ECLI:NL:RBROT:2022:8026

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
ROT 21/4067
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemelde gokactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres ontving sinds 11 januari 2001 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De verweerder heeft de bijstandsuitkering van eiseres herzien en een bedrag van € 6.131,40 teruggevorderd, omdat eiseres haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen door haar gokactiviteiten in casino's niet te melden. Eiseres heeft betoogd dat zij niet gegokt heeft, maar alleen in de casino's aanwezig was om sociale redenen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat uit bankafschriften blijkt dat eiseres in de betreffende periode geld heeft opgenomen in casino's, wat erop wijst dat zij gokactiviteiten heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat eiseres, of haar bewindvoerder, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat gokken invloed kan hebben op het recht op bijstand. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van 2 september 2022, waarin is geoordeeld dat volledige terugvordering van bijstand op basis van gokken zonder sluitende administratie niet rechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [vestigingsplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Procesverloop

Met het besluit van 14 december 2020 (primair besluit 1) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 herzien, de uitkering over de maanden oktober 2019, december 2019, februari 2020, juli 2020, augustus 2020 en september 2020 ingetrokken en een bedrag van € 6.131,40 teruggevorderd.
Met het besluit van 17 december 2020 (primair besluit 2) heeft verweerder de terugvordering over het jaar 2019 gebruteerd met een bedrag van € 1.132,59.
Met het besluit van 4 januari 2021 (primair besluit 3) heeft verweerder de terugvordering over het jaar 2020 gebruteerd met een bedrag van € 2.456,73.
Met het besluit van 17 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft aanvullende stukken ingediend.
Verweerder heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2021 op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verder zijn aan de zijde van eiseres verschenen [naam 1] (de bewindvoerder van eiseres) en [naam 2] (de begeleider van eiseres bij Stichting Antes). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij brief van 17 december 2021 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat de uitspraak wordt uitgesteld in afwachting van uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank over het terugvorderen van bijstand in verband met gokken in een casino. Die uitspraken zijn gedaan op 2 september 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:7357, ECLI:NL:RBROT:2022:7358, ECLI:NL:RBROT:2022:7360 en ECLI:NL:RBROT:2022:7362).

Overwegingen

1.1.
Eiseres ontvangt sinds 11 januari 2001 een bijstandsuitkering op grond van de Pw naar de norm van een alleenstaande.
1.2.
Vanaf 24 januari 2008 staat eiseres onder beschermingsbewind. Een verzoek van eiseres tot opheffing van het bewind is afgewezen bij beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 6 november 2020. In deze beschikking is vermeld dat de bewindvoerder van mening is dat opheffing van het bewind niet in het belang van eiseres, omdat geen verbetering is opgetreden in de verstandelijke beperking die de grondslag vormde voor het bewind.
1.3.
Verweerder heeft een onderzoek uitgevoerd naar de rechtmatigheid van de bijstandsuitkering van eiseres. Uit dit onderzoek is gebleken dat eiseres in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 in diverse maanden geld heeft opgenomen in casino’s.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres haar inlichtingenverplichting niet is nagekomen door haar gokactiviteiten niet te melden, en dat het recht op bijstand over de desbetreffende maanden niet kan worden vastgesteld.
3. Eiseres heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Eiseres heeft niet gegokt. Zij was in de casino’s aanwezig om sociale redenen. Eiseres heeft een verstandelijke beperking en psychische problemen. De besluitvorming van verweerder is onzorgvuldig tot stand gekomen.
4.1.
Op de bankafschriften is een groot aantal pinopnames bij gokinstellingen te zien, soms meerdere kort na elkaar. Gelet op het aantal en de frequentie van deze opnames, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat eiseres in de desbetreffende maanden gokactiviteiten heeft verricht. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), bijvoorbeeld de uitspraak van 20 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:943. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar stelling dat zij alleen voor sociale redenen in de casino’s is geweest. Ook de stelling van de bewindvoerder ter zitting dat zij eiseres niet tot gokken in staat acht, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om hiervan te kunnen uitgaan.
4.2.
Gokken moet worden gemeld bij verweerder, omdat er geld mee kan worden verdiend. Omdat eiseres het gokken niet heeft gemeld, is zij haar inlichtingenverplichting niet nagekomen. De rechtbank oordeelt dat het eiseres, dan wel haar bewindvoerder namens eiseres, redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat het gokken van invloed kan zijn op het recht op bijstand. Verder is de inlichtingenverplichting een objectief geformuleerde verplichting, zodat het mogelijk ontbreken van verwijtbaarheid geen relevante omstandigheid is.
4.3.
Verweerder heeft in deze zaak de bijstand over de maanden waarin – afgaande op de bankafschriften – gokactiviteiten zijn verricht, volledig teruggevorderd omdat, als gevolg van de gokactiviteiten van eiseres, het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. In de onder het procesverloop genoemde uitspraken van 2 september 2022 heeft de rechtbank echter geoordeeld dat het volledig terugvorderen van de bijstand uitsluitend op basis van de omstandigheid dat de bijstandsgerechtigde in een bepaalde maand gokactiviteiten heeft verricht en daarvan geen sluitende administratie heeft bijgehouden, niet rechtmatig is. De rechtbank heeft in deze uitspraken voor de beoordeling door verweerder een vuistregel geformuleerd die zij wel acceptabel acht. Deze vuistregel houdt in dat de hoogte van de gokinkomsten gelijk wordt gesteld aan de hoogte van de bedragen die de bijstandsgerechtigde met gokken in het casino heeft ingezet (of, bij onduidelijkheid hierover, in het casino heeft gepind). De rechtbank verwijst verder, ook voor de omstandigheden waarin van deze vuistregel zou kunnen worden afgeweken, naar de uitspraken van 2 september 2022.
5.1.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding voor definitieve beslechting van het geschil (vgl. de uitspraken van 2 september 2022). Verweerder moet een nieuw besluit op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak en met inachtneming van de uitspraken van 2 september 2022. De rechtbank stelt voor het nemen van een nieuw besluit op het bezwaar een termijn van acht weken.
5.2.
Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
5.3.
De rechtbank ziet tevens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.I.M. Smid, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.