ECLI:NL:RBROT:2022:8765

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
C/10/637945 / JE RK 22-1080 en C/10/640001 / JE RK 22-1422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [naam kind01]. De moeder had eerder verzocht om een omgangsregeling met haar kind, maar de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond hebben verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om aan de behoeften van [naam kind01] te voldoen, wat heeft geleid tot een ontwikkelingsbedreiging voor het kind. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende stabiel is en dat haar eigen problematiek, waaronder depressie en trauma, haar belemmert in het vervullen van haar rol als ouder. De kinderrechter heeft daarom besloten het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [naam kind01] te benoemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing van de GI met terugwerkende kracht niet meer van toepassing kan zijn, nu het gezag van de moeder is beëindigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de moeder behoudt het recht op informatie over de ontwikkeling van [naam kind01] en op contactmomenten met hem.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/637945 / JE RK 22-1080 en C/10/640001 / JE RK 22-1422
datum uitspraak: 12 oktober 2022

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[naam02] en [naam03] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- een bereidverklaring van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond d.d. 26 april 2022;
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 6 mei 2022 met zaaknummer C/10/637945;
- het emailbericht d.d. 30 juni 2022 van mr. A.F.M. den Hollander;
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 6 mei 2022 met zaaknummer C/10/640001, ingekomen bij de griffie op 17 juni 2022.
Op 21 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- namens de moeder, mr. A.F.M. den Hollander,
- de pleegouders,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam04] ,
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam05] en mw. [naam06] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van pleegzorg, mw. [naam07] en mw. [naam08] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 24 februari 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengd tot 11 maart 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een pleeggezin verlengd tot 11 maart 2023. Sinds 27 oktober 2020 verblijft [naam kind01] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Deze maatregelen duren nog steeds voort.
De GI Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft zich bij brief van 26 april 2022 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De (aangehouden) verzoeken

C/10/637945 / JE RK 22-1080De moeder heeft verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI d.d. 25 april 2022 geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren en
Primair een omgangsregeling vast te stellen waarbij de contactmomenten tussen de moeder en minderjarige iedere maandag van 15:30 en 17:00 plaatsvinden.
Subsidiair een omgangsregeling te bepalen in goede justitie.
De GI heeft in de schriftelijke aanwijzing d.d. 25 april 2022 de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige als volgt vastgelegd:
‘’Een keer in de drie weken op maandag van 15:30 en 17:00. In overleg tussen JBRR/pleegzorg, pleegouders en de moeder kan per bezoek gekeken worden naar de invullen en locatie van dit bezoek.’’
C/10/640001 / JE RK 22-1422
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [naam kind01] te benoemen.

Het standpunt van de Raad

De raad verzoekt een beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder in het belang van [naam kind01] . Het lukt de moeder onvoldoende aan te sluiten bij de behoeften van [naam kind01] en zijn behoeften boven haar eigen belangen te stellen. De moeder belast [naam kind01] met haar eigen wensen waardoor [naam kind01] in een loyaliteitsconflict raakt. Hierdoor is er voor [naam kind01] een ontwikkelingsbedreiging ontstaan. [naam kind01] heeft een inhaalslag gemaakt in het huidige pleeggezin. Hij heeft zijn plek binnen het gezin gevonden en heeft recht op duidelijkheid over zijn perspectief. De raad stelt dat dit perspectief niet langer bij de moeder ligt en dat het aanvaardbare termijn is verstreken. Het is belangrijk dat het voor [naam kind01] duidelijk wordt dat hij in het pleeggezin mag opgroeien.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad en blijft bij haar standpunt als het gaat om de schriftelijke aanwijzing. De omgangsmomenten verlopen sinds de laatste zitting goed. De omgang tussen de moeder en [naam kind01] vindt één keer in de drie weken plaats. Deze frequentie van omgang heeft een bepaalde rust in de situatie gebracht en de moeder komt de gemaakte afspraken met de GI na. Dat was daarvoor niet het geval. Het contact tussen de moeder en pleegzorg is niet goed. Dit heeft met zich meegebracht dat er tot op heden geen andere hulpverlening is gestart. De GI stelt dat de frequentie van de omgangsmomenten zoals nu vastgesteld passend is. [naam kind01] heeft na de omgangmomenten tijd nodig om tot rust te komen waardoor het niet wenselijk is om de omgang vaker te laten plaatsvinden. De GI is de mogelijkheden voor traumatherapie voor [naam kind01] aan het onderzoeken. [naam kind01] heeft last van bepaalde problematiek waar de moeder onvoldoende bij kan aansluiten. Tenslotte is het bekend geworden dat de moeder is gestopt met haar behandeling bij een psycholoog en dat ze is gestart met een opleiding.

Het standpunt van de moeder

Namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De rapportages bevatten volgens de moeder een aantal onjuistheden. Hierdoor wordt niet een volledig correct beeld gevormd van de omstandigheden. De moeder wil graag haar moederrol vervullen, mede door uitvoering van het gezag. De moeder vindt het belangrijk om veel contact te hebben met [naam kind01] . Ze vindt het moeilijk om te horen dat er sprake is van hechtingsproblematiek. De moeder kampt zelf met haar persoonlijke problematiek. Desondanks gaat het goed met de afspraken en behoudt de moeder het perspectief dat [naam kind01] op den duur teruggeplaatst kan worden. Hiervoor begrijpt de moeder dat zij zich nog verder moet ontwikkeling en voldoende beschikbaar moet zijn. De moeder zal hiervoor nog de nodige stappen moeten zetten, maar vindt het op dit moment te vroeg om in het belang van [naam kind01] haar gezag te beëindigen. De moeder verlangt naar een frequentere omgang met [naam kind01] zodat de hechting kan herstellen. Hiervoor is het belangrijk dat de moeder zelf meer initiatief kan en zal tonen. Het is belangrijk dat de moeder hiervoor coaching ontvangt. De moeder begrijpt dat de situatie nog niet dusdanig is ontwikkeld dat [naam kind01] teruggeplaatst kan worden, maar deze mogelijkheid moet in de toekomst open staan. Ten aanzien van de schriftelijke aanwijzing wordt namens de moeder aangevoerd dat het voor de moeder het belangrijkst is dat het contact met [naam kind01] goed verloopt. Hiervoor is het van belang dat de omgangsmomenten in frequentie worden verhoogd. De moeder hoopt dat alle partijen inzien dat de omgang op dit moment te weinig is en dat in de toekomst de juiste stappen vooruit kunnen worden gezet.

Het standpunt van pleegzorg

De bezoekfrequentie tussen de moeder en [naam kind01] is weloverwogen besloten via de choplist. Hiervoor is gekeken naar de ouder- en kindfactoren. Er is naar voren gekomen dat een frequentie van eens in de zes weken passend is in de huidige omstandigheden. Echter is besloten op basis van de dusdanige band tussen de moeder en [naam kind01] dat deze frequentie te minimaal is. Tijdens de bezoeken lopen de moeder en [naam kind01] langs elkaar heen waarbij de moeder bezig is met haar eigen belangen en niet inziet wat passend is bij de ontwikkelingsbehoeften van [naam kind01] . Pleegzorg probeert dit bij de moeder aan te kaarten, maar dit lijkt bij haar niet te beklijven. Daarnaast doet de moeder veel toezegging bij [naam kind01] die zij niet kan waarmaken, maar waar [naam kind01] obsessief mee bezig blijft. Dit heeft als gevolg dat de omgangsmomenten voor [naam kind01] een grote nasleep hebben. Het gaat goed met [naam kind01] rondom school en zijn ontwikkeling, maar hij laat een achteruitgang zien in zijn gedrag. [naam kind01] vertoont agressiever gedrag en weet niet goed hoe hij moet omgaan met zijn emoties. Zowel [naam kind01] als de pleegouders behoeven hiervoor extra hulpverlening.

Het standpunt van de pleegouders

De pleegouders hebben altijd de insteek gehad om de moeder te helpen en het gezamenlijk te doen. Ze vinden het erg triest dat de situatie zo ver heeft moeten komen. Vanuit vele instanties is aan de moeder hulpverlening geboden, maar zij slaagt er niet in om haar problematiek op de juiste manier aan te pakken. Met [naam kind01] gaat het goed bij de pleegouders, hij ervaart rust en voorspelbaarheid. Desondanks zoekt [naam kind01] onrust op. [naam kind01] wil over bepaalde situaties niet praten en overstemt dat door druk te zijn. De pleegouders merken dat na de omgangsmomenten [naam kind01] zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Hij wilt dan eigenlijk bij de moeder wonen, maar begrijpt ook dat dit niet mogelijk is en legt hiervoor de verantwoordelijkheid bij zichzelf. De pleegouders stellen dat indien [naam kind01] thuis geplaatst wordt of de omgangsmomenten frequenter zullen plaatsvinden de ontwikkeling van [naam kind01] wordt geschaad. De pleegouders kiezen daarom voor het belang van [naam kind01] .

De beoordeling

Beëindiging van het gezag (C/10/640001 / JE RK 22-1422)
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Het Europese Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) heeft op basis van Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) bepaald dat in het geval van een gezag beëindiging daadwerkelijk gebleken moet zijn dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind. Een gezagsbeëindiging is namelijk een zwaar middel dat alleen in uitzonderlijke gevallen dient te worden toegepast. Zie ook het uitgebreide arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 januari 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:76).
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van hechtingsproblematiek bij [naam kind01] . [naam kind01] is acht jaar oud en heeft veel meegemaakt. Zijn moeder is al langere tijd niet voldoende stabiel en kan niet goed aansluiten bij zijn behoeftes. Daarnaast staat bij de moeder haar eigen problematiek op de voorgrond. Zij is depressief en heeft trauma. Hiervoor moet zij eigenlijk behandeling ondergaan, maar dit lukt haar (nog) niet. Ook is er sprake van een beneden gemiddeld intelligentieniveau. De moeder is niet in staat om [naam kind01] te voorzien in zijn basale levensbehoefte en veiligheid. Zij komt afspraken niet goed na met haar hulpverleners of die voor [naam kind01] . Pleegzorg heeft op deze en de vorige zitting voldoende uiteengezet dat zij bij herhaling geprobeerd hebben de moeder te ondersteunen in haar omgang met [naam kind01] , maar dat het de moeder niet lukt deze hulp toe te passen. Zij blijft toezeggingen doen aan [naam kind01] die hem onnodig belasten. Door deze zorgen en problemen is er geen perspectief op een terugplaatsing van [naam kind01] bij de moeder. De aanvaardbare termijn waarin [naam kind01] in onzekerheid kan blijven over waar hij verder zal opgroeien is verstreken. Het beëindigen van het gezag is op dit moment de enige passende maatregel. [naam kind01] krijgt bij de pleegouders de stabiliteit en veiligheid geboden die hij nodig heeft. [naam kind01] heeft een inhaalslag gemaakt in het pleeggezin en laat een goede ontwikkeling zien.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Het is belangrijk dat de contacten tussen de moeder en [naam kind01] goed verlopen. [naam kind01] zet nu belangrijke stappen in zijn leven en heeft daarbij rust en duidelijkheid nodig om goede stappen te kunnen blijven zetten. Dit betekent niet dat de band tussen de moeder en [naam kind01] wordt verbroken. Zij blijft altijd de moeder van [naam kind01] en heeft als zodanig een rol van betekenis in zijn leven. De moeder blijft tevens recht houden op informatie over de ontwikkeling van [naam kind01] en op contact- en bezoekmomenten met hem.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [naam kind01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht het van belang dat de belangen van [naam kind01] worden behartigd door een neutrale derde. De GI is in dat kader de meest aangewezen instantie om deze rol te vervullen.
De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij.
Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing (C/10/637945 / JE RK 22-1080)
De rechtbank stelt voorop dat een schriftelijke aanwijzing gericht is tegen een ouder met gezag. Het gezag van de moeder zal op verzoek van de Raad worden beëindigd. Dit betekent dat de GI met terugwerkende kracht geen schriftelijke aanwijzing kan geven aan de moeder. Hierdoor kan het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing niet tot een beoordeling leiden.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam01] , geboren op [geboortedatum02], te [geboorteplaats02] over [naam kind01] ;
benoemt de GI tot voogdes over genoemde minderjarige [naam kind01] ;
wijst af het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.