In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een projectontwikkelaar (eiseres) en de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep (verweerder) over een aanslag van € 122.450,30 aan leges. De aanslag bestond uit leges voor een omgevingsvergunning en leges voor overige adviezen. Eiseres had eerder leges betaald voor eerdere aanvragen en stelde dat op basis van gemaakte afspraken met de gemeente Delft slechts eenmaal leges voldaan hoefden te worden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij zich niet kon beroepen op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in een brief duidelijk had gemaakt dat de eerdere afspraken niet meer golden voor de nieuwe aanvraag en dat eiseres niet mocht afleiden dat er voor de aanvraag van 19 juni 2020 geen leges verschuldigd zouden zijn. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor zover het beroep betrekking had op de nakoming van de overeenkomst, aangezien dit een civiele kwestie is die door de burgerlijke rechter moet worden behandeld. De rechtbank concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.