aannemelijk dat de cascoschade is ‘meeverkocht’ aan de Roemeense koper. Imperial Shipping stelt in dit verband dat Excelsior geen waardevermindering vordert maar cascoschade en dat Excelsior terzake geen vorderingsrecht meer heeft.
2.9.
De verkoop van de “Excelsior” is een recente ontwikkeling waar Imperial Shipping eerder in deze zaak niet bekend mee kon zijn. Daarom acht de rechtbank het hiervoor in r.o. 2.8 genoemde verweer van Imperial Shipping niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
2.10.
Omdat Excelsior nog niet heeft kunnen reageren op het onder 2.8 vermelde verweer van Imperial Shipping dat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar cascoschadevordering, wordt de zaak naar de rol verwezen om Excelsior in de gelegenheid te stellen om bij akte te reageren op randnummers 6-10 van de akte van Imperial Shipping.
de eigenaarskosten
2.11.
Excelsior onderbouwt deze kosten door verwijzing naar randnummer 13 van de dagvaarding, naar randnummer 13 van haar spreekaantekeningen en naar haar productie 22. Eén en ander houdt het volgende in. De post ‘eigenaarskosten’ bestaat uit een vergoeding voor de tijd die Excelsior (haar bestuurder [naam 2] en de twee bemanningsleden van de “Excelsior", [naam 3] en [naam 4] ) aan de gevolgen van de aanvaring heeft moeten besteden. Uitgaande van een uurtarief van € 90,00 per persoon en een kilometervergoeding van € 0,30 per km leidt dat op grond van de in productie 22 vermelde posten tot een totaalbedrag van € 4.567,80, redelijkerwijs afgerond op € 4.500,00.
2.12.
Excelsior gaat in haar akte nog nader in op de redelijkheid van deze kosten. Volgens Excelsior zouden deze kosten zonder de aanvaring niet zijn gemaakt. De tijd die Excelsior via haar bestuurder [naam 2] als gevolg van de aanvaring noodgedwongen aan de afwikkeling daarvan heeft moeten besteden zou immers zonder de aanvaring niet ‘negatief’, in de vorm van schadeafwikkeling en alles wat daarbij komt kijken, zoals overleggen met onder andere experts en de verzekeraar, besteed zijn, maar ‘positief’, in de vorm van werkzaamheden gericht op de bestendige -en winstgevende exploitatie van de “Excelsior”.
2.13.
Imperial Shipping voert als verweer tegen deze vordering primair het volgende aan. De door Excelsior als productie 22 in het geding gebrachte factuur is geen geldige factuur. In het document zijn geen datum, factuurnummer en BTW-nummer
van de factuursteller vermeld en ook geen betalingsgegevens. Door Excelsior is niet gesteld dat de gevorderde kosten aan [naam bedrijf] zijn voldaan. Excelsior heeft aldus te weinig gesteld dat de eigenaarskosten als schade zijn geleden. Voor zover de opgevoerde kosten tot de aanvaringsschade zouden behoren, dan is [naam bedrijf] vorderingsgerechtigd en niet Excelsior. Over cessie of lastgeving ter zake van deze kosten is immers niets gesteld. Excelsior is primair niet-ontvankelijk
in haar vordering.
Als subsidiair verweer voert Imperial Shipping het volgende aan. Excelsior heeft zich na de rapportage van [naam 5] van 5 december 2017 ingespannen om een niet bestaande vordering vorm te geven/te bewijzen. Dat is geen schade van Excelsior. Tot en met 5 december 2017 blijven acht uren over. Dat is een aantal uren dat in verhouding staat tot de omvang van de cascoschade en behoort tot de reguliere werkzaamheden van de exploitant van een schip, zeker nu een wettelijke grondslag voor schadevergoeding niet of niet voldoende is gesteld en niet kan worden vastgesteld of de vordering aan de eisen van de dubbele redelijkheidstoets voldoet.
2.14.
Deze verweren van Imperial Shipping vormen een nadere toelichting op wat Imperial Shipping al had aangevoerd in randnummer 55 van haar conclusie van antwoord, waarop Excelsior al heeft kunnen reageren.
2.15.
Met deze vordering inzake ‘eigenaarskosten’ vordert Excelsior kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Intern gemaakte bedrijfskosten, in de vorm van eigen deskundige medewerkers aan de zaak bestede tijd, komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Dit geldt ook voor kosten die zien op de reguliere werktijd van medewerkers (HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:874, NJ 2022/228).
2.16.
Niet in geschil is dat [naam 2] als bestuurder werkzaam is bij Excelsior en dat hij met twee bemanningsleden tijd heeft besteed aan de vaststelling van schade en aansprakelijkheid in verband met de aanvaring. De rechtbank gaat niet mee met het betoog van Imperial Shipping over de ongeldige factuur. Productie 22 bevat, zoals Excelsior reeds naar voren heeft gebracht in randnummer 13 van de dagvaarding, een specificatie van de aan deze zaak bestede tijd. Nu de personen aan de zijde van Excelsior zich hebben bezig gehouden met deze zaak en zij deze tijd niet aan andere werkzaamheden hebben kunnen besteden, komen de kosten die daarmee verband houden voor vergoeding in aanmerking. Het is daarbij niet relevant of de gevorderde kosten aan [naam bedrijf] zijn voldaan.
2.17.
Dat achteraf gezien het deskundigenpanel tot dezelfde conclusie komt als expert [naam 5] , maakt niet dat Excelsior na het uitbrengen van het expertiserapport van [naam 5] bekend was met de structurele tekortkomingen van het casco en dat de nadien door genoemde personen bestede tijd redelijkerwijs niet noodzakelijk was. Dat niet geheel eenduidig was aan welke oorzaak de vervormingen konden worden toegeschreven, blijkt ook al daaruit dat de experts van JP Survey en EOC Expertise tot andere bevindingen kwamen. Het subsidiaire verweer van Imperial Shipping kan niet slagen.
2.18.
Daarmee ligt bovengenoemd gevorderd bedrag van € 4.500,00 ter zake van de gevorderde eigenaarskosten voor toewijzing gereed.
de helling- en overige kosten
2.19.
De hellingkosten waarvan Excelsior vergoeding vordert, bedragen € 2.500.00. Ter onderbouwing hiervan heeft Excelsior als productie 20 bij dagvaarding een factuur van 17 maart 2020 van Scheepswerf Kooiman Hoebee ad € 2.500,00 exclusief btw in het geding gebracht. Deze hellingkosten zouden zijn ontstaan om het op 13 maart 2020 door expert [naam 6] (Doldrums) in opdracht van Imperial Shipping uitgevoerde onderzoek aan de “Excelsior” mogelijk te maken. In haar akte heeft Imperial Shipping aangegeven dat deze kosten redelijk zijn. Zij zullen dan ook worden toegewezen.
2.20.
Het resterende gedeelte van € 9.000,00 ziet op netto-vrachtinkomsten die Excelsior zou zijn misgelopen omdat de “Excelsior” als gevolg van genoemd onderzoek 4,5 dag lang niet bedrijfsmatig kon worden ingezet. Vanwege dit onderzoek moest de “Excelsior" heen varen naar de werf te Dordrecht vanaf de losplek te Amsterdam en daarna weer terug naar Amsterdam. Daarnaast nam het onderzoek een dag in beslag.
2.21.
Ter onderbouwing van de hoogte van haar dagelijkse netto-vrachtinkomsten heeft Excelsior als productie 9 bij dagvaarding een overzicht in het geding gebracht betreffende de periode september 2017-oktober 2018. Zoals Imperial Shipping terecht opmerkt, volgt uit dit overzicht niet een daggemiddelde van € 2.341,62 maar van € 2.318,49. Als gebruikelijke gemiddelde netto-dagomzet komt laatstgenoemd bedrag Imperial Shipping niet onaannemelijk voor, zo voert zij aan in haar akte. Imperial Shipping voert echter wel verweer tegen vergoeding van de tijdverlet schade aan Excelsior maar daar gaat de rechtbank aan voorbij. Imperial Shipping heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat de “Excelsior” voor 4,5 dag niet bedrijfsmatig kon worden ingezet vanwege het op verzoek van Imperial Shipping uitgevoerde onderzoek. In dit kader is ook van belang dat Imperial Shipping heeft erkend dat zij ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek met Excelsior was overeengekomen dat zij tot een bedrag van circa € 10.000,00 als tijdverlet schade en werfkosten zou vergoeden. Met deze afspraak verhoudt zich niet dat Imperial Shipping nu aanvoert dat Excelsior geen recht zou hebben op tijdverlet schade nu zij een ‘gat’ in haar planning heeft benut voor het onderzoek en dus van tijdverlet geen sprake zou zijn.
2.22.
De rechtbank stelt vast dat wanneer bovengenoemd gevorderd bedrag van
€ 9.000,00 gedeeld wordt door het daggemiddelde van € 2.318,49, dat een aantal dagen oplevert van – afgerond – 3,88, minder derhalve dan bovengenoemde periode van 4,5 dag gedurende welke periode volgens Excelsior de “Excelsior” niet bedrijfsmatig kon worden ingezet. Nu Excelsior haar vordering tot € 9.000,00 heeft beperkt, is dit bedrag toewijsbaar ter zake van de door Excelsior misgelopen netto-vrachtinkomsten.
de expertisekosten
2.23.
Dit bedrag aan gevorderde expertisekosten is gelijk aan het totaalbedrag (exclusief btw) van de door Excelsior als producties 17, 18 en 19 in het geding gebrachte facturen. Productie 17 betreft een factuur van [naam 5] (hierna: [naam 5] ) van 28 februari 2018 van € 1.102,60. Productie 18 betreft een factuur van JP Survey van 6 november 2018 van € 1.970,41 exclusief btw. Productie 19 betreft een factuur van EOC Expertise van 12 december 2018 van € 3.250,00.
2.24.
Imperial Shipping erkent de factuur van [naam 5] van € 1.102,60 verschuldigd te zijn.
2.25.
Imperial Shipping betwist echter dat zij ook betaling verschuldigd is van de andere twee facturen.
2.25.1.
Primair doet Imperial Shipping in dit verband een beroep op de dubbele- redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW. Volgens Imperial Shipping is het totaalbedrag van die twee facturen, € 5.220,41, namelijk zowel gezien de aanleiding om ze te maken als vanwege de omvang van deze kosten in verhouding tot het bedrag van de cascoschade, niet redelijk. Excelsior behoorde immers te weten, aldus Imperial Shipping, dat de vaststellingen van de expertise-onderzoeken door JP Survey en EOC Expertise niet zouden zien op schade uit de onderhavige aanvaring en dus ook dat Excelsior de kosten van die onderzoeken redelijkerwijs niet van Imperial Shipping zou kunnen vorderen.
2.25.2.
Subsidiair doet Imperial Shipping een beroep op eigen schuld van Excelsior. Daarmee beoogt Imperial Shipping een (algehele) vermindering van het bedrag dat zij ter zake van de hier aan de orde zijnde expertisekosten aan Excelsior verschuldigd is.
2.26.
In het hiervoor in r.o. 2.2 genoemde, in oktober 2022 tot stand gekomen, rapport van het deskundigenpanel onder leiding van [naam 1] is geconstateerd – samengevat – dat een groot gedeelte van de schade (waargenomen vervormingen) aan de “Excelsior” niet was veroorzaakt door de aanvaring maar het gevolg was van diverse structurele tekortkomingen van het casco van de “Excelsior”. De wél door de aanvaring veroorzaakte schade is in dit deskundigenrapport, met indexering (prijspeil september 2022), begroot op € 18.085,00, een veel lager bedrag derhalve dan het in deze zaak aanvankelijk door Excelsior begrote reparatiekostenbedrag van € 82.292,30.
2.27.
Gelet op het bovenstaande rijst de volgende vraag:
Behoorde Excelsior al ten tijde van haar expertise-onderzoekopdrachten aan JP Survey en EOC Expertise bekend te zijn met deze structurele tekortkomingen van het casco van de “Excelsior” én, zo ja, behoorde Excelsior ervan uit te gaan dat een aanzienlijk gedeelte van de na de aanvaring aanwezige cascoschade aan de “Excelsior” niet het (directe) gevolg was van de aanvaring maar van deze structurele tekortkomingen?
2.28.
Na de aanvaring heeft de belanghebbende verzekeraar van de “Excelsior”, EOC, een schade-expert van [naam 5] aangesteld. Op 30 november 2017 en 5 december 2017 heeft de schade-expert van [naam 5] de “Excelsior” bezocht. Uit haar expertiserapport dat zij vervolgens heeft opgemaakt blijkt dat [naam 5] de vervormingen van het casco van de “Excelsior” niet wijt aan de aanvaring maar uitsluitend aan constructiefouten. Na de aan [naam 5] verstrekte expertise-opdracht zijn door Excelsior ook nog expertise-opdrachten verstrekt aan JP Survey en EOC Expertise. Deze twee expertisebureaus komen tot andere bevindingen dan [naam 5] . Zo is naar het oordeel van deze twee expertisebureaus – zakelijk weergegeven - een aanzienlijk gedeelte van de vervormingen van het casco van de “Excelsior” te wijten aan de aanvaring.
2.29.
De omstandigheid dat de experts op het punt van de oorzaak van de schade aan het casco van de “Excelsior” zozeer van mening met elkaar verschillen is voor partijen aanleiding geweest om de cascoschade buitengerechtelijk te laten vaststellen door het deskundigenpanel onder voorzitterschap van [naam 1] ,. Dit deskundigenpanel komt tot dezelfde conclusie als expert [naam 5] , namelijk dat de vervormingen van het casco van de “Excelsior” niet te wijten zijn aan de aanvaring maar uitsluitend aan constructiefouten.
2.30.
Net als bij het subsidiaire verweer ten aanzien van de eigenaarskosten, redeneert Imperial Shipping met de wetenschap van achteraf dat Excelsior al ten tijde van haar onderzoeksopdrachten aan JP Survey en EOC Expertise bekend was met de structurele tekortkomingen van het casco en dat Excelsior de kosten van die onderzoeken redelijkerwijs niet van Imperial Shipping kan vorderen. Uit het feit dat de experts van JP Survey en EOC Expertise tot andere bevindingen kwamen, volgt reeds dat het niet voor de hand lag. De rechtbank gaat dan ook niet mee met het standpunt van Imperial Shipping dat Excelsior behoorde te weten dat de vaststellingen van de expertise-onderzoeken door JP Survey en EOC Expertise niet zien op schade uit de onderhavige aanvaring. Ook het subsidiaire beroep op eigen schuld kan om dezelfde redenen niet slagen. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het totaalbedrag van € 5.220,41 van de facturen van JP Survey en EOC Expertise voor vergoeding in aanmerking komt.
voor het overige
2.31.
Bij de begroting van de verschuldigde buitengerechtelijke kosten en proceskosten zal worden uitgegaan van het toegewezen en dus niet van het aanvankelijk gevorderde schadebedrag.
2.32.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
27 september 2023om Excelsior in de gelegenheid te stellen bij akte te reageren op het in 2.8 vermelde verweer in randnummers 6-10 van de akte uitlating schadeomvang van Imperial Shipping, waarna de zaak in beginsel naar de rol wordt verwezen voor vonnis;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, mr. M. Witkamp en mr. S.H.L. Niessen en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
901/1573/2054/3261