Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Motivering uitspraak op bezwaar
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
Het aanvangsmoment van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het EVRM is 17 augustus 2015. De rechtbank doet uitspraak op 22 maart 2019. Sinds de aankondiging van de boete is dus (afgerond) ruim drie en een half jaar verstreken. De rechtbank stelt vast dat hiermee de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met anderhalf jaar (undue delay; vergelijk Hoge Raad 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006). De rechtbank ziet geen reden om een deel van de overschrijding aan eiseres toe te rekenen. Vanwege deze overschrijding zal de rechtbank de boete matigen met 15%, waarbij de rechtbank de richtlijnen zoals neergelegd in de uitspraak van Hof Amsterdam van 2 juli 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1298) tot uitgangspunt heeft genomen. (…) Het beroep tegen de belastingrentebeschikking heeft eiseres ter zitting laten varen. De rechtbank wijst verweerder erop dat de in rekening gebrachte belastingrente conform de uitsprak op bezwaar € 4.931 bedraagt, en niet € 5.002.”.