ECLI:NL:RBROT:2022:4766
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van het Nederlanderschap wegens het plegen van een terroristisch misdrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022 uitspraak gedaan over de intrekking van het Nederlanderschap van eiser, die onherroepelijk was veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Eiser, die vanaf zijn geboorte de Marokkaanse nationaliteit had en op negenjarige leeftijd genaturaliseerd werd tot Nederlander, werd op 2 augustus 2018 veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor deelname aan een organisatie die terroristische misdrijven pleegde. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, aanhef en onder b van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) een bestuursrechtelijke ordemaatregel is en geen punitieve sanctie. De rechtbank overwoog dat de intrekking van het Nederlanderschap gerechtvaardigd was, gezien de ernst van het gepleegde misdrijf en het feit dat eiser de essentiële belangen van de Nederlandse staat had geschaad. Eiser had aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en dat de intrekking in strijd was met het discriminatieverbod en het verbod op dubbele bestraffing. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de intrekking van het Nederlanderschap niet onevenredig was, ook al had eiser sinds 1997 de Nederlandse nationaliteit en had hij een gehandicapte moeder in Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.