In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. M.G.T. Uphus, eiste ontruiming van de woning van de huurder, [gedaagde], vanwege ernstige overlast die deze veroorzaakte voor omwonenden. De huurder, vertegenwoordigd door mr. M. El Idrissi, betwistte de claims en voerde aan dat er geen spoedeisend belang was, omdat zij na een laatste waarschuwingsbrief geen overlast meer had veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde echter dat de verhuurder voldoende spoedeisend belang had, gezien de structurele overlast die door de huurder werd veroorzaakt, en dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden. De rechter stelde een termijn van één maand voor ontruiming vast en wees de boete van € 475,00 af, omdat het boetebeding als onredelijk bezwarend werd aangemerkt. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder, die in totaal € 753,43 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.