In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Financiën, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een ambtenaar, hierna aangeduid als [verweerder]. De kantonrechter heeft op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in Rotterdam. De verzoeker heeft primair ontbinding verzocht op grond van wanprestatie, subsidiair op grond van verwijtbaar handelen en meer subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerder] was sinds 1 september 2019 in dienst bij de Douane en is op 12 oktober 2021 aangehouden wegens verdenking van schending van het ambtsgeheim en passieve omkoping. Na zijn aanhouding is hij geschorst en is de salarisbetaling stopgezet. Op 2 februari 2022 is hij door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden wegens computervredebreuk en schending van het ambtsgeheim. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verweerder] in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, wat de ontbinding rechtvaardigt.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2022 en verklaard dat [verweerder] geen recht heeft op een transitievergoeding. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter.