In deze zaak hebben de Passagiers, bestaande uit drie eisers, een luchtvaartclaim ingediend tegen British Airways PLC, naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Rotterdam naar Londen op 10 april 2018. De Passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt bij annuleringen en vertragingen. De Vervoerder, British Airways, heeft de annulering van de vlucht gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van bestemming. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de Vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De Passagiers hebben recht op compensatie van € 250,- per persoon, wat in totaal € 750,- bedraagt, plus wettelijke rente vanaf de datum van de oorspronkelijke vlucht. Daarnaast zijn de Passagiers ook toegewezen in hun vordering voor buitengerechtelijke kosten, die zijn vastgesteld op € 136,13. De Vervoerder is in het ongelijk gesteld en moet ook de proceskosten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 583,01. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.