Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2022 in de zaak tussen
SBM Offshore N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, eiseres (SBM),
Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (AFM),
Procesverloop
Overwegingen
- Op 31 januari 2012 kreeg SBM een melding dat [handelsagent 2] gelden van SBM heeft gebruikt om bepaalde voorwerpen van waarde aan te schaffen voor een voormalige medewerker van een klant en twee voormalige medewerkers van GEPetrol (de staatsoliemaatschappij van Equatoriaal-Guinea). [handelsagent 2] heeft dit bevestigd.
- De melding is voor SBM aanleiding tot een intern onderzoek naar mogelijk onrechtmatige handelspraktijken door handelsagenten wereldwijd. Tevens zet SBM alle betalingen aan haar handelsagenten wereldwijd stop en richt een Compliance Task Force Team op dat de betalingen aan SBM’s handelsagenten bekijkt.
- Op 7 februari 2012 opent [naam 11] de kluis van de voormalige CEO van SBM. Hierin worden overeenkomsten tussen SBM en [handelsagent 2] en zijn bedrijven en overeenkomsten tussen SBM en [handelsagent 1] aangetroffen. De betalingen aan [handelsagent 1] worden ook betrokken in het onderzoek.
- Op 7 februari 2012 worden [naam 12] (Chief Operations Officer (COO) van SBM) en zijn secretaresse aangetroffen in zijn kantoor terwijl zij documenten in vuilniszakken stoppen (het ‘binning incident’). Twaalf vuilniszakken worden veiliggesteld door [naam 13] (Deputy General Counsel van SBM) en meegenomen in het interne onderzoek. Het gaat mede om documenten die betrekking hebben op de verkooppraktijk in Brazilië.
- In februari 2012 stelt het Compliance Task Force Team een overzicht op van 122 agenten die voor SBM werkzaam zijn geweest, hun werkzaamheden, gesignaleerde ‘red flags’ en de betalingen door SBM aan de agenten. Op 21 februari 2012 noemt [naam 14] , lid van het Compliance Task Force Team, de ondernemingen van [handelsagent 1] ‘problematisch’. [naam 13] (Legal Counsel van SBM) stuurt de resultaten van een onderzoek aan [naam 11] . Hieruit blijkt dat negen handelsagenten worden aangemerkt als ‘high risk agents’, onder wie [handelsagent 1] en zijn ondernemingen. Hieruit blijkt ook dat in Brazilië de hoogste bedragen zijn uitgekeerd door SBM aan [handelsagent 1] en zijn ondernemingen.
- Op 24 maart 2012 zegt [naam 11] tegen [naam 14] en [naam 13] dat het evident is dat [handelsagent 1] nader onderzocht moet worden. Hij geeft aan zich ziek te voelen na het zien van de inhoud van de kluis van zijn voorganger en gezien te hebben hoe ‘rotten to the core’ de commerciële staf van SBM is.
- Op 27 maart 2012 stuurt [naam 14] aan [naam 11] een e-mail waarin hij refereert aan zijn formele melding van wijdverspreide omkoping bij SBM en hij zijn zorgen uit over hoe er sindsdien met hem is omgegaan.
- Op 27 maart 2012 verklaart [handelsagent 2] dat een deel van de betalingen van SBM aan [handelsagent 1] wordt doorbetaald aan medewerkers van Petrobras.
- Op 23 mei 2014 deelt SBM deze mededeling telefonisch met de CEO van Petrobas. Petrobas deelt deze informatie met de Braziliaanse autoriteiten.
- Op 24 mei 2014 informeert Petrobas SBM per brief dat zij de acceptatie terugdraait van SBM als samenwerkingspartner van de Braziliaanse onderneming Quieroz Galvão Óleo e Gás (QGOG) ten behoeve van twee tenders.
- Op 25 mei 2014 worden het Novum en de brief besproken tijdens een vergadering van de Raad van Commissarissen en de Raad van Bestuur van SBM. Uit de notulen hiervan blijkt volgens de AFM dat SBM uitgaat van de juistheid van de informatie van het OM. De Raad van Bestuur ziet aanleiding voor een persbericht dat zou moeten benadrukken dat de informatie van het OM nieuw is en dat SBM daartoe geen toegang had. Een conceptpersbericht wordt opgesteld, maar uiteindelijk niet gepubliceerd.
- Op 27 mei 2014 vindt een bespreking tussen SBM en de FIOD plaats. De FIOD toont een schema (‘Flow Chart’) waarin de op basis van het Zwitserse onderzoek ontdekte geldstromen inzichtelijk worden gemaakt en hierop wordt een toelichting gegeven. Uit de Flow Chart blijkt dat [handelsagent 1] vanuit drie van zijn offshore vennootschappen betalingen van in totaal 9,5 miljoen Zwitserse Franken heeft gedaan aan een medewerker van Petrobas. Door SBM zijn op verzoek van [handelsagent 1] betalingen aan deze vennootschappen gedaan in ruil voor zijn diensten aan SBM. Deze informatie strookt met verklaringen en aanwijzingen die tijdens het interne onderzoek van belang zijn geweest.
in de toekomstzou worden vastgesteld dat
in het verledenomkoping in Brazilië heeft plaatsgevonden. Beoordeeld moet worden of omkoping in Brazilië heeft plaatsgevonden. Het gaat dus niet om een toekomstige situatie, maar om een situatie die zich al heeft voorgedaan, een bestaande situatie. Een verplichting tot openbaarmaking van voorwetenschap is pas aan de orde als objectief geverifieerd kan worden dat omkoping heeft plaatsgevonden. Op beide data was geen sprake van vastgestelde omkoping in Brazilië. Men kan een verwachting hebben over het handelen van bepaalde personen in de toekomst of een vervolgstap in een proces, maar niet over iets in het verleden. Er werd onderzoek gedaan en de uitkomst daarvan was ongewis. Essentieel is of de informatie zodanig is dat redelijkerwijs vaststond dat omkoping had plaatsgevonden. SBM beschikte niet over concrete en specifieke informatie over omkoping in Brazilië die aanstonds openbaar diende te worden gemaakt.
- Op 10 mei 2014 heeft Petrobras SBM informeel geïnformeerd (op 14 mei 2014 bevestigd per mail) dat zij zou worden geaccepteerd als samenwerkingspartner van QGOG. Op grond hiervan kon SBM deelnemen aan de aanbestedingsprocedure voor tenders die betrekking hebben op de exploitatie van twee olievelden voor de kust van Brazilië die worden aangeduid als TVM en Libra (de tenders).
- Op 23 mei 2014 stelt de CEO van SBM de CEO van Petrobas telefonisch op de hoogte van het Novum.
- Op 24 mei 2014 deelt Petrobas aan de CEO van SBM per brief mee dat zij terugkomt van de acceptatie van SBM als samenwerkingspartner van QGOG voor de tenders. Als reden verwijst Petrobas naar de op handen zijnde voltooiing van het onderzoek van de interne commissie van Petrobas.
- SBM heeft Petrobas op 27 mei 2014 verzocht de Uitsluiting terug te draaien. Petrobas heeft diezelfde dag laten weten dat zij de brief interpreteert als een beroep tegen de Uitsluiting, maar dat zij bij haar beslissing blijft.
- Op 29 mei 2014 heeft SBM een tweede beroep bij Petrobas ingesteld tegen de Uitsluiting. Dit zogenoemde hiërarchische beroep heeft Petrobas op 4 juni 2014 afgewezen. Op 5 juni 2014 heeft SBM deze beslissing ontvangen. Na deze beslissing stond geen beroep binnen Petrobras meer open en kon SBM alleen nog een gerechtelijke procedure starten.
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: Wettelijk kader
voorwetenschap: bekendheid met informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, waarop de financiële instrumenten betrekking hebben of omtrent de handel in deze financiële instrumenten, welke informatie niet openbaar is gemaakt en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de financiële instrumenten of op de koers van daarvan afgeleide financiële instrumenten.”