In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Finovion Franchise B.V. en [gedaagde] over de huur van een bedrijfsruimte. Finovion, eiseres in conventie, vorderde een bedrag van € 5.047,93 van [gedaagde], gedaagde in conventie, met betrekking tot onterecht in rekening gebrachte servicekosten. De partijen waren het oneens over de uitleg van artikel 5.1 van de huurovereenkomst, waarin de verdeelsleutel voor de servicekosten is vastgelegd. Finovion stelde dat de servicekosten naar rato van de verhuurde oppervlakte moesten worden afgerekend, terwijl [gedaagde] een andere uitleg hanteerde, waarbij de kosten over alle huurders verdeeld zouden worden in geval van gedeeltelijke leegstand.
De kantonrechter oordeelde dat de tekst van de huurovereenkomst niet anders kon worden uitgelegd dan dat Finovion recht had op een afrekening van de servicekosten op basis van de verhouding van de gehuurde oppervlakte ten opzichte van de totale oppervlakte van het gebouw. De vorderingen van Finovion werden dan ook toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en rente.
In reconventie vorderde [gedaagde] onder andere een boete wegens te late betaling van de huur door Finovion en vergoeding voor gebruik van een extra parkeerplaats. De kantonrechter oordeelde dat Finovion inderdaad een boete verschuldigd was, maar wees de vordering voor de extra parkeerplaats af, omdat er geen afspraken over waren gemaakt. Ook de vordering tot herstel van schade aan het gehuurde werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat deze schade door Finovion was veroorzaakt. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.