ECLI:NL:RBROT:2022:8612
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in WAHV-zaak gedeeltelijk gegrond verklaard, sanctiebedrag gematigd
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, betreft het een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van een WAHV-zaak. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen van € 390,00 voor het parkeren op een invalidenparkeerplaats zonder geldige invalidenparkeerkaart. Na beroep bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, heeft de betrokkene op 10 juni 2021 beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 26 september 2022 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en een vertegenwoordiger van de CVOM aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de sanctie per 1 maart 2022 is verlaagd naar € 310,00. Gezien deze wijziging heeft de kantonrechter besloten het sanctiebedrag ambtshalve te matigen tot € 310,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenvergoeding, aangezien de gedeeltelijke gegrondverklaring enkel gebaseerd was op een ambtshalve beslissing.
De uitspraak is gedaan door mr. A.M. van Kalmthout en is van belang voor de interpretatie van de regels omtrent proceskostenvergoedingen in WAHV-zaken, vooral in gevallen waar de beslissing ambtshalve wordt genomen. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.