ECLI:NL:RBROT:2023:10015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/3687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen boete voor overtreding van de Wet dieren niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 28 juni 2022, waarbij haar bezwaar tegen een boete voor een overtreding van de Wet dieren niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. F.Th.M. Peters, heeft op 29 december 2021 een bezwaarschrift per e-mail verzonden, maar verweerder, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft dit bezwaar niet ontvangen. De rechtbank heeft op 18 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank concludeert dat de verzending van het bezwaarschrift niet is aangetoond, en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank oordeelt dat eiseres in verzuim is geweest door niet tijdig navraag te doen over de ontvangst van het bezwaarschrift. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 28 juni 2022 waarbij haar bezwaar tegen een boete voor een overtreding van de Wet dieren niet-ontvankelijk is verklaard.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Met het primaire besluit van 19 november 2021 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren. In dit besluit staat dat binnen zes weken na verzending van het besluit een bezwaarschrift kan worden ingediend en dat dit bij voorkeur via e-mail kan worden verzonden naar nvwabezwaarenberoep@nvwa.nl, maar ook per post.
2.2.
De bezwaartermijn eindigde in dit geval op 31 december 2021.
2.3.
Eiseres stelt dat haar gemachtigde op 29 december 2021 om 15.26 uur een e-mail naar nvwabezwaarenberoep@nvwa.nl en naar bbb@nvwa.nl heeft verzonden waarin een bezwaarschrift tegen het boetebesluit van 19 november 2021 als bijlage is bijgevoegd. Deze e-mail was in CC ook gericht aan twee e-mailadressen van het kantoor van de gemachtigde van eiseres en aan een e-mailadres van de zijde van eiseres.
2.4.
Op 5 april 2022 is vanuit het kantoor van de gemachtigde van eiseres de mail ‘bezwaarschrift boetezaak’ doorgestuurd (geforward) naar nvwabezwaarenberoep@nvwa.nl waarin wordt aangegeven dat nog geen besluit is ontvangen op het bezwaarschrift en wordt gevraagd naar de actuele stand van zaken in het dossier. Hierop wordt een foutmelding door het kantoor ontvangen met het bericht dat de e-mail niet is afgeleverd. Het kantoor heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met de NVWA en het e-mailbericht en de foutmelding doorgestuurd naar een ander e-mailadres van de NVWA.
2.5.
Op 14 april 2022 is vanuit het kantoor van de gemachtigde van eiseres opnieuw een e-mail gestuurd naar nvwabezwaarenberoep@nvwa.nl met dezelfde tekst als in het eerste bericht van 5 april 2022. Bij dit bericht is ook het bezwaarschrift als bijlage bijgevoegd. Bij brief van 20 april 2022 heeft verweerder de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd, per 14 april 2022.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verweerder vindt dat eiseres in beginsel de verzending van het bezwaarschrift op 29 december 2021 per e-mail wel aannemelijk heeft gemaakt, maar vindt dat het vermoeden dat verweerder het bericht ook heeft ontvangen, door verschillende omstandigheden wordt ontzenuwd. Verweerder wijst erop dat medewerkers die de twee betreffende e-mailadressen van de NVWA beheren hebben verklaard dat zij het betreffende e-mailbericht niet hebben ontvangen en dat de ICT-afdeling van de NVWA ook heeft bevestigd dat het e-mailbericht van eiseres niet is ontvangen. Pas bij e-mailbericht van 14 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ontvangen en die termijnoverschrijding vindt verweerder niet verschoonbaar. Uit de stelling van eiseres dat zij geen foutmelding heeft ontvangen kan niet worden afgeleid dat verweerder de e-mail van eiseres op 29 december 2021 heeft ontvangen. Bovendien heeft eiseres geen ontvangstbevestiging gekregen. Daarbij merkt verweerder op dat eiseres wordt bijgestaan door een professioneel gemachtigde die vaker per e-mail met de NVWA correspondeert en dat ook de website van de NVWA vermeldt dat na het indienen van een bezwaarschrift een ontvangstbevestiging wordt gestuurd. De gemachtigde van eiseres heeft na het e-mailbericht van 29 december 2021 en het niet ontvangen van een ontvangstbevestiging niet tijdig nagevraagd of het bezwaarschrift was ontvangen, aldus verweerder in het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat haar gemachtigde op 29 december 2021 om 15.26 uur het bezwaarschrift heeft verstuurd naar de e-mailadressen nvwabezwaarenberoep@nvwa.nl en bbb@nvwa.nl. Haar gemachtigde heeft geen foutmelding ontvangen waaruit zou blijken dat het bericht niet is verzonden. Zowel de interne ICT-afdeling van de gemachtigde van eiseres als de externe provider DWE geven aan dat het e-mailbericht is verzonden. Bovendien hebben alle personen aan wie het e-mailbericht in CC of BC is verstuurd, deze wel ontvangen. Aanvullend heeft eiseres dossiernotities (uit haar administratie) overgelegd. De kans is aannemelijk dat de oorzaak van het niet ontvangen van het bezwaarschrift aan de kant van de NVWA gelegen is, dan wel dat het bericht tussen eiseres en de NVWA in het ongerede is geraakt. Eiseres verwijst naar de uitspraak ECLI:NL:RBROT:2018:9981. Eiseres mocht erop vertrouwen dat het bezwaarschrift binnen de termijn was ontvangen en het is onredelijk om de verstrekkende gevolgen van de gestelde termijnoverschrijding voor rekening van eiseres te laten komen, aldus eiseres.
6.1.
Op grond van artikel 2:17, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt. In de Memorie van Toelichting op dit artikel [1] staat dat het risico van het gebruik van de elektronische weg in beginsel bij de verzender ligt en dat de omstandigheid dat een bericht op een bepaald tijdstip is verzonden, nog niet zegt dat het de geadresseerde ook (ongeschonden) heeft bereikt. Dit brengt mee dat, als door de geadresseerde wordt gesteld dat de verzonden e-mail niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender de verzending van de e-mail aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde het vermoeden dat de e-mail de geadresseerde heeft bereikt te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat de geadresseerde aannemelijk maakt dat de e-mail niet is ontvangen. Voldoende is dat op grond van wat hij aanvoert de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld [2] .
6.2.
Niet in geschil is dat eiseres de verzending van de e-mail op 29 december 2021 in beginsel aannemelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder evenwel de ontvangst van de e-mail afdoende ontzenuwd. Verweerder heeft namelijk navraag gedaan bij de medewerkers die de e-mailadressen van de NVWA beheren waarnaar eiseres stelt de e-mail te hebben verzonden, en daaruit bleek dat de betreffende e-mail van de gemachtigde van eiseres niet in de postvakken van deze e-mailadressen is ontvangen. Verweerder heeft dit ook met e-mailberichten van deze medewerkers onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder de ICT-afdeling van de NVWA gevraagd onderzoek te doen en daaruit bleek eveneens dat er geen e-mail van de gemachtigde van eiseres is ontvangen bij de NVWA op 29 december 2021 omstreeks 15.26 uur. De ICT-afdeling heeft bovendien nog gezocht op alle ontvangen e-mailberichten van de gemachtigde van eiseres van 28 december 2021 tot 31 december 2021 en dit gaf twee resultaten van berichten die wel van de gemachtigde van eiseres waren ontvangen, maar deze hadden geen betrekking op deze zaak. Ook de resultaten van het onderzoek van de ICT-afdeling van de NVWA heeft verweerder met stukken onderbouwd. Gelet op het voorgaande moet redelijkerwijs worden betwijfeld dat verweerder het e-mailbericht met het bezwaarschrift op 29 december 2021 heeft ontvangen. Weliswaar heeft de gemachtigde van eiseres gesteld dat zijn interne ICT-afdeling evenals zijn provider hebben bevestigd dat het e-mailbericht wel is verzonden, maar hij heeft dit niet (zoals verweerder wel heeft gedaan) met stukken onderbouwd. Ook heeft de gemachtigde van eiseres geen stuk overgelegd waaruit blijkt dat het bezwaarschrift volgens het e-mailprogramma van de gemachtigde daadwerkelijk is verzonden naar de betreffende e-mailadressen van de NVWA. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het bezwaarschrift niet eerder dan op 14 april 2022, dus na afloop van de bezwaartermijn, door verweerder is ontvangen.
6.3.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is er evenwel geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daartoe vindt de rechtbank van belang dat eiseres zich heeft laten bijstaan door een professioneel rechtsbijstandverlener die veelvuldig bezwaarprocedures bij de NVWA heeft gevoerd. De gemachtigde mag er daarom bekend mee worden verondersteld dat binnen één tot enkele dagen de NVWA een ontvangstbevestiging stuurt als een bezwaarschrift is ontvangen. De gemachtigde van eiseres heeft echter geen ontvangstbevestiging ontvangen op het gestelde e-mailbericht van 29 december 2021. Desondanks heeft de gemachtigde van eiseres pas op 5 april 2021, meer dan drie maanden later, bij de NVWA navraag gedaan over de stand van zaken in deze procedure. Eiseres heeft er ter zitting op gewezen dat in de rechtsmiddelenclausule van het primaire besluit staat dat bij voorkeur het bezwaar kan worden verzonden per e-mail naar de NVWA, maar dat biedt op zichzelf geen reden om af te wijken van het algemene uitgangspunt dat de aan deze wijze van verzending verbonden risico’s voor rekening van de verzender dienen te komen. Er is immers geen verplichting om (louter) via e-mail met de NVWA te corresponderen. Ook de verwijzing door eiseres naar de uitspraak ECLI:NL:RBROT:2018:9981 treft geen doel. In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat vanwege bijzondere omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, maar van dergelijke bijzondere omstandigheden is in het geval van eiseres geen sprake. Zo ging het in de genoemde uitspraak om de verzending van bezwaargronden per faxbericht via een tussenpersoon en was dit bericht wel door het bestuursorgaan ontvangen maar de bijlage niet. In het geval van eiseres gaat het om een rechtstreekse verzending per e-mail waarbij verweerder helemaal niets heeft ontvangen en kan dus niet, zoals in genoemde uitspraak, worden geoordeeld dat het stuk zonder aanwijsbare oorzaak in het ongerede is geraakt. Daarnaast ging het in die zaak om een termijnoverschrijding van slechts een dag, terwijl eiseres de bezwaartermijn met meer dan drie maanden heeft overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank moet die overschrijding voor rekening en risico van eiseres blijven.
6.4.
Uit al het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 november 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.TK 2001-2002, 28483 nr. 3, pag. 42
2.Zoals onder meer is overwogen in ECLI:NL:CRVB:2017:2784