ECLI:NL:CRVB:2017:2784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens ontbreken gronden en bewijs van verzending per e-mail
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 18 april 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had bezwaar aangetekend tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, dat zijn bijstand met terugwerkende kracht had ingetrokken en de gemaakte kosten had teruggevorderd. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de appellant geen gronden had ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van de appellant geen concrete gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De appellant voerde aan dat hij de gronden per e-mail had verzonden, maar de Raad oordeelde dat de ontvangst van deze e-mail door het college redelijkerwijs kon worden betwijfeld. De Raad benadrukte dat de risico's van e-mailverzending voor rekening van de verzender komen en dat het aan de verzender is om de verzending aannemelijk te maken.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de appellant niet had aangetoond dat de e-mail daadwerkelijk was ontvangen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.