ECLI:NL:RBROT:2022:4715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
9655503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot voeging in huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], Stichting Vestia en [gedaagde]. De procedure betreft een verzoek tot voeging van [eiseres] in een huurovereenkomst tussen Vestia en [gedaagde]. Vestia had gevorderd de huurovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en in reconventie gevorderd dat [eiseres] medehuurder zou worden van het gehuurde. De kantonrechter heeft in het incident geoordeeld dat [eiseres] een voldoende belang heeft bij de voeging, aangezien zij sinds 1990 haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Vestia heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voeging. De kantonrechter heeft daarom besloten dat [eiseres] zich mag voegen aan de zijde van [gedaagde]. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar een rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9655503 \ CV EXPL 22-2853
datum uitspraak: 10 juni 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres in het voegingsincident,
gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer,
tegen
Stichting Vestia,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gedaagde in het voegingsincident,
gemachtigde: mr. L. Bergervoet,
en
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gedaagde in het voegingsincident,
gemachtigde: mr. S.C. Scheermeijer.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’, ‘Vestia’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 januari 2022, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie met eis in reconventie (tegeneis), met één productie;
  • de conclusie houdende incidentele vordering tot voeging van [eiseres];
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens antwoord in het incident tot voeging.

2..De beoordeling

in het incident
2.1.
Op de voet van artikel 209 Rv wordt eerst beslist op het door [eiseres] opgeworpen voegingsincident. In verband daarmee wordt het volgende overwogen.
2.2.
Vestia heeft - samengevat weergegeven en voor zover van belang - bij dagvaarding gevorderd, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tussen Vestia en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst ten aanzien van de woonruimte aan de [adres]
te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen en te verlaten alsmede [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 411,33 per maand tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van Vestia en concluderen tot afwijzing van die vorderingen. Daarnaast heeft [gedaagde] in reconventie gevorderd te bepalen dat [eiseres] met ingang van het te wijzen vonnis, dan wel met ingang van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen tijdstip, medehuurder zal zijn van het gehuurde. Voorts heeft [gedaagde] zowel in conventie als in reconventie gevorderd Vestia te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.4.
Bij incidentele conclusie heeft [eiseres] verzocht om voeging aan de zijde van [gedaagde]. Aan haar verzoek heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat zij sinds 9 oktober 1990 haar hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De uitkomst van het geschil tussen Vestia en [gedaagde] zal haar dan ook direct raken. Zij wenst tezamen met [gedaagde] in reconventie op grond van artikel 7:267 lid 1 BW te vorderen dat zij medehuurder van het gehuurde zal zijn.
2.5.
Vestia heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vordering tot voeging van [eiseres].
2.6.
Ingevolge het bepaalde in artikel 217 Rv kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt (HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:
BC6692, NJ 2008/168; HR 6 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5241, NJ 2014/58). Onder nadelige gevolgen wordt verstaan de feitelijke of juridische gevolgen van de toe- of afwijzing van de vordering of het gezag van gewijsde dat de in de procedure gegeven eindbeslissingen kunnen hebben voor degene die voeging vordert (HR 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2534).
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat aan dit toetsingskader is voldaan. Nu niet in geschil is dat [eiseres] (sinds aanvang van de huurovereenkomst) in het gehuurde woonachtig is, kan zij immers nadelige gevolgen ondervinden als - onder meer - de door Vestia in de hoofdzaak gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen. Met het oog daarop heeft [eiseres] bovendien belang bij haar vordering te bepalen dat zij medehuurder van het gehuurde zal zijn.
2.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het [eiseres] wordt toegestaan om zich in de hoofdzaak aan de zijde van [gedaagde] te voegen.
2.9.
De kantonrechter houdt de beslissing omtrent de proceskosten in het incident aan totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
in de hoofdzaak
2.10.
[eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld om in de hoofdzaak voor antwoord te concluderen op na te melden rolzitting.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
staat [eiseres] toe om zich in de hoofdzaak aan de zijde van [gedaagde] te voegen;
3.2.
houdt de beslissing omtrent de proceskosten in het incident aan;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 7 juli 2022 om 14.30 uurvoor het nemen van een conclusie van antwoord door [eiseres];
3.4.
wijst [eiseres] erop dat de conclusie uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12:00 uur (in tweevoud) op de griffie moet zijn ontvangen;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en in het openbaar uitgesproken.
44487