ECLI:NL:RBROT:2022:9529

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
C/10/622705 / HA ZA 21-658
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van eigen expert van verzekerde wegens te lage schadevaststelling en instemming verzekerde

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de eigen expert van de verzekerde, [eiseres01], in verband met een te lage schadevaststelling na een brand in een woonboerderij. De brand vond plaats op 1 januari 2017, waarna [eiseres01] schade heeft gemeld bij haar verzekeraar, Fatum General Insurance. De schade werd door de experts van de verzekeraar en de verzekerde vastgesteld op € 103.750, maar [eiseres01] stelt dat dit bedrag veel te laag is en vordert een schadevergoeding van € 190.950. De rechtbank heeft de procedure in gang gezet en de partijen gevraagd om bewijs te leveren over de instemming van [eiseres01] met het schadebedrag. De rechtbank oordeelt dat het niet vaststaat of [eiseres01] daadwerkelijk heeft ingestemd met het bedrag van € 103.750, en dat de bewijslast hiervoor bij de gedaagden ligt. De rechtbank overweegt om een deskundige te benoemen om de werkelijke schade vast te stellen, en houdt verdere beslissingen aan tot het bewijs is geleverd. De zaak illustreert de complexiteit van schadevaststelling en de verantwoordelijkheden van experts in het kader van verzekeringen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622705 / HA ZA 21-658
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres01],
gevestigd te [vestigingsplaats01],
eiseres,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
[gedaagde01],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats02] ,
2.
[gedaagde02] ,
wonend te [woonplaats01],
gedaagden,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres01] en gedaagden genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden [gedaagde01] en [gedaagde02] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 21,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8,
  • de mondelinge behandeling op 10 oktober 2022,
  • de spreekaantekeningen van [eiseres01] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[naam01] (hierna: [naam01] ) is bestuurder en medeaandeelhouder van [eiseres01] . [eiseres01] heeft in 2010 een woonboerderij met 9765 m² grond op het adres [adres01] te [plaats01] gekocht voor € 374.000. De woonboerderij was in de relevante periode verzekerd tegen brandschade bij Fatum General Insurance (hierna: Fatum). Op het polisblad staat dat [eiseres01] de verzekeringnemer is. Het verzekerd bedrag is € 500.000, met een eigen risico van € 1.500 per gebeurtenis.
2.2.
[gedaagde01] is een expertisebureau. [gedaagde02] is beherend vennoot van [gedaagde01] .
2.3.
Op 1 januari 2017 heeft een brand gewoed in de woonboerderij. De woonboerderij is door de brand deels verloren gegaan. [eiseres01] heeft de schade gemeld bij Fatum.
2.4.
[eiseres01] en Fatum hebben op 4 januari 2017 een
akte van benoeming van expertsondertekend. Daarin staat, voor zover van belang:
“1. Als uitsluitend bewijs van de grootte van de schade overeenkomstig de polis zal gelden een taxatie gemaakt door twee experts, waarvan verzekerde en verzekeraars er ieder één benoemen en als blijk van aanvaarding van hun benoeming deze akte mede ondertekenen.
Door verzekerde is als zodanig benoemd [gedaagde01] te Krimpen aan den IJssel.
Door verzekeraars is als zodanig benoemd EMN te Capelle aan den IJssel.
Als derde expert, die bij gebrek aan overeenstemming de grootte van de schade binnen de grenzen van beide taxaties heeft vast te stellen, wordt benoemd [naam02] NIVRE-re.
2. De experts zullen in de taxatie de waarden van de verzekerde zaken onmiddellijk vóór en onmiddellijk na het voorval vermelden, alsmede de herstelkosten onmiddellijk ná het voorval van die zaken die voor herstel vatbaar zijn. De experts zullen tevens het door hen gehanteerde waardebegrip vermelden. Voorts zal in de taxatie het bedrag van bereddingskosten worden vermeld en, indien meeverzekerd, het bedrag van de opruimingskosten.
3. De experts zullen oorzaak en toedracht van de schade beschrijven, alsmede of en zo ja, welke andere verzekeringen er op de verzekerde zaken zijn afgesloten.
4. Ondertekening van deze akte door de verzekeraars houdt geen erkenning in van aansprakelijkheid inzake de schade.
Bij verschil van tekst van deze akte (voor zover niet met de hand of machine geschreven of in afwijkende kleur gedrukt) met de op 15 december 1981 ter griffie van de arrondissementsrechtbank te Utrecht door de Vereniging van Brandassuradeuren in Nederland gedeponeerde akte zal alleen de tekst van deze laatste van kracht zijn.”
2.5.
[eiseres01] had [bedrijf01] (in de persoon van [naam03] ) ingeschakeld om haar belangen te behartigen.
Op 15 september 2017 heeft [naam03] aan [gedaagde01] in verband met de vaststelling van de schade als gevolg van de brand in de woonboerderij bericht:
“(…)
Gisteren middag met [naam01] de schadeopstelling besproken.
geeft aan dat het uitgangspunt volgens zijn aannemer [naam04] [hierna: [naam04] , opmerking rechtbank] EUR 185.000,- zou moeten zijn.
Dat is volgens de aannemer nodig om het casco zoals het stond voor de brand te herbouwen.
Uiteraard is helder dat er aftrek voor verbetering wordt toegepast maar zoals de schadeopstelling nu komen we op nog geen 50% van wat het zou moeten zijn?
(…)
Wij stellen voor een begroting van de aannemer op te vragen en dit als uitganspunt te hanteren, ik denk dat we hiermede voor [naam01] een nog betere vaststelling krijgen van de daadwerkelijk schade.
(…)”
2.6.
Op 15 september 2017 heeft [gedaagde01] vervolgens aan [naam03] bericht:
“(…)
Ik neem contact op met [naam05] [
van EMN, toevoeging rechtbank]
Mag ik jou verzoeken om [naam01] per omgaande de aannemer een gespecificeerde offerte te laten opmaken?
Over het omdrukken van de restanten zal volgens mij nog wel een discussie met [naam05] volgen, zo ook over de mening dat de restanten niet meer bruikbaar waren.”
2.7.
[eiseres01] heeft een offerte aangevraagd bij [naam04] . Volgens een kostenraming van [naam04] kost herbouw van de woonboerderij minstens € 343.283,64 inclusief btw. Namens [eiseres01] is deze kostenraming verstrekt aan [gedaagde01] bij e-mailbericht van 25 september 2017. In dit e-mailbericht staat:
“Wij hebben de aannemer gevraagd een kostenbegroting te maken voor het herbouwen van de afgebrande boerderij op basis van de tekeningen d.d. 27 november 2013. Uitgangspunt is een cascowoning, omdat dit ook de toestand van de boerderij was vóór de brand.
De tekeningen heeft u inmiddels van de architect ontvangen.
De volgende onderdelen zijn niet opgenomen in de begroting"
Fundering
Grondwerk
heiwerk
Stukadoorwerk
Tegelwerk
Keuken
Sanitair
Mechanische ventilatie
Cv installatie
Glas
Aftimmerwerkzaamheden
Schilderwerk
Een aantal van deze werkzaamheden komen wel (gedeeltelijk) voor vergoeding in aanmerking.
De aannemer komt uit op
€ 343.283,64exclusief de bovengenoemde werkzaamheden.
Uiteraard moet e.e.a. gecorrigeerd worden i.v.m. oud voor nieuw. Desalniettemin kunnen we al snel concluderen dat de tot nu toe opgemaakte schadeopstellingen veel te laag zijn opgesteld.”
2.8.
[gedaagde01] heeft op 24 november 2017 aan [eiseres01] medegedeeld:
“Na lang overleg met [naam05] heb ik hem kunnen overtuigen dat het eerder genoemde bedrag ad
€ 83.000,00 niet afdoende was en wil hij de schade afwikkelen voor € 103.750,00. Dit is inclusief sloop en afzetten van het terrein.
Dit is echt het maximale wat ik aan schadebedrag kan laten vaststellen. Ik hoop op een positief bericht vanuit jullie zijde, zodat deze langdurige kwestie kan worden afgewikkeld."
2.9.
Tussen [gedaagde01] en [naam03] is e-mailcorrespondentie gevoerd over de vraag of [gedaagde01] mocht instemmen met de voornoemde € 103.750. In dit verband mailde [naam03] op 27 november 2017 aan [gedaagde01] :
“ (…)
Heb vandaag [naam01] gesproken en hem geadviseerd naar jou te reageren en te melden dat hij met het voorstel akkoord gaat.
Hij zal zelf naar jou reageren.
Let wel er moet dan wel druk op de ketel dat het schadebedrag z.s.m. moet worden overgemaakt.”
2.10.
[gedaagde01] heeft bij e-mailbericht van 28 november 2017 geantwoord:
“(…)
Dank je voor het bericht.
[naam01] heeft zich nog niet gemeld, maar ik ga het al wel in werking zetten zodat het niet langer duurt dan
noodzakelijk.”
2.11.
Hierop heeft [naam03] bij e-mailbericht van 28 november 2017 geantwoord:
“(…)
Laat duidelijk zijn dat ik [naam01] alleen een advies heb gegeven, hij moet zelf schriftelijk akkoord geven naar jullie toe.”
2.12.
[gedaagde01] heeft de akte van taxatie (gedateerd 29 november 2017) ondertekend. In deze akte staat:
“AKTE VAN TAXATIE
[…]
EMN, optredend als expert voor verzekeraars en [gedaagde01] aangesteld door verzekerde, blijkens Akte Benoeming van Experts d.d. 4 januari 2017 verklaren te hebben opgenomen de schade aan opstal op het adres [adres02] te [plaatsnaam01] .
Verzekerd ten name van [eiseres01]
Polisnummer: [polisnummer01]
Onze referentie: 1701022900/JKA/ev
Welke schade is veroorzaakt door brand d.d. 1 januari 2017 en is vastgesteld op
Opstalschade, op basis herbouwwaarde € 95.250,00
Sloop-/opruimingskosten € 7.500,00
Noodvoorziening € 1.000,00
Opstalschade, op basis verkoopwaarde nihil
Bovengenoemde bedragen zijn inclusief btw.
Wij hebben de verzekerde som gecontroleerd en voldoende bevonden.
Bij de vaststelling van de schadebedragen hebben wij nog geen rekening gehouden met een eventueel van toepassing zijnde eigen risico en /of maximeringen.”
2.13.
In opdracht van [eiseres01] heeft [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) in een rapport gedateerd 24 januari 2018 de marktwaarde van de woonboerderij getaxeerd op € 365.000 per 31 december 2016 en op € 180.000 per 2 januari 2017.
2.14.
In 2018 heeft de adviseur [gedaagde03] (hierna: [gedaagde03] ) van [eiseres01] vragen gesteld aan gedaagden over het proces van de schadevaststelling en de omvang van de vastgestelde schade. Gedaagden hebben die vragen beantwoord, onder meer in een persoonlijk gesprek.
2.15.
[eiseres01] heeft Bureau Troostwijk een rapport van expertise laten optellen, gedateerd 14 maart 2019. In dat rapport wordt de schade van [eiseres01] begroot op € 283.700 op basis van de herbouwwaarde (waarde € 322.100 voor de brand en € 38.400 na de brand).
2.16.
Bij brief van 4 juli 2018 heeft Fatum aan [gedaagde03] bericht:
“(…)
Fatum heeft zich al bereid verklaard om ondanks de discussie over de dekking uit coulance het bedrag van € 103.750,00 in een keer aan uw cliënt over te maken. Zoals ik u schreef, is Fatum bereid om dat aanbod gestand te doen. Daarom zal Fatum uiterlijk komende week dit bedrag overmaken op het bij Fatum bekende rekeningnummer (…) Na deze (onverplichte) betaling acht zij zich jegens uw cliënt volledig gekweten.”
2.17.
[eiseres01] heeft gedaagden bij e-mailbericht van 18 januari 2021 aansprakelijk gesteld omdat zij akkoord zijn gegaan met een (volgens [eiseres01] ) veel te lage schadevaststelling, en waarvoor [eiseres01] ook niet haar voorafgaande akkoord had gegeven. Gedaagden hebben de aansprakelijkheid niet aanvaard.

3..De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiseres01] vordert, voor zo ver (wettelijk) mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
(I) gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres01] te betalen € 190.950, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente en kosten;
(II) gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres01] tegen behoorlijk te betalen € 2.970 ter zake van kosten van Bureau Troostwijk, te vermeerderen met rente;
(III) gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres01] € 376,24 aan kosten van [bedrijf02] , te vermeerderen met rente;
(IV) gedaagden hoofdelijk te veroordelen aan [eiseres01] te vergoeden de buitengerechtelijke kosten, nader door de rechtbank conform de toepasselijke staffel te begroten, te vermeerderen rente;
(V) gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer.
3.3.
De stellingen en weren zullen, waar nodig, in de beoordeling worden betrokken.

4..De beoordeling

4.1.
In geschil is met name de vraag of gedaagden aansprakelijk zijn omdat de herbouwwaarde van de woonboerderij op een te laag bedrag is vastgesteld in de akte van taxatie. [eiseres01] begroot de schade op € 294.700 (bestaande uit de € 283.700 aan herbouwkosten, € 10.000 aan opruimingskosten en € 1.000 aan noodvoorziening). Fatum heeft overeenkomstig de akte van taxatie € 103.750 uitbetaald aan [eiseres01] . De gevorderde hoofdsom van € 190.950 is het verschil tussen beide bedragen.
Volgens [eiseres01] is de akte van taxatie ook om andere redenen ondeugdelijk, namelijk omdat daarin de waarden ontbreken vóór en na de brand alsmede een vaststelling van de herstelkosten, dit terwijl de akte van benoeming een en ander wel voorschrijft.
4.2.
Stellingen en weren die geen betrekking hebben op het gevorderde - zoals de stelling van [eiseres01] dat gedaagden ook fouten hebben gemaakt bij de vaststelling van de schade op basis van de
verkoopwaarde- zullen niet in de beoordeling worden betrokken.
4.3.
Het verweer van gedaagden laat zich als volgt samenvatten:
  • er was een akkoord met [eiseres01] : op 27 november 2017 heeft een - heftig - gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde02] en [naam01] . In dat gesprek is [naam01] uiteindelijk toch maar akkoord gegaan met de door [gedaagde01] voorgestelde schadevaststelling. [naam01] zei toen: “
  • er is geen wanprestatie: de brandschade is niet te laag vastgesteld. [gedaagde02] heeft direct na de brand de schadelocatie bezocht. Daarbij bleek dat sprake was van een (ernstig) vervallen woonboerderij, waaraan al lange tijd geen onderhoud was gepleegd. Dit bleek ook uit omvangrijke stukken die gedaagden hebben verkregen van de architect van [naam01] , die kennelijk verbouw- of nieuwbouwplannen had.
  • er is geen schade: in de akte van benoeming is afgesproken dat, als de experts van de verzekeraar en de verzekerde geen overeenstemming mochten bereiken, de heer [naam02] als derde expert de schade zou vaststellen, binnen de grenzen van de twee schadebedragen waar de twee andere experts van uitgingen. Zo er wanprestatie mocht zijn gepleegd, stellen gedaagden voor dat de rechtbank een deskundige benoemt om de schade te bepalen.
  • eigen schuld/schending schadebeperkingsplicht indien aan de akte van taxatie gebreken kleven, zoals [eiseres01] stelt, dan had zij daarvan tegenover Fatum de vernietiging moeten inroepen.
  • de schadebeperkingsplicht is ook geschonden doordat [eiseres01] jarenlang heeft gewacht met het aansprakelijk stellen van gedaagden. Daardoor is de wettelijke rente onnodig hoog opgelopen. Daarom is de wettelijke rente tot 18 januari 2021 (datum aansprakelijkstelling) niet toewijsbaar.
  • [eiseres01] heeft de schade verergerd door na de brand een deel van de nog bruikbare restanten zelf te slopen, zonder overleg te plegen met Tegenwicht en/of EMN. Dat sloop moest geschieden op last van de politie wegens instortingsgevaar, blijkt nergens uit.
4.4.
De rechtbank oordeelt als volgt.
akkoord [eiseres01] ?
4.5.
Indien vast komt te staan dat [eiseres01] voorafgaand instemming heeft verleend met € 103.750, dan heeft zij naar het oordeel van de rechtbank haar recht verwerkt om nog te klagen over het volgens haar te lage bedrag. [eiseres01] betwist echter dat zij daarmee ingestemd heeft, zodat dit thans niet vaststaat.
4.6.
Het verweer van gedaagden dat er overeenstemming is bereikt over het bedrag van € 103.750 is een bevrijdend verweer (en dus geen betwisting van feiten die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd). De bewijslastrust van het bestaan van deze overeenstemming rust daarom op gedaagden. De rechtbank zal gedaagden opdragen te bewijzen dat deze overeenstemming is bereikt.
4.7.
Mochten gedaagden niet slagen in het leveren van dit bewijs, dan dient vervolgens te worden beoordeeld:
1) of [gedaagde01] wanprestatie heeft gepleegd door bij de schadetaxatie uit te gaan van een schadebedrag dat (wezenlijk) lager was dan de werkelijke schade
en zo ja:
2) welke consequentie de (gestelde) fout van [gedaagde01] gehad zou hebben.
ad 1 wanprestatie?
4.8.
Het gaat hier om een overeenkomst van opdracht. Toetsingskader is of [gedaagde01] als opdrachtnemer tegenover haar opdrachtgever [eiseres01] de zorg heeft betracht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot.
4.9.
[gedaagde01] heeft wanprestatie gepleegd indien de werkelijke brandschade hoger was dan het bedrag waarvan zij is uitgegaan bij de schadevaststelling. Echter, niet elk verschil tussen beide bedragen rechtvaardigt de conclusie dat wanprestatie is gepleegd. Een zekere marge is toegestaan. Deskundigen kunnen immers binnen een zekere bandbreedte in redelijkheid van mening verschillen.
4.10.
De rechtbank acht zich niet voldoende voorgelicht. Het staat thans niet vast of sprake was van een relevant verschil tussen de werkelijke brandschade en het bedrag waarvan [gedaagde01] is uitgegaan bij de schadetaxatie. De rechtbank overweegt een deskundige te benoemen om dit te onderzoeken. Partijen kunnen zich in hun eerstvolgende processtuk uitlaten over de persoon van de deskundige en de aan hem/haar te stellen vragen.
4.11.
De bewijslast op dit onderdeel – [gedaagde01] zou zijn tekortgeschoten in haar contractuele verplichtingen – rust op [eiseres01] . Wellicht zal de deskundige niet in staat blijken te zijn om te achterhalen of de werkelijke brandschade hoger was dan het bedrag waarvan [gedaagde01] uitging. Een fysiek onderzoek waarbij de staat van de woonboerderij voor en na de brand wordt vergeleken, is thans wellicht niet goed mogelijk meer. Maar misschien kan een dossieronderzoek nog uitkomst bieden om te vergelijken wat de staat van de woonboerderij voor en na de brand was.
Indien de deskundige inderdaad niet meer (goed) kan onderzoeken of [gedaagde01] van een te laag schadebedrag is uitgegaan, dan zal dat voor risico komen van [eiseres01] . De partij die de bewijslast heeft, draagt immers ook het bewijsrisico.
4.12.
De deskundige kan in zijn onderzoek mede betrekken het verweer van gedaagden dat [eiseres01] de schade heeft verergerd door de muren van de woonboerderij na de brand te slopen, waarmee waarde zou zijn vernietigd. Dit is een betwisting van de hoogte van de schade, dus ook hier rust de bewijslast op [eiseres01] .
4.13.
Het voorschot op het loon van de te benoemen deskundige zal door [eiseres01] ter griffie in depot moeten worden gestort, want zij is de partij die de bewijslast heeft.
4.14.
Mocht na rapportage door de te benoemen deskundige vast komen te staan dat [gedaagde01] inderdaad wanprestatie heeft gepleegd, dan komt het volgende aan de orde.
ad 2) welke consequentie zou de(gestelde)
fout van [gedaagde01] gehad hebben?
4.15.
Ter bepaling van de hoogte van de schade dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de situatie waarin de benadeelde partij verkeert met de (gesteld) gemaakte fout, en de - hypothetische - situatie die vermoedelijk zou zijn opgetreden indien de fout niet zou zijn gemaakt (vgl. HR 9 juni 2017 ECLI:NL:HR:2017:1053).
4.16.
Bij de beoordeling wat de hypothetische situatie vermoedelijk zou zijn geweest, is het volgende van belang. De schadeafwikkelingsregeling hield in dat de expert van de verzekerde en de expert van de verzekeraar samen zouden trachten een schadebedrag vast te stellen. Als zij niet tot onderlinge overeenstemming konden komen, zou [naam02] als derde expert de knoop zou doorhakken binnen de bandbreedte van de twee bedragen waarvan de twee partij-experts uitgingen.
4.17.
De vraag is dus wat de verzekeringsexpert (EMN) en eventueel [naam02] zouden hebben gedaan in de hypothetische situatie dat de (gestelde) fout niet zou zijn gemaakt.
4.18.
Het is onaannemelijk dat de verzekeringsexpert zou hebben ingestemd met meer dan € 103.750. Uit het onder rov. 2.6 geciteerde bericht van [gedaagde01] . blijkt dat EMN echt niet hoger wilde gaan dan dit bedrag. Aanwijzingen dat EMN nog van gedachten had kunnen veranderen zijn er niet.
4.19.
Dan is de volgende vraag wat [naam02] beslist zou hebben. Dat is op dit moment onduidelijk. Partijen hebben hieromtrent nog niets gesteld. Partijen kunnen zich hierover desgewenst nog uitlaten.
Er valt niet op voorhand uit te sluiten dat inmiddels niet (goed) meer kan worden achterhaald wat [naam02] gedaan zou hebben. Voor dat geval is van belang dat de stelplicht van hetgeen in de hypothetische situatie gebeurd zou zijn, op [eiseres01] rust maar ook dat aan die stelplicht geen hoge eisen mogen worden gesteld juist omdat het in dat geval door toedoen van [gedaagde01] zou zijn dat de hypothetische situatie zich niet heeft voorgedaan (vgl. HR 18 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:272).
eigen schuld
4.20.
Volgens gedaagden treft [eiseres01] eigen schuld, door na te laten om te procederen tegen Fatum om een hogere verzekeringsuitkering te verkrijgen. Dit verweer faalt. De kans op succesvol procederen tegen Fatum acht de rechtbank (zeer) gering. Fatum heeft op enig moment vernomen dat de twee partij-experts het eens waren geworden over een schade-uitkering van € 103.750 en vervolgens heeft Fatum dat bedrag uitgekeerd. Er valt niet in te zien waarom dan nog tegenover Fatum te tornen valt aan de akte van taxatie. [eiseres01] en Fatum hebben van tevoren afgesproken op welke wijze de schade zou worden getaxeerd en in de verhouding tot Fatum is dat traject op regelmatige wijze verlopen.
wettelijke rente/ schending schadebeperkingsplicht
4.21.
De rechtbank zal het oordeel op dit onderdeel vooralsnog aanhouden.
4.22.
Iedere nadere beslissing zal worden aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt gedaagden op te bewijzen dat [eiseres01] tegenover [gedaagde01] heeft ingestemd met een verzekeringsuitkering van € 103.750,
5.2.
bepaalt dat indien gedaagden dit bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125, voor een nader te noemen rechter,
5.3.
bepaalt dat, indien gedaagden deze getuigen willen laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10555- de namens hen te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden
januari tot en met april 2023moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald;
5.4.
bepaalt dat [eiseres01] , indien deze getuigen in contra-enquête wil voorbrengen, bij de opgave van verhinderdata rekening moet houden met de in dat kader (vermoedelijk) te horen getuigen; voor contra-enquête zal een dag/dagen en uur worden gereserveerd na de voor het getuigenverhoor bepaalde dag en tijd;
5.5.
bepaalt dat, indien gedaagden deze het bewijs niet door getuigen willen leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij het voornemen hiertoe binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie haven en handel, afdeling roladministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam, faxnummer 088-36 10554- en aan de wederpartij moet opgeven, waarna de verdere procesvoering zal worden bepaald;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken, voor zover nog niet in het geding gebracht, aan de rechtbank
-
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam- en de wederpartij moeten toesturen; voorts verzoekt de rechtbank partijen een extra exemplaar digitaal (dus niet per fax) te verzenden naar het
e-mailadres: handel.rtm@rechtspraak.nl;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 23 november 2022.
[2517/196]