ECLI:NL:RBROT:2022:8612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
9529683 \ MB VERZ 21-2677
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in WAHV-zaak gedeeltelijk gegrond verklaard, sanctiebedrag gematigd

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, betreft het een verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van een WAHV-zaak. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen van € 390,00 voor het parkeren op een invalidenparkeerplaats zonder geldige invalidenparkeerkaart. Na beroep bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, heeft de betrokkene op 10 juni 2021 beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 26 september 2022 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en een vertegenwoordiger van de CVOM aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de sanctie per 1 maart 2022 is verlaagd naar € 310,00. Gezien deze wijziging heeft de kantonrechter besloten het sanctiebedrag ambtshalve te matigen tot € 310,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenvergoeding, aangezien de gedeeltelijke gegrondverklaring enkel gebaseerd was op een ambtshalve beslissing.

De uitspraak is gedaan door mr. A.M. van Kalmthout en is van belang voor de interpretatie van de regels omtrent proceskostenvergoedingen in WAHV-zaken, vooral in gevallen waar de beslissing ambtshalve wordt genomen. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9529683 \ MB VERZ 21-2677
cjib-nummer: [CJIB-nummer]
registratienummer: RT5290
uitspraak: 14 oktober 2022
uitspraak van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
betrokkene: [betrokkene]
woonplaats: [woonplaats betrokkene]
gemachtigde: Verkeersboete.nl

1..Het verloop van de procedure

Bij inleidende beschikking van 23 december 2020 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 390,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. De beschikking is opgelegd voor “op een invalidenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige invalidenparkeerkaart”, begaan op zaterdag 12 december 2020 om 12:51 uur te Vlaardingen aan de Gedempte Biersloot (feitcode R402B).
Tegen deze beschikking is betrokkene op 14 januari 2021 bij de officier van justitie in beroep gekomen.
Op 11 mei 2021 is (de gemachtigde van) betrokkene telefonisch gehoord.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 mei 2021 aan betrokkene verzonden.
Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 10 juni 2021 beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 26 september 2022, waar namens de officier van justitie een vertegenwoordiger van de CVOM en de gemachtigde van betrokkene zijn verschenen.

2..De beoordeling

2.1
De termijnen en formaliteiten voor de procedure bij de kantonrechter zijn in acht genomen.
2.2
Betrokkene heeft aangevoerd dat de hoogte van de onderhavige sanctie per 1 maart 2022 is verlaagd van € 400,00 naar € 310,00. De onderhavige sanctie dient daarom gematigd te worden. De gemachtigde van betrokkene verzoekt om een proceskostenvergoeding.
2.3
Gelet op het feit dat het sanctiebedrag voor de onderhavige gedraging met ingang van 1 maart 2022 is verminderd tot € 310,00 (Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven (Staatsblad 2022, 30) zal het sanctiebedrag ambtshalve worden gematigd tot € 310,00.
2.4
Andere feiten of omstandigheden, op grond waarvan de sanctie behoort te worden gematigd dan wel geconcludeerd zou moeten worden dat deze niet billijk is, zijn niet gebleken.
2.5
Het beroep is dan ook gedeeltelijk gegrond.
2.6
Ten aanzien van het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding wordt het volgende overwogen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. In dit geval wordt het beroep echter alleen gedeeltelijk gegrond verklaard vanwege de omstandigheid dat het sanctiebedrag is verlaagd. Die omstandigheid moet ambtshalve door de kantonrechter worden toegepast (ECLI:NL:GHARL:2022:2330). Voor de beantwoording van de vraag of in dat geval plaats is voor een proceskostenvergoeding zoekt de kantonrechter aansluiting bij HR 16 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP8053) en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 januari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:473). In deze zaken is geoordeeld dat geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenvergoeding in het geval ambtshalve wordt geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden. Daarnaast wordt in aanmerking genomen dat de tekst van art. 13a WAHV en de tekst van art. 8:75 Awb nagenoeg gelijk zijn en dat de wetgever heeft bedoeld eenzelfde regeling te creëren voor de proceskostenvergoeding in WAHV-zaken als in het algemeen bestuursrecht (ECLI:NL:PHR:2019:1201). Nu in de onderhavige zaak de gedeeltelijke gegrondverklaring ook alleen gebaseerd is op een ambtshalve te nemen beslissing, is er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een “in het gelijk stellen van betrokkene” dat rechtvaardigt dat een proceskostenvergoeding wordt toegekend. Dit verzoek wordt daarom afgewezen.

3..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot € 310,00 vermeerderd met € 9,00 administratiekosten;
bepaalt dat wat te veel aan zekerheid is gesteld, wordt terugbetaald;
wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare zitting.
53954
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00 of uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard op grond van het niet tijdig stellen van zekerheid, staat ingevolge artikel 14 Wahv tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 50955, 3007 BS Rotterdam). Het is niet mogelijk om hoger beroep in te stellen per e-mail.
Datum toezending: