ECLI:NL:RBROT:2022:4632

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
10/660210-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord, wapenbezit, brandstichting en belediging van een politieambtenaar

Op 5 juni 2020 werd het slachtoffer, [naam slachtoffer 1], in Rotterdam doodgeschoten. De rechtbank behandelde de zaak van de verdachte, [naam verdachte], die samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] werd beschuldigd van het medeplegen van moord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering van de moord, waarbij een automatisch vuurwapen werd gebruikt. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 jaar op, waarbij ook andere feiten zoals wapenbezit, brandstichting van de schietauto en belediging van een politieambtenaar aan de orde kwamen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de moord en de andere feiten voldoende bewezen was, ondanks dat niet kon worden vastgesteld dat hij de schutter was. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de nabestaanden van het slachtoffer en aan de beledigde politieambtenaar.

Uitspraak

RechtbankROTTERDAM
Team 1
Parketnummer: 10/660210-20
Datum uitspraak: 14 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] , gedetineerd in de penitentiaire inrichting Vught.
Advocaat van de verdachte: mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan
Officieren van justitie: C.J.A. de Bruijn en M. van den Berg
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 16 en 17 mei 2022. Het onderzoek is gesloten op de zitting van 31 mei 2022.
Kern van het vonnis
Op 5 juni 2020 werd [naam slachtoffer 1] , in het bijzijn van zijn partner, op straat doodgeschoten. Op de zitting stond de vraag centraal of, en zo ja, op welke wijze de verdachte [naam verdachte] en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] betrokken waren bij de dood van het slachtoffer. In dit vonnis beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend en zal de rechtbank uitleggen waarom deze betrokkenheid is te duiden als het medeplegen van moord. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 18 jaar op.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt, kort samengevat, beschuldigd van de volgende feiten.
Medeplegen van de moord op [naam slachtoffer 1] op 5 juni 2020 te Rotterdam, subsidiair de medeplichtigheid daaraan en meer subsidiair de voorbereiding daarvan.
Medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en daarbij behorende munitie op 5 juni 2020 te Rotterdam.
Medeplegen van brandstichting van een auto op 5 juni 2020 te Capelle aan den IJssel.
Medeplegen van de diefstal van een auto in de periode van 30 mei t/m 1 juni 2020 te Amstelveen, subsidiair de (opzet)heling van die auto.
Belediging van een politieambtenaar op 29 september 2020 te Rotterdam.
De volledige tekst van de beschuldiging zoals deze door de officieren van justitie is opgeschreven in de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt de beschuldiging, met uitzondering van de onder 4 tenlastegelegde diefstal/(opzet)heling van de auto, bewezen. De bewezenverklaring, de motivering daarvan en de overwegingen daartoe en de vrijspraakoverweging, zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet.
Een overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis uiteengezet.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar volgens de wet straf op staat. Welke verboden gedragingen dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 18 jaar. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en de motivering daarvan.
De nabestaanden van het slachtoffer en de beledigde politieagent hebben als benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend. In hoofdstuk 6 is vermeld en uitgewerkt welke bedragen aan schadevergoeding de verdachte moet betalen aan de nabestaanden.
Hoofdstuk 7 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.
Hoofdstuk 1: de beschuldiging in de tenlastelegging
1.
Feit 1
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg meermalen met een automatisch vuurwapen geschoten op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair:
[naam medeverdachte 1] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 5 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [naam medeverdachte 1] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een automatisch vuurwapen geschoten op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 te Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Amsterdam en/of Amstelveen althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door tezamen en in vereniging, althans alleen:
  • een of meerdere voorverkenningen te verrichten bij de woning en/of van de (woon)omgeving van die [naam slachtoffer 1] ; en/of
  • een of meerdere voorverkenningen te verrichten (in de omgeving) van de [plaats delict 2] in Capelle aan den IJssel; en/of
  • een automatisch vuurwapen (merk Zastava, type Kalasjnikov, kaliber 7,62 x 39 mm) en/of bij dat wapen behorende munitie te weten 25 kogelpatronen en/of een autosleutel (behorende bij een Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ) op te slaan/te bewaren/te verstrekken/ter beschikking te stellen aan die [naam medeverdachte 1] en/of een of meerdere onbekend gebleven mededader(s) en/of
  • die [naam medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven mededader(s) van en naar (de omgeving van) de plaats delict (de [plaats delict 1] te Rotterdam en/of de [plaats delict 2] te Capelle aan den IJssel) en/of de woning en/of de (woon)omgeving van die [naam slachtoffer 1] te vervoeren; en/of
  • een (personen)auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ) wederrechtelijk weg te nemen, althans ter beschikking te stellen aan die [naam medeverdachte 1] en/of de onbekend gebleven mededader(s) ten behoeve van de uitvoering van de moord op die [naam slachtoffer 1] ;
  • voornoemde (personen)auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ) in brand te steken; en/of
  • een (personen)auto (merk/type Opel Astra kenteken [kentekennummer 2] ) ter beschikking te stellen aan die [naam medeverdachte 1] en/of de onbekend gebleven mededader(s) ten behoeve van het vervoer van en naar de plaats delict en/of ten behoeve van de uitvoering van de moord op die [naam slachtoffer 1] ;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 5 juni 2020 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Capelle aan den IJssel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met (een) ander(en) te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten: moord, als omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
  • een automatisch vuurwapen (merk Zastava, type Kalasjnikov, kaliber 7,62 x 39 mm) en/of bij dat wapen behorende munitie te weten 25 kogelpatronen; en/of
  • een (personen )auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ); en/of
  • een autosleutel behorende bij een (personen)auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ); en/of
  • een (personen)auto (merk/type Opel Astra kenteken [kentekennummer 2] ),
in elk geval voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen, bestemd tot het, al dan niet tezamen en in vereniging, begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad.
Feit 2
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art, 2 lid 1 Categorie II onder 22 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 32 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Zastava, type Kalasjnikov, kaliber 7,62 x 39 mm en bij dat wapen behorende munitie, te weten 25 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Feit 3
hij op of omstreeks 5 juni 2020 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een (personen)auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar brand gesticht door een brandend voorwerp in aanraking te brengen met het interieur van en/of een brandbaar voorwerp en/of een brandbare stof in voornoemde (personen)auto, althans open vuur in aanraking heeft gebracht met het interieur van en/of een brandbaar voorwerp en/of een brandbare stof in voornoemde (personen)auto, in ieder geval een brandend voorwerp in voornoemde (personen)auto heeft gelegd en/of gegooid, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde (personen)auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor nabij geparkeerde voertuig(en) en/of een of meerdere bossage(s) en/of bo(o)m(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [naam slachtoffer 2] , in elk geval levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2020 tot en met 1 juni 2020 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een eerder verloren sleutelbos van die [naam slachtoffer 3] , tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2020 tot en met 5 juni 2020 te Amstelveen en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk/type Toyota Auris kenteken [kentekennummer 1] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 5
hij op of omstreeks 29 september 2020 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 4] (politie ambtenaar medewerker arrestantenzaken), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “je kan de
kanker krijgen” en/of “lekker voor je met je kankermoeder”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door die [naam slachtoffer 4] in het gezicht te spugen.
Hoofdstuk 2: de beslissingen over het bewijs
2.1
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2, 3 en 5 heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1
hij op 5 juni 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte of (een van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een automatisch vuurwapen geschoten op het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer 1] is overleden.
Feit 2
hij op 5 juni 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 22 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 32 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Zastava, type Kalasjnikov, kaliber 7,62 x 39 mm en bij dat wapen behorende munitie, te weten kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Feit 3
hij op 5 juni 2020 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar brand gesticht door een brandend voorwerp in aanraking te brengen met het interieur van en/of een brandbaar voorwerp en/of een brandbare stof in de personenauto en/of open vuur in aanraking heeft gebracht met het interieur van en/of een brandbaar voorwerp en/of een brandbare stof in de personenauto ten gevolge waarvan brand is ontstaan en de personenauto is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor nabij geparkeerde voertuigen en bosschages en bomen, te duchten was.
Feit 5
hij op 29 september 2020 te Rotterdam opzettelijk [naam slachtoffer 4] , politieambtenaar medewerker arrestantenzaken, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: “je kan de kanker krijgen” en “lekker voor je met je kankermoeder” en door die [naam slachtoffer 4] in het gezicht te spugen.
2.2
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gegrond op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de hierna volgende vaststellingen, gevolgtrekkingen en conclusies die bij de bewezenverklaring zijn betrokken.
2.3
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat [naam verdachte] moet worden vrijgesproken van het medeplegen van moord, medeplichtigheid aan moord en voorbereiding van moord. Allereerst omdat niet kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] de schutter en/of medepleger van het schieten is geweest. Ten tweede omdat het scenario zoals dat door de officieren van justitie is gepresenteerd, niet het enige denkbare scenario betreft. In het verlengde van hetgeen ten aanzien van feit 1 is aangevoerd, moet [naam verdachte] ook worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van een kalasjnikov, brandstichting van een auto en diefstal/(schuld)heling van een auto.
2.4
Bewijsoverwegingen
Feit 1
2.4.1
Bewijsvragen
De belangrijkste vragen waar de rechtbank voor stond waren of, en zo ja, op welke wijze de verdachte [naam verdachte] en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] betrokken waren bij de dood van [naam slachtoffer 1] (het slachtoffer). Deze vragen zijn met de bewezenverklaring beantwoord: de rechtbank ziet [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] als medeplegers van de moord op het slachtoffer.
Na een overweging vooraf volgt een korte vaststelling van een aantal belangrijke feiten en omstandigheden over de dag van de dood van het slachtoffer op 5 juni 2020. Daarna zal met behulp van een tijdlijn een feitelijke analyse worden gemaakt van de betrokkenheid van beide verdachten. Deze tijdlijn begint op 23 april 2020, leidt naar het schietincident op 5 juni 2020 en eindigt op 11 juni 2020. Bij deze analyse zullen steeds tussenconclusies worden getrokken. De feitelijke analyse op zichzelf en de tussenconclusies vormen in samenhang met de inhoud van de bewijsmiddelen de basis voor de vaststelling van de feitelijke samenwerking tussen [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] en eventuele anderen bij de dood van het slachtoffer. In de daarna volgende paragrafen van dit hoofdstuk zal worden stilgestaan bij de juridische duiding die door de rechtbank aan die feitelijke samenwerking is gegeven; het medeplegen van moord. Daarbij is aandacht voor het door de officieren van justitie geschetste scenario en voor het opzet en de voorbedachten raad van de verdachten op de dood van het slachtoffer.
2.4.2
Overweging vooraf
In het dossier is veel beeldmateriaal opgenomen waarop personen en/of auto’s zijn te zien die betrokkenheid hebben bij het schietincident. Als wordt vastgesteld dat het op het beeldmateriaal gaat om [naam verdachte] , [naam medeverdachte 1] , de Toyota Auris [kentekennummer 1] of de Opel Astra [kentekennummer 2] , is die vaststelling steeds gebaseerd op een samenstel van meerdere bewijsmiddelen. In hoofdstuk 3 van dit vonnis waarin de bewijsmiddelen zijn opgenomen, wordt steeds aangegeven welke bewijsmiddelen aan welke vaststelling ten grondslag liggen.
2.4.3
Het schietincident, de uitgebrande Toyota en het verband daartussen
Op 5 juni 2020 wandelen het slachtoffer en zijn vrouw, [naam slachtoffer 5] , met hun hond over de [plaats delict 1] te Rotterdam. Vlak achter het slachtoffer en [naam slachtoffer 5] stopt een grijze auto, de bijrijder stapt uit en schiet rond 22.16 uur meerdere keren in de richting van het slachtoffer. De grijze auto rijdt vervolgens met hoge snelheid weg. Het slachtoffer overlijdt ter plekke door één inschot in de hals.
Op de [plaats delict 2] in Capelle aan den IJssel, niet ver van de [plaats delict 1] , wordt kort na het schietincident een Toyota Auris [kentekennummer 1] brandend aangetroffen. In de uitgebrande Toyota is op de grond voor de bijrijdersstoel een kalasjnikov aangetroffen. Onder de kalasjnikov is het restant van een Basic Fit rugtas gevonden.
De hulzen en kogels die zijn gevonden rondom de plek van het schietincident, zijn verschoten met de in de uitgebrande Toyota aangetroffen kalasjnikov. Op één van die hulzen is DNA aangetroffen van [naam verdachte] .
Tussenconclusie a.
De Toyota is de auto van waaruit is geschoten (de schietauto). De kalasjnikov die in de schietauto is aangetroffen, is het wapen waarmee bij het schietincident is geschoten (het schietwapen). Het slachtoffer is door het schietincident overleden. [naam verdachte] heeft betrokkenheid bij de hulzen die afkomstig zijn uit het schietwapen en daarmee bij de patronen die op enig moment in het magazijn van dat wapen zijn gestopt. Daarmee bestaat een verband tussen [naam verdachte] , het schietwapen, de schietauto, het schietincident en daarmee de dood van het slachtoffer.
2.4.4
Tijdlijn en analyse
23 april - 12 juni 2020
Van 7 mei tot en met 12 juni huurt [naam medeverdachte 1] een Opel Astra [kentekennummer 2] . De Opel rijdt op 10, 11, 12, 18, 19, 20, 21, 22, 26 en 27 mei en 2 juni 2020 nabij en/of zeer nabij de woning van het slachtoffer en/of nabij de [plaats delict 2] . Op 23 april en 5 mei 2020 rijden andere door [naam medeverdachte 1] gehuurde auto’s in de directe omgeving van de woning van het slachtoffer en/of de [plaats delict 2] .
20 mei 2020
Amsterdam, 19.42 uur: de Opel rijdt de Koos Vorrinkweg in en wordt geparkeerd. De bestuurder stapt uit om vervolgens plaats te nemen op de bijrijdersplek. De Koos Vorrinkweg is een zijstraat van de [straatnaam 1] . [naam verdachte] woont in een flat op de [straatnaam 1] . 19.45 uur: [naam verdachte] stapt als bestuurder in de Opel. De Opel rijdt weg en arriveert om 20.42 uur op de [plaats delict 2] te Capelle aan den IJssel. [naam verdachte] en een andere man stappen uit de Opel en lopen weg van de [plaats delict 2] . Om 21.50 uur zijn [naam verdachte] en de andere man weer terug op de [plaats delict 2] en vertrekken zij in de Opel. Om 22.43 uur is de Opel terug op de [straatnaam 1] in Amsterdam. Om 22.44 uur is de Opel op de Jan van Zutphenstraat. Beide straten liggen in de buurt van de woningen van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] . Om 22.45 uur loopt [naam verdachte] de kelderboxeningang van zijn flat in. In de periode tussen vertrek uit en aankomst in Amsterdam worden de telefoons van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] niet gebruikt. Hun telefoons stralen kort voor het moment dat ze niet meer worden gebruikt aan op de [straatnaam 1] en ook kort nadat ze weer in gebruik worden genomen. De rechtbank gaat ervan uit dat de andere man [naam medeverdachte 1] is geweest. Hij is in die dagen de huurder en de gebruiker van de Opel. De Opel heeft in de omliggende periode dergelijke reisjes veel vaker gemaakt. Bovendien past [naam medeverdachte 1] in de beelden die ter plaatse op de [plaats delict 2] zijn gemaakt en verraadt ook zijn gezelschap zijn identiteit.
21 mei 2020
Amsterdam, 20.06 uur: [naam medeverdachte 1] parkeert de Opel voor de flat waar [naam verdachte] woont, stapt uit en neemt plaats op de bijrijdersplek. [naam medeverdachte 1] draagt een lichtblauwe broek en witte Nike schoenen met een kenmerkend blauw deel aan de achterzijde. [naam verdachte] komt vanuit de kelderboxeningang aangelopen en stapt als bestuurder in de Opel. De Opel rijdt om 20.20 uur weg. Van 21.11 uur tot en met 21.42 uur rijdt de Opel langs en in de omgeving van de woning van het slachtoffer aan de [straatnaam 2] in Rotterdam. De Opel rijdt rond 22.30 uur weer de Koos Vorrinkweg te Amsterdam in. Twee minuten later komen [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] vanuit de Koos Vorrinkweg gelopen. In de periode tussen vertrek uit en aankomst in Amsterdam worden de telefoons van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] niet gebruikt. Hun telefoons stralen kort voor het moment dat ze niet meer worden gebruikt aan op de [straatnaam 1] en ook kort nadat ze weer in gebruik worden genomen.
22 mei 2020
De door [naam medeverdachte 1] bestuurde Opel cirkelt tussen 06.59 uur en 08.59 uur rondom de woning van het slachtoffer. De Sky-telefoon van [naam medeverdachte 1] is van 07.31 uur tot en met 09.08 uur in Capelle aan den IJssel en in Rotterdam.
Tussenconclusie b.
In het licht van de gewelddadige dood van het slachtoffer zijn de ritten van 20, 21 en 22 mei te duiden als (mogelijke) voorverkenningen daarvan. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn op 20 mei zonder duidelijk doel op de [plaats delict 2] . Dit is de plek waar op 5 juni de schietauto in brand is gestoken. Op 21 mei rijden [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zonder duidelijk doel langs en rondom de woning van het slachtoffer. Dit is in de directe omgeving van de plek van het schietincident. Ook op 22 mei is [naam medeverdachte 1] daar zonder doel aanwezig. Met name de directe gerichtheid van de reizen naar Rotterdam en de intensiteit van de belangstelling voor de woning van het slachtoffer en de [plaats delict 2] vallen op en rechtvaardigen de duiding van de handelingen als voorverkenningen. De aanwezigheid van de Opel en andere door [naam medeverdachte 1] gehuurde auto’s op de andere dagen nabij en/of zeer nabij de woning van het slachtoffer en/of op de [plaats delict 2] versterken deze duiding. Het achterlaten van de telefoons door de verdachten ten tijde van de reizen naar Rotterdam past daar ook goed bij.
27 mei 2020
Amsterdam, 01.05 uur: [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] lopen in de kelderboxengang. [naam medeverdachte 1] heeft een Basic Fit rugtas bij zich en laat deze achter in de kelderbox. Hij draagt witte Nike schoenen met een kenmerkend blauw deel aan de achterzijde.
Tussenconclusie c.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] beschikken kort voor het schietincident over een Basic Fit rugtas. Van een tas als deze zijn restanten, met daar bovenop het schietwapen, teruggevonden in de uitgebrande schietauto op de [plaats delict 2] . De [plaats delict 2] , de plek waar [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] een week eerder voorverkenningen hebben verricht.
30 mei 2020
Amsterdam, 22.43 uur: de Opel en de Mercedes A140 [kentekennummer 3] van [naam medeverdachte 2] rijden de Koos Vorrinkweg in. De telefoons van zowel [naam medeverdachte 1] als deze [naam medeverdachte 2] stralen op dat moment op de [straatnaam 1] aan. De telefoon van [naam medeverdachte 1] staat vanaf 22.44 uur uit. Rond 22.50 uur rijden de Opel en de Mercedes weg. De Opel rijdt naar de IJburglaan, daar woont de toenmalige partner van [naam medeverdachte 1] , en blijft daar achter. Enige tijd later, om 23.27 uur, straalt de telefoon van [naam medeverdachte 2] aan in Amstelveen. [naam medeverdachte 2] heeft rond die tijd telefonisch contact met [naam medeverdachte 3] en met [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 3] is degene die op 28 april 2020 de autosleutels van de schietauto heeft gestolen. Amstelveen, 23.30 uur: een man loopt de garage in, waar de schietauto staat geparkeerd. De man is gekleed in een lichtblauwe broek en witte Nike schoenen met een kenmerkend blauw deel aan de achterzijde. Enkele seconden daarna rijdt de schietauto de garage uit. De Mercedes en de schietauto rijden van Amstelveen naar Capelle aan den IJssel en leggen in hetzelfde tijdspad dezelfde route af. Zo’n drie kwartier later zijn de schietauto en de Mercedes nabij de [plaats delict 2] . Van de schietauto zijn die dag geen reisbewegingen meer bekend. De Mercedes rijdt via de afrit IJburg terug naar de [straatnaam 1] . Kort na het passeren van de afslag nabij IJburg gaat de telefoon van [naam medeverdachte 1] weer aan.
Tussenconclusie d.
[naam medeverdachte 1] heeft, samen met anderen, zes dagen voor het schietincident, de schietauto gestolen en is daarmee richting de [plaats delict 2] gereden. De schietauto is in de buurt van de [plaats delict 2] achtergelaten. Het is het samenstel van vaststellingen dat tot die conclusie leidt. Centraal daarin staan de broek en de schoenen van de persoon in de parkeergarage. De schoenen en de broek vertonen sterke gelijkenis met de schoenen en de broek van [naam medeverdachte 1] die hij op 21 en 27 mei draagt. Naast dit gegeven zijn ook de plaatsbepalingen van de auto’s en de telefoons van groot belang. Ook die wijzen op aanwezigheid van [naam medeverdachte 1] bij de gebeurtenissen die avond. Ten slotte kan ook niet onbesproken blijven dat (zoals hierna zal worden uiteengezet) [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] op 2 juni de beschikking hebben over de sleutels van de schietauto en over de schietauto zelf. Bovendien is [naam medeverdachte 1] samen met [naam verdachte] op 20 mei op de [plaats delict 2] geweest, de plek waar de schietauto op 5 juni (zoals ook hierna zal blijken) in hun aanwezigheid, in brand is gestoken.
2 juni 2020
Amsterdam, 07.17 uur: [naam verdachte] loopt met een Basic Fit rugtas, waarin - gelet op de houding van [naam verdachte] - kennelijk een voorwerp met een behoorlijk gewicht zit, vanuit de kelderboxeningang van de flat in de richting van de Opel. Om 07.20 uur rijdt de Opel weg. De Opel komt om 08.19 uur aan op de [plaats delict 2] . [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] stappen uit de Opel. Om 08.28 uur rijdt de schietauto weg vanaf de [plaats delict 2] . Rond 08.35 uur rijdt de schietauto, met [naam verdachte] als bestuurder en [naam medeverdachte 1] als bijrijder, langs de woning van het slachtoffer. Om 08.45 uur is de schietauto weer terug op de [plaats delict 2] . De twee inzittenden stappen uit en lopen in de richting van de geparkeerde Opel. De Opel rijdt om 08.43 uur de [plaats delict 2] af. De Opel is om 09.48 uur terug op de [straatnaam 1] . [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] stappen uit de Opel. [naam verdachte] draagt de Basic Fit rugtas bij zich. In de periode tussen vertrek uit en aankomst in Amsterdam worden de telefoons van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] niet gebruikt.
Tussenconclusie e.
Deze rit wordt geduid als een mogelijk zeer concrete voorverkenning ter uitvoering van het plan om het slachtoffer te doden. Deze voorverkenning wordt door [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] uitgevoerd met de schietauto. De Basic Fit rugtas, die kennelijk met een behoorlijk gewicht is gepakt, wordt vanuit Amsterdam vervoerd naar de [plaats delict 2] . Restanten van een Basic Fit rugtas zijn - als gezegd - gevonden in de uitgebrande schietauto met daarop het schietwapen. Dit leidt tot de voorzichtige conclusie dat het meebrengen van de Basic Fit rugtas diende voor het vervoer van het schietwapen naar Rotterdam. Het meebrengen van die tas en het gebruik van de schietauto maken dat deze voorverkenning niet alleen in tijd maar ook naar haar uiterlijke verschijningsvorm dichter tegen het schietincident aan ligt.
5 juni 2020 voorafgaand aan het schietincident
Amsterdam, 17.25 uur: [naam verdachte] overhandigt een autosleutel en de Basic Fit rugtas, die kennelijk met een behoorlijk gewicht is gepakt, aan [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] neemt de autosleutel en de Basic Fit rugtas mee naar de Opel. De Opel, met daarin [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] , vertrekt om 17.50 uur en komt omstreeks 18.50 uur aan op de [plaats delict 2] . [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] stappen uit de Opel en lopen richting metrostation De Schenkel. Om 18.59 uur rijdt de schietauto langs het metrostation en kort daarna langs de woning van het slachtoffer. Niet kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] op dat moment in de schietauto zitten. Om 19:21 uur komen twee personen aangelopen vanuit de richting van metrostation De Schenkel. Om 19.26 uur rijdt de Opel, met daarin de telefoon van [naam medeverdachte 1] , van de [plaats delict 2] naar restaurant Mozaïk waar op dat moment het slachtoffer is. De Opel en de telefoon zijn om 20.03 uur terug op de [plaats delict 2] . De Opel blijft daar tot 22.19 uur. Twee personen lopen vanuit de richting van de geparkeerde Opel in de richting van metrostation De Schenkel. Bij één van die personen is een bolling op de rug waarneembaar. Van 20.20 uur tot en met 22.05 uur rijdt de schietauto langs en rondom de woning van het slachtoffer. Ook hier kan niet worden vastgesteld dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] op dat moment in de schietauto zitten.
Tussenconclusie f.
Op de dag van het schietincident vertrekken [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] met de Basic Fit rugtas, die als gezegd zeer wel kan zijn gebruikt voor het vervoer van het schietwapen, in de Opel naar de [plaats delict 2] . Zij lopen dan over een voetpad richting De Schenkel, mogelijk de locatie van de schietauto. Even later, wanneer de schietauto langs de woning van het slachtoffer heeft gereden, lopen twee personen datzelfde pad weer terug, in de richting van de Opel. Deze personen zijn niet herkenbaar. [naam medeverdachte 1] wordt klaarblijkelijk op de hoogte gehouden van de locatie waar het slachtoffer zich in de avond van 5 juni ophoudt, want hij rijdt vijf minuten daarna in de Opel naar deze locatie en houdt het slachtoffer, zo’n tweeënhalfuur voor het schietincident, kennelijk heel direct in de gaten. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn rond 20:03 uur (weer terug) op de [plaats delict 2] en lopen dan weer richting De Schenkel. De signalementen, in het bijzonder de waargenomen bolling op de rug bij een persoon nabij de teruggekeerde Opel en de reeks van plaatsbepalingen van de Opel en telefoon van [naam medeverdachte 1] kunnen deze conclusie dragen. Zeker wanneer daarbij de gebeurtenissen eerder die avond worden betrokken. De Opel blijft stilstaan op de [plaats delict 2] tot het moment van vertrek, na het in brand steken van de schietauto.

5.en 6 juni 2020 aansluitend aan het schietincident

De [plaats delict 2] , 22.18 uur: vanuit de richting van de net geparkeerde schietauto loopt een persoon naar de plek van de geparkeerde Opel. Om 22.19.02 vliegt de schietauto in brand en brandt uit. 22.19.08 uur, vanuit de richting van de brandende schietauto loopt een tweede persoon naar de plek van de geparkeerde Opel. 22.19.21 uur, de Opel rijdt de [plaats delict 2] af. 23.33 uur, de Opel rijdt terug richting Amsterdam. 23.40 uur, de Opel is op 15 minuten rijafstand van de [straatnaam 1] . 00.03 uur, een auto rijdt een zijstraat van de [straatnaam 1] , de Koos Vorrinkweg, in. 00.04.16 uur, een auto rijdt vanuit de Koos Vorrinkweg over de [straatnaam 1] de Jan Smitstraat in. De auto vertoonde grote gelijkenis met de Opel. 00.04.23 uur, [naam verdachte] loopt vanuit de richting vanwaar de auto kwam de flat in. [naam verdachte] draagt dezelfde kleding als die hij aanhad bij vertrek eerder die avond. Hij gaat vanuit de ruimte waar de kelderboxen zijn de lift in en komt korte tijd later, om 00.17 uur, weer uit die lift bij de kelderboxen en draagt dan andere kleding. Hij heeft een gevulde vuilniszak bij zich die hij in de kelderbox van [naam medeverdachte 5] plaatst. [naam verdachte] loopt daarna naar buiten en ontmoet [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] smijt, in het bijzijn van [naam verdachte] , om 00.24 uur zijn Sky-telefoon op straat kapot. Rond 02.06 uur loopt [naam medeverdachte 5] zijn kelderbox uit, hij draagt handschoenen en heeft een vuilniszak vast.
13 maart 2020 tot en met 6 juni 2020: Sky-telefoons
Het slachtoffer had een Sky-telefoon, waarmee hij op 24 mei 2020 heeft gecommuniceerd met een Sky-contact [naam Sky-contact] ”. Ook [naam medeverdachte 1] maakt gebruik van een Sky-telefoon van 13 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 om 00.23 uur. Hij heeft daarmee veel contact gehad met dezelfde [naam Sky-contact] ”. Na 6 juni 00:23 uur is de Sky-ID van [naam medeverdachte 1] niet meer gebruikt. Op 8 juni 2020 stopt het Sky-ID van [naam Sky-contact] ”.
Tussenconclusie g.
Uit de eerdere aanwezigheid van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] op de [plaats delict 2] op 5 juni, het verplaatsen van de Opel van de [plaats delict 2] terug naar Amsterdam, het tijdstip van het arriveren van de verdachten in Amsterdam en hun gedragingen die nacht, leidt de rechtbank af dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] rond 22.18 uur in de directe aanwezigheid van de schietauto op de [plaats delict 2] waren die een paar minuten daarvoor is gebruikt bij het schietincident. Als de schietauto vlam vat laten zij de plek van de brand achter zich en verplaatsen zich met de Opel naar Amsterdam.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] voeren vervolgens bij terugkomst in Amsterdam handelingen uit die zijn gericht op het verhullen van betrokkenheid bij het schietincident. Anders kan het midden in de nacht verkleden, weggooien van vuilniszakken en kapot gooien van een telefoon niet worden geduid. Bij dat laatste is bovendien uiterst opmerkelijk te noemen dat net met die telefoon veelvuldig is gecommuniceerd met een persoon die ook in contact stond met het slachtoffer. Daarbij kan ook niet onbenoemd blijven dat het Sky-ID van [naam medeverdachte 1] is gebruikt van 13 maart tot en met de nacht van 6 juni. De periode waarbinnen de weergegeven tijdlijn van voor betrokkenheid redengevende gebeurtenissen goed is te plaatsen. Bovendien staat deze tussenconclusie niet op zichzelf, maar moet worden bezien in verband met de eerdere gebeurtenissen die avond en de dagen daarvoor.
9, 10 en 11 juni 2020
Op 9 juni koopt [naam medeverdachte 1] een motorfiets van € 9.000, die hij cash betaalt. Op 10 juni beschikken [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] in de beslotenheid van de kelderboxen van de flat over cash geld. Op 11 juni koopt [naam verdachte] een motorfiets van € 5.500, die ook hij cash betaalt.
Tussenconclusie h.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] beschikken kort na de dood van het slachtoffer opeens over veel cash geld en dat roept, in het licht van de vastgestelde feiten en omstandigheden, vragen op. Vragen die onbeantwoord zijn gebleven. Dit zou kunnen worden gezien als een beloning voor uitgevoerde werkzaamheden.
2.4.5
Medeplegen als juridische duiding
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie vinden op grond van grotendeels dezelfde vaststellingen als hiervoor beschreven bewezen dat beide verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van moord op het slachtoffer. Zij hebben daartoe een scenario gepresenteerd waarin [naam verdachte] de rol van schutter heeft en [naam medeverdachte 1] die van bestuurder van de schietauto. De officieren van justitie baseren zich daarbij op een redenering, die kort gezegd, het volgende inhoudt: [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn betrokken geweest bij de voorbereiding van het schietincident, zij zaten tijdens de voorverkenning op 2 juni ook samen in de schietauto, ten tijde van het schietincident zaten er twee personen in de schietauto, [naam verdachte] past in het signalement van de schutter, [naam medeverdachte 1] past in het signalement van de bestuurder van de schietauto, [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] hebben geen aannemelijke verklaring afgelegd die een ander licht werpt op hun betrokkenheid waardoor het niet anders kan dan dat [naam verdachte] de schutter is geweest en [naam medeverdachte 1] de bestuurder was.
Scenario van officieren van justitie heeft onvoldoende basis
De rechtbank is niet blind voor de - zeker op het eerste gezicht - aannemelijkheid van het scenario van de officieren van justitie. Nadere beschouwing van dat scenario leert dat dat scenario blijft hangen in die aannemelijkheid. Het vindt namelijk onvoldoende verankering in de feitelijke vaststellingen. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] kunnen voor het laatst zo’n twee uur voor het schietincident op de [plaats delict 2] worden geplaatst. Daarna is er geen enkele feitelijke betrokkenheid van hen vast te stellen tot het moment dat zij enkele minuten na het schietincident weer of nog steeds op de [plaats delict 2] zijn. De signalementen van de schutter en de bestuurder betreffen te algemene uiterlijke kenmerken om daaraan deze verdachten te linken. Daarbij komt dat het door een getuige genoemde specifieke kenmerk van de bestuurder, een donkere baard/zware baardgroei, niet matcht met het uiterlijk van [naam medeverdachte 1] op 5 juni. Bovendien droeg [naam verdachte] op 5 juni een kenmerkende Adidasbroek met opvallende witte strepen aan de zijkant, die geen enkele ooggetuige noemt. Het niet noemen van een dergelijk kenmerk sluit [naam verdachte] op zichzelf niet uit maar is wel opmerkelijk te noemen. Aldus is er geen feitelijke onderbouwing voor de aanwezigheid op de plaats delict en laten de wel vast te stellen concrete feiten en omstandigheden over de schutter en de bestuurder ruimte voor twijfel van de door de officieren van justitie ‘gekozen’ rollen voor de verdachten.
Het ‘bewijsgat’ kan niet worden opgevuld
Vervolgens is onderzocht of het ‘bewijsgat’ zou kunnen worden opgevuld met een bewijsredenering. De sprong die dan moet worden gemaakt, is groot. Het gaat immers over de in bewijsrechtelijke zin meest wezenlijke rollen van een schietincident. Een te gemakkelijke sprong zou leiden tot een te globale bewijsredenering. Al met al vindt de rechtbank de sprong te groot. Dit wordt veroorzaakt doordat de noodzakelijke bewijsredenering teveel/geheel zou moeten worden gestoeld op feiten en omstandigheden voorafgaand en na het schietincident.
Natuurlijk kan het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachten voor sterk belastende feiten bijdragen aan een bewijsredenering. Op het specifieke punt van de concrete rollen van schutter en bestuurder, zoals de officieren van justitie aan respectievelijk [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] toedichten, helpt dit echter niet. Juist op dat punt waar de sprong moet worden gemaakt ontbreekt het aan harde feiten en omstandigheden die om een verklaring schreeuwen. De wel vastgestelde feiten en omstandigheden laten ook een andere rol toe.
Ten slotte is in dit verband acht geslagen op de omstandigheid dat de focus van het opsporingsonderzoek, hoe begrijpelijk ook, volledig en van meet af aan gericht is geweest op deze twee verdachten, waarbij het bijkomend effect is geweest dat het zicht op andere betrokkenen - waarvoor wel degelijk aanwijzingen zijn in het dossier - mogelijk verloren is gegaan.
Een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de dood van het slachtoffer
Een en ander neemt niet weg dat de gedragingen van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] voorafgaand aan, kort voor en kort na het schietincident de conclusie rechtvaardigen dat zij een zeer concrete, cruciale en significante betrokkenheid hebben gehad bij de dood van het slachtoffer. Die betrokkenheid is aan de hand van tussenconclusies als volgt geduid:
[naam verdachte] staat, door een DNA-match op een huls, in verband met de dood van het slachtoffer.
[naam verdachte] en/of [naam medeverdachte 1] verrichten ten minste drie voorverkenningen.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] beschikken over een Basic Fit rugtas, soortgelijk aan de tas die in de uitgebrande schietauto met daar bovenop het schietwapen, is aangetroffen.
[naam medeverdachte 1] steelt de schietauto.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] rijden met de schietauto langs de woning van het slachtoffer.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] nemen de Basic Fit rugtas mee naar de [plaats delict 2] . [naam medeverdachte 1] houdt het slachtoffer heel direct in de gaten. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn kort voor het schietincident op de [plaats delict 2] .
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn er bij als de schietauto in brand wordt gestoken. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] proberen hun betrokkenheid te verhullen. De Sky-telefoon, die is gebruikt om uitvoering te geven aan het plan om het slachtoffer te doden, wordt kapot gesmeten.
[naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] beschikken kort na de dood van het slachtoffer opeens over onverklaarbaar veel cash geld.
Hierdoor is vast komen te staan dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij de voorbereiding, de uitvoering en de afwikkeling van het gezamenlijke plan om het slachtoffer te doden. Niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] lijfelijk aanwezig waren ten tijde van de uitvoeringshandeling, het schieten. De gedragingen van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] zijn echter veelomvattend en naar de uiterlijke verschijningsvorm evident gericht op de verwezenlijking van het gemeenschappelijke plan om het slachtoffer te doden. Zij hebben daarbij mogelijk intensief nauw en bewust samengewerkt met andere onbekende mededaders, maar in ieder geval met elkaar. De doelgerichtheid van het plan blijkt vooral uit de voorverkenningen en het meenemen van het vuurwapen. Daar komt bij dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] ook actief uitvoering hebben gegeven aan wezenlijke onderdelen van het gezamenlijke plan om het slachtoffer te doden. Hun aanwezigheid op de dag van het schietincident, hun handelen die dag en hun aanwezigheid bij het in brand steken van de schietauto zijn daar voorbeelden van. De rol die voor [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] kan worden vastgesteld is dan ook niet ondergeschikt aan die van de schutter en/of de bestuurder en overstijgt de rol van de voorbereider of medeplichtige met gemak. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat de verdachten geen inzicht hebben willen geven in hun onmiskenbare betrokkenheid in het gehele plan om het slachtoffer te doden. Het uitblijven van een verklaring over hun betrokkenheid sterkt de rechtbank in haar oordeel dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] een bijdrage van voldoende gewicht hebben geleverd aan de nauwe en bewuste samenwerking die gericht is geweest op de dood van het slachtoffer.
Opzet en voorbedachte raad
Het slachtoffer is van een korte afstand, gericht en veelvuldig beschoten met een kalasjnikov. Dit soort schietincidenten worden in zijn algemeenheid zorgvuldig voorbereid, wat ook in dit geval is gebeurd. Het handelen van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] getuigt, naar de uiterlijke verschijningsvorm, van een weloverwogen beslissing om het slachtoffer te doden. Zij hebben gedurende een langere periode samen en mogelijk met anderen het plan om het slachtoffer te doden uitgedacht, voorbereid en in stappen uitgevoerd. Zij hebben ruimschoots de tijd gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van het plan om het slachtoffer te doden. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] hebben daarmee, samen met anderen, het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade gedood.
Feit 2
2.4.6
Voorhanden hebben van het schietwapen en munitie
Uit het voorgaande en meer in het bijzonder hetgeen is overwogen in paragrafen 2.4.4 en 2.4.5. volgt de conclusie dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] ook de medeplegers zijn van het voorhanden hebben van het schietwapen inclusief de munitie.
Feit 3
2.4.7
Brandstichting van de schietauto
De schietauto is opzettelijk in brand gestoken en daardoor was gemeen gevaar voor goederen te duchten. Dit gevaar heeft zich ook gerealiseerd, nu een nabij geparkeerde auto, is beschadigd. De schietauto is kort voor het schietincident mede door [naam medeverdachte 1] gestolen en is vrijwel direct na het schietincident in brand gevlogen. Hiervoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] als medepleger betrokken zijn bij de moord op het slachtoffer, waarbij de schietauto steeds een grote rol speelde. Daarnaast is vastgesteld dat zij in de directe aanwezigheid van de schietauto waren op het moment dat deze vlam vatte. Gelet op die vaststellingen is het zich ontdoen van de schietauto, door dit voertuig in brand te steken, onderdeel van het gehele plan om het slachtoffer dood te schieten. De verdachten zijn daarom ook als medeplegers van die brandstichting aan te merken.
Feit 4
2.4.8
Vrijspraak diefstal/(opzet)heling van de schietauto
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden, waaruit blijkt dat [naam verdachte] betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van de schietauto. De rechtbank vindt ook niet bewezen dat [naam verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan (opzet)heling. De rechtbank overweegt dat [naam verdachte] op 2 juni 2020 in de schietauto heeft gezeten, maar dat niet kan worden vastgesteld dat hij wist dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden dat de schietauto van misdrijf afkomstig was.
Feit 5
2.4.9.
Belediging politie
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit is daarom zonder nadere bespreking bewezen verklaard.
Hoofdstuk 3: de bewijsmiddelen [1]
Schietincident
1.
Onderzoek van de politie [2]
Op 5 juni 2020, rond 22.16 uur, heeft op de [plaats delict 1] in Rotterdam een schietpartij plaatsgevonden. Ter plaatse verklaarde [naam slachtoffer 5] dat zij samen met haar man, [naam slachtoffer 1] , de hond aan het uitlaten was. Vanuit een grijze auto kwam een man naar hen toegelopen. Deze man schoot met een automatisch vuurwapen meerdere malen richting [naam slachtoffer 1] . Hierdoor werd [naam slachtoffer 1] geraakt en viel hij op de grond.
2.
Onderzoek van de politie [3]
Ter plaatse verklaarde getuige [naam getuige 1] dat hij geluid als van vuurwerk hoorde waarna een grijze Toyota Auris met slippende banden en hard voorbij reed. Deze auto reed de Jacques Dutilhweg op.
3.
Forensisch onderzoek door de politie [4]
Op de [plaats delict 1] zijn 25 kogelhulzen met het kaliber 7,62x39 millimeter aangetroffen. Deze worden doorgaans afgevuurd met (semi)automatische militaire aanvalsgeweren, type kalasjnikov. Dit type vuurwapen is vaak voorzien van een magazijn met 30 stuks munitie. De hulzen zijn voorzien van de SIN-nummers [SIN-nummer 1] t/m - [SIN-nummer 2] , [SIN-nummer 3] t/m - [SIN-nummer 4] .
4.
Forensisch onderzoek door de politie [5]
Er zijn in de Ringvaartplas ter hoogte van waar 5 juni 2020 een schietincident had plaatsgevonden twee projectielen zijn aangetroffen. Deze zijn voorzien van de nummers [SIN-nummer 5] en [SIN-nummer 6] .
Overlijden
5.
Deskundigenverslag [6]
[naam slachtoffer 1] is op 5 juni 2020 overleden te [plaats delict 1] , Rotterdam. Het intreden van de dood wordt verklaard door een inschot aan de hals, veroorzaakt door projectiel 4.
Brandstichting Toyota Auris
6.
Onderzoek van de politie [7]
Op de camerabeelden van metrostation de Schenkel en de [plaats delict 2] is te zien dat de Toyota Auris [kentekennummer 1] , op 5 juni 2020 22.18 uur, via de Jacques Dutilhweg de [plaats delict 2] oprijdt.
7.
Onderzoek van de politie [8]
Op 5 juni 2020, 22.24, uur komt de melding binnen van autobrand op de [plaats delict 2] , Capelle aan den IJssel. Aanrijdend naar de voertuigbrand zagen verbalisanten een grote zwarte rookkolom, afkomstig van de [plaats delict 2] wat zij duidden als hevige brandontwikkeling, vermoedelijk ontstaan door het gebruik van brand versnellende middelen. Ter plaatse bleek de Toyota Auris [kentekennummer 1] volledig in brand te staan en waren er knallen vanuit het voertuig te horen.
8.
Onderzoek van de politie [9]
De locatie waar de brandende auto werd aangetroffen betreft een doodlopende weg met aan de rechterzijde parkeervakken en aan de linkerzijde garageboxen. De parkeervakken grenzen aan struiken en bomen. Rechts, op vier meter afstand, stond naast de brandende auto nog een auto. Op een afstand van twee meter voor de brandende auto staat een boom. Getuige [naam getuige 2] verklaarde: “er kwamen enorme vlammen uit de auto en er kwamen knallen uit het vuur alsof er vuurwerk werd afgestoken”. Getuige [naam getuige 3] verklaarde dat zij kwam aanrijden op de [plaats delict 2] en er achter haar een grijze stationwagen reed die aan het duwen was. Die auto schoot ineens achter de garageboxen, waar hij ook in de brand is gevlogen. Zij hoorde het geschreeuw van mannen. Een van die mannen stapte in een auto die ongeveer zes meter bij haar vandaan stond. Hij scheurde in een donkere auto langs haar heen. Zij zag één persoon in die auto zitten. Zij hoorde wel twee mannen. Zij hoorde vervolgens een klap en ging kijken wat er aan de hand was. Zij zag die auto in de fik staan. De twee mannen kwamen uit de richting van de brandende auto lopen.
Het verband tussen het schietincident en de brandstichting
9.
Forensisch onderzoek door de politie [10]
De uitgebrande auto op de [plaats delict 2] was voorzien van het kenteken: [kentekennummer 1] . Dit kenteken was afgegeven aan een gestolen Toyota Auris. De auto vertoonde het brandbeeld van een auto die vanuit het interieur was opgebrand. Voor de rechtervoorstoel lag een patroonhouder van een (semi)automatisch geweer. Deze patroonhouder zat vast aan een compleet (semi)automatisch aanvalsgeweer, kalasjnikov, kaliber 7,62x39mm, Zastava. De patroonhouder was leeg. In de kamer van het wapen bevond zich geen patroon of afgevuurde huls. Onder het wapen lagen de restanten van een Basic Fit rugtas.
10.
Onderzoek van de politie [11]
In de Toyota Auris is op de restanten van een Basic Fit rugtas een wapen aangetroffen. Het wapen paste, qua lengte en patroonhouder, in deze tas.
11.
Deskundigenverslag [12]
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering huls [SIN-nummer 1] heeft een match opgeleverd met het DNA-profiel van [naam verdachte] . Het betreft een onvolledig DNA-profiel waar [naam verdachte] de donor van kan zijn.
Bewijskracht van het DNA-onderzoek:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [naam verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van een onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
12.
Onderzoek van de politie [13]
Goednummer: [beslagnummer]
SIN: [SIN-nummer 7]
Object: munitie
Bijzonderheden: Kogel #4 uit linker bovenarm (einde schotkanaal hals)
13.
Deskundigenverslag [14]
Vuurwapen [serienummer] heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semiautomatisch en automatisch werkend aanvalsgeweer, kalasjnikov, kaliber 7,62x39mm. Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de drie kogels en 25 hulzen zijn verschoten met het aanvalsgeweer [serienummer] , kalasjnikov, kaliber 7,62x39mm. Voor de 25 hulzen ( [SIN-nummer 1] t/m - [SIN-nummer 2] , [SIN-nummer 3] t/m - [SIN-nummer 4] ) kaliber 7,62x39mm en aanvalsgeweer [serienummer] zijn de volgende hypothesen beschouwd.
Hypothese 1: De huls is verschoten met het aanvalsgeweer.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander aanvalsgeweer van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeem kenmerken als het aanvalsgeweer.
De resultaten van het vergelijkend huisonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Voor de drie kogels ( [SIN-nummer 5] , - [SIN-nummer 8] en [SIN-nummer 7] ), die het best passen bij het kaliber 7,62x39mm, en aanvalsgeweer [serienummer] zijn de volgende hypothesen beschouwd.
Hypothese 5: De kogel is afgevuurd uit de loop van het aanvalsgeweer
Hypothese 6: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met
hetzelfde systeemkenmerken als de loop van het aanvalsgeweer.
De resultaten van het vergelijkend kogelonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
14.
Deskundigenverslag [15]
Waar in de rapportage, 2020.06.06.001, alleen kalasjnikov staat vermeld wordt bedoeld het aanvalsgeweer, merk Zastava, type kalasjnikov.
23 april – 12 juni 2020
15.
Onderzoek van de politie [16]
[naam medeverdachte 1] huurde van 13 maart tot en met 23 september 2020 de volgende auto’s:
Van
Tot
Merk
kenteken
13 april 2020
1 mei 2020
Kia Ceed
[kentekennummer 4]
1 mei 2020
6 mei 2020
Citroen C4
[kentekennummer 5]
7 mei 2020
12 juni 2020
Opel Astra
[kentekennummer 2]
Uit het GPS-systeem van de Kia Ceed [kentekennummer 4] is gebleken dat deze op 23 april 2020 van de Jan Smitstraat in Amsterdam naar de Rotterdamse wijk Prins Alexander rijdt en daar op meerdere locaties is geregistreerd. In deze wijk ligt de woning van het slachtoffer. Uit het GPS-systeem van de Citroën C4 is gebleken dat deze op 5 mei 2020 van de omgeving van de Calandlaan, Koos Vorrinkweg en Jan Smitstraat in Amsterdam naar Rotterdam rijdt en onder meer langs de woning van het slachtoffer rijdt en in de zeer directe omgeving daarvan. Daarna beweegt de Citroën zich richting de [plaats delict 2] te Capelle aan den IJssel. Uit het GPS-systeem van de Opel Astra [kentekennummer 2] is gebleken dat deze op 10, 11, 12, 18, 19, 22, 26 en 27 mei 2020 langs en/of nabij de woning van het slachtoffer rijdt. Op 19 mei 2020 rijdt de Opel Astra [kentekennummer 2] ook rondom de [plaats delict 2] .
16.
Onderzoek van de politie [17]
De Opel Astra [kentekennummer 2] is van 7 mei 2020 tot 6 juni 2020 verhuurd aan [naam medeverdachte 4] . Op het huurcontract stond het telefoonnummer [gsm-nummer 1] .vermeld, dat door [naam medeverdachte 1] werd gebruikt. Op het huurcontract stond [naam medeverdachte 1] als extra bestuurder vermeld. Van 6 juni 2020 tot 12 juni 2020 is de Opel gehuurd op naam van [naam medeverdachte 1] .
17.
Verklaring getuige [naam medeverdachte 4] [18]
Ik heb de Opel Astra [kentekennummer 2] niet gehuurd.
Voorverkenning op 20, 21 en 22 mei 2020
20 mei
18.
Onderzoek van de politie [19]
Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , is gebleken dat de Opel op 20 mei om 19.37 uur op de Koos Vorrinkweg in Amsterdam is. Om 20.37 uur is de Opel op de Jacques Dutilhweg. Van 20.41 uur tot en met 21.51 uur is de Opel op de [plaats delict 2] . Om 22.43 is de Opel op de [straatnaam 1] in Amsterdam.
19.
Onderzoek van de politie [20]
Op de camerabeelden is op 20 mei 2020 is het volgende waargenomen:
19.44
uur: [naam verdachte] loopt naar de Opel Astra. Als [naam verdachte] bijna bij de Opel Astra is stapt er een NN persoon uit de Opel Astra, die ogenschijnlijk een lichtblauw kleurige broek draagt met witte schoenen.
19.45
uur: De NN persoon loopt achter de Opel Astra om en [naam verdachte] stapt aan de passagierszijde in. Hierop rijdt de Opel Astra weg.
20.
Eigen waarneming van de rechtbank
De rechtbank neemt op camerabeelden van 20 mei 2020 het volgende waar.
19.41
uur: [naam verdachte] komt vanuit de kelderboxen naar buiten gelopen en heeft een donkerkleurige helm vast.
19.42
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt over de Koos Vorrinkweg aangereden en [naam verdachte] loopt in de richting van waar de Opel heenrijdt. De Opel parkeert.
20.45
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] parkeert op de [plaats delict 2] . Een op [naam medeverdachte 1] lijkende persoon stapt aan de bijrijderszijde uit de Opel. Een persoon stapt als bestuurder uit de Opel. Gelet op de overeenkomsten van het signalement - de donkerkleurig, halflange jas, iets lichtere broek, zwart petje en donkerkleurige helm - van de bestuurder op de [plaats delict 2] en [naam verdachte] in Amsterdam is het [naam verdachte] die op de [plaats delict 2] aan de bestuurderszijde uit de Opel stapt.
21.49
uur: [naam verdachte] en de op [naam medeverdachte 1] lijkende persoon komen de [plaats delict 2] opgelopen. Zij lopen in de richting van de geparkeerde Opel, waarna de Opel Astra [kentekennummer 2] wegrijdt.
22.44
uur: [naam verdachte] loopt het appartementencomplex in.
21.
Onderzoek van de politie [21]
[naam verdachte] maakt gebruik van het telefoonnummer [gsm-nummer 2] . Op 20 mei 2020 tot 19.06 is er een regelmatig telefoongebruik door [naam verdachte] . Na 19.06 is er 4 uur en 12 minuten geen telefoongebruik. Er is om 23.16 weer telefoongebruik. [naam medeverdachte 1] maakt gebruik van het telefoonnummer [gsm-nummer 3] . Op 20 mei 2020 tot 19.42 is er regelmatig telefoongebruik door [naam medeverdachte 1] . Na 19.42 is er 3 uur en 8 minuten geen telefoongebruik. Er is om 22.50 uur weer telefoongebruik.
21 mei22.
Onderzoek van de politie [22]
Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , is het volgende gebleken. Op 21 mei 2020 is de Opel van 20.18 uur tot en met 20.20 uur op de Koos Vorrinkweg Amsterdam. De Opel is om 21.08 op de Jacques Dutilhweg en is vervolgens tot 21.39 uur in de wijk van de woning van het slachtoffer. Vanaf 22.30 uur is de Opel in de omgeving van de [straatnaam 1] en de Koos Vorrinkweg te Amsterdam.
23.
Onderzoek van de politie [23]
Op de camerabeelden is op 21 mei 2020 het volgende waargenomen:
19.53
uur: [naam medeverdachte 1] loopt vanuit de richting van de Jan Smitstraat. [naam medeverdachte 1] draagt een lichtblauwe broek. Hij heeft witte sneakers met een donkerblauwe hak aan.
19:55 uur: [naam verdachte] komt vanuit de richting van de kelderboxen aangelopen.
20.01
uur: [naam medeverdachte 1] wordt door [naam medeverdachte 5] in de kelderboxenruimte binnengelaten.
20.04
uur: [naam medeverdachte 1] stapt naar buiten en loopt richting de Jan Smitstraat.
20.06
uur: De Opel komt vanuit de Jan Smitstraat aangereden. [naam medeverdachte 1] stapt als bestuurder uit en loopt om de Opel heen naar de rechter achterdeur, opent deze en bukt naar binnen.
20.08
uur: [naam medeverdachte 1] stapt aan de bijrijderszijde in en [naam verdachte] aan de bestuurderszijde. De Opel rijdt weg. Het kenteken is zichtbaar: [kentekennummer 2] .
20.18
uur: de Opel komt weer terug en parkeert bij de kelderingang. [naam verdachte] stapt uit, gaat de kelderingang in.
20.2
uur: [naam verdachte] komt weer uit de deur van de kelderboxen, stapt in aan de bestuurderszijde. De Opel rijdt weg.
21.11
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] rijdt in de richting van de [plaats delict 1] en passeert hierbij de [straatnaam 2] . De Opel verdwijnt even uit beeld en komt hierna langzaam achteruit rijdend weer in beeld. Hierna staat de Opel even stil en gaat daarna weer langzaam vooruit rijdend in de richting van de [plaats delict 1] .
21.12
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt na een aantal seconden achteruit terug rijden vanuit de Govert Terlouwstraat. De Opel stopt midden op de kruising van de Govert Terlouwstraat met de [straatnaam 2] en rijdt vervolgens weer naar voren in de richting van de [plaats delict 1] en verdwijnt uit beeld.
21.13
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt aanrijden op de [straatnaam 2] en slaat vervolgens links af de Govert Terlouwstraat in. De Opel stopt en rijdt achteruit de [straatnaam 2] in.
21.15
uur: In eerste instantie lijkt de Opel Astra [kentekennummer 2] rechtdoor te willen rijden over de [straatnaam 2] , maar op de kruising met de Govert Terlouwstraat rijdt de Opel een stukje achteruit en daarna rechtsaf de Govert Terlouwstraat in. Hierna rijdt de Opel weg in de richting van de [plaats delict 1] en verdwijnt uit beeld.
21.16
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt over de [straatnaam 2] achteruit aan gereden vanuit de richting van de Maria Wesselingstraat. Op de kruising met de Geertje Wagemansstraat dreigt de Opel tegen een geparkeerde auto te rijden. De Opel stopt op tijd en parkeert vervolgens aan de linker kant van de [straatnaam 2] ter hoogte van de hoekwoning [straatnaam 2] 116.
22.32
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] rijdt de Koos Vorrinkweg in.
21.42
uur: De Opel rijdt op de Maria Wesselingstraat richting de [plaats delict 1] .
22.34
uur: [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] komen aangelopen vanuit de richting van de Koos Vorrinkweg.
Het telefoonnummer [gsm-nummer 3] in gebruik bij [naam medeverdachte 1] was op 21 mei 2020 voor het laatst gebruikt om 19.54 uur. Hierbij werd een zendmast aangestraald aan de [straatnaam 1] , Amsterdam. Hierna werd er pas weer om 22.39 uur gebruik gemaakt van deze telefoon en straalde deze een zendmast van de [straatnaam 1] in Amsterdam aan. Ditzelfde gold voor de telefoon met het telefoonnummer [gsm-nummer 4] dat in gebruik was bij [naam medeverdachte 1] . Deze telefoon werd op 21 mei 2020 om 19.52 uur gebruikt en er werd gebruik gemaakt van een zendmast aan de [straatnaam 1] in Amsterdam. Hierna werd deze telefoon pas weer om 22.36 uur gebruikt en werd gebruik gemaakt van een zendmast aan de [straatnaam 1] , Amsterdam. Het telefoonnummer [gsm-nummer 2] in gebruik bij [naam verdachte] was op 21 mei 2020 voor het laatst gebruikt om 19.56 uur, waarbij een zendmast aan de [straatnaam 1] in Amsterdam aangestraald. Hierna werd deze telefoon pas weer om 22.37 uur gebruikt en werd er een zendmast aan de [straatnaam 1] in Amsterdam aangestraald.
22 mei
24.
Onderzoek van de politie [24]
Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , blijkt dat de Opel op 22 mei 2020, 09:02 uur, op de Jacques Dutilhweg in Rotterdam is. De Sky-telefoon van [naam medeverdachte 1] straalt op 22 mei 2020 vanaf 07:31 uur vier keer aan op zendmasten in Capelle aan den IJssel en in Rotterdam. Op de camerabeelden, van de [straatnaam 2] , is op 22 mei, 06.59 uur, te zien dat de Opel aan komt rijden vanuit de richting van de [plaats delict 1] . Om 07.30 uur is te zien dat de Opel vanuit de [plaats delict 1] langzaam aan komt rijden en de [straatnaam 2] in rijdt. Om 08.59 uur rijdt de Opel richting de Jacques Dutilhweg. Vanaf dit punt is het ongeveer twee minuten rijden naar de Jacques Dutilhweg waar de Opel om 09.02 uur werd geregistreerd.
25.
Onderzoek van de politie [25]
De Sky-telefoon van [naam medeverdachte 1] straalde op 22 mei 2020 van 07.31 uur tot en met 09.08 uur aan in Capelle aan den IJssel en in Rotterdam.
De Basic Fit rugtas op 27 mei 2020
26.
Onderzoek van de politie [26]
Op camerabeelden is op 27 mei 2020, 01.02 uur, waargenomen dat [naam medeverdachte 1] komt aangelopen en samen met [naam verdachte] naar de kelderboxen loopt. [naam medeverdachte 1] heeft een Basic Fit rugtas op zijn rug. Zij lopen de kelderbox horend bij de woning van [naam verdachte] in en verlaten de kelderbox zonder Basic Fit rugtas.
Verkrijging van de schietauto
27.
Aangifte van diefstal Toyota Auris [kentekennummer 1] [27]
Ik, [naam slachtoffer 3] , ben eigenaar van een Toyota Auris en voorzien van kenteken [kentekennummer 1] . De Toyota is op 30 mei 2020 geparkeerd in de garage van het Johannes Calvijncomplex te Amstelveen. Op 1 juni 2020 was de Toyota weg. Eerder is de autosleutel en afstandsbediening van de garage kwijtgeraakt.
28.
Verklaring van [naam medeverdachte 3] [28]
Ik heb op 28 april 2020 in de Johannes Calvijn flat te Amstelveen een sleutelbos met daaraan onder meer een autosleutel en een afstandsbediening van een garage gepakt. Ik heb de autosleutels en afstandsbediening meegenomen. De autosleutel hoorde bij een grijze Toyota Auris.
29.
Onderzoek van de politie [29]
Op 30 mei 2020, rond 23.29 uur, komt een persoon de garage horende bij het Johannes Calvijncomplex te Amstelveen inlopen. Opvallend is dat deze persoon een lichtblauwe broek met elastische boordband rond de enkels draagt en wit/blauwe sneakers waarbij het blauwkleurige gedeelte van de schoen aan de achterzijde op de hiel zit en doorloopt in de hak van de schoen met mogelijk een Nike merkteken. Omstreeks 23.30 uur, dit is 64 seconden nadat de persoon uit beeld verdween, komt er een personenauto van het merk Toyota Type Auris kleur grijs voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] de garage uitrijden.
30.
Onderzoek van de politie [30]
Het telefoonnummer [gsm-nummer 3] is in gebruik bij [naam medeverdachte 1] . Het telefoonnummer [gsm-nummer 5] is in gebruik bij [naam medeverdachte 2] . Het telefoonnummer [gsm-nummer 6] is in gebruik bij [naam medeverdachte 3] . De Toyota Auris [kentekennummer 1] is gestolen in Amstelveen en gebruikt bij de liquidatie. De Opel Astra [kentekennummer 2] is in gebruik bij [naam medeverdachte 1] . Mercedes A140 [kentekennummer 3] staat op naam van en is in gebruik bij [naam medeverdachte 2] . Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , blijkt dat de Opel op 30 mei 2020 van 22.43 uur tot en met 22.52 uur op de Calandlaan en Koos Vorrinkweg is. Rond 23.11 verplaatst de Opel zich naar de IJburglaan en blijft daar tot en met 31 mei 15.11 uur. De telefoon van [naam medeverdachte 1] straalt om 22.43 uur aan op de Calandlaan en maakt na 22:43 uur geen verbinding meer met een zendmast tot 31 mei 2020 02:03 uur. Op de camerabeelden van het appartementencomplex Calandlaan is de Opel Astra tussen 22.42 uur en 22.52 uur te zien in de omgeving van de Calandlaan. Om 22.46 uur rijdt de Mercedes A140 de Koos Vorrinkweg in. De telefoon van [naam medeverdachte 2] straalt om 22.47 uur aan op de Calandlaan. [naam medeverdachte 2] heeft op 30 mei om 16.48 uur en 21.01 uur telefonisch contact met [naam medeverdachte 3] en om 21.44 uur en 22.36 uur met [naam medeverdachte 1] . Om 23:27 uur straalt de telefoon van [naam medeverdachte 2] aan, op een punt dat op 600 meter afstand van de garage ligt van waaruit de Toyota Auris is gestolen, in Amstelveen. Omstreeks 23:30 uur is de Toyota Auris gestolen. Om 23:42:59 uur passeert de gestolen Toyota Auris het registratiepunt op de A4 ter hoogte van Hoofddorp. Drie seconden later passeert ook de Mercedes A140 dit punt. De telefoon van [naam medeverdachte 2] maakt om 23:43 uur verbinding met een zendmast in Hoofddorp. Dit is in de directe nabijheid van waar de Toyota Auris en de Mercedes A140 op dat moment zijn. Om 00:07 uur passeren de Toyota Auris en de Mercedes A140 een registratiepunt op de A13 bij Delft-Zuid. Op datzelfde moment maakt de telefoon van [naam medeverdachte 2] contact met een zendmast in Delft-Zuid. De telefoon van [naam medeverdachte 2] maakt op 31 mei 2020 vanaf 00:16 uur verbinding met zendmasten die er op duiden dat hij richting Capelle aan den IJssel gaat. Om 00:28 uur en 00:42 uur maakt de telefoon verbinding met zendmasten in Capelle aan den IJssel, vlak bij de [plaats delict 2] . Om 01:08 uur rijdt de Mercedes van [naam medeverdachte 2] bij de Jacques Dutilhweg de A16 op in noordelijke richting. Nadat de Toyota Auris aanstraalt op de Jacques Dutilhweg zijn er geen registraties meer. Om 01:08:13 uur reed de Mercedes van [naam medeverdachte 2] bij de Jacques Dutilhweg de A16 op in noordelijke richting. Vervolgens verplaatste de Mercedes A140 van [naam medeverdachte 2] zich weer richting Amsterdam. In Amsterdam lijkt [naam medeverdachte 2] rond te hebben gereden langs de noordkant van Amsterdam. Om 1:57 uur maakte hij verbinding met een zendmast langs de A10 bij Schellingwoude ten noordoosten van Amsterdam. Dit is op de A10 de eerste afrit na IJburg. Om 02:03 uur werd op IJburg de telefoon van [naam medeverdachte 1] voor het eerst weer gebruikt. Vervolgens maakte de telefoon van [naam medeverdachte 2] verbinding met nog twee zendmasten langs de A10 noord en uiteindelijk maakte hij om 02:21 uur verbinding met een zendmast aan de Calandlaan.
Voorverkenning op 2 juni 2020
31.
Onderzoek van de politie [31]
Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , is het volgende gebleken.
7.17
uur: [straatnaam 1] te Amsterdam.
7.19
uur: Koos Vorrinkweg te Amsterdam.
8.13
uur: Jacques Dutilhweg te Rotterdam.
8.14
uur: Kralingseveer te Rotterdam.
8.18
uur: Kralingseweg te Rotterdam.
8.19
uur: [plaats delict 2] te Capelle aan den IJssel t/m 08.50 uur.
9.49
uur: [straatnaam 1] en Koos Vorrinkweg te Amsterdam.
Uit de gegevens van de telefoonnummers die op 2 juni 2020 in gebruik waren bij [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] bleek dat geen van deze telefoons werden gebruikt in de tijdsperiode dat de Opel Astra met [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] vertrok vanuit Amsterdam en weer terug keerde in Amsterdam.
32.
Onderzoek van de politie [32]
Op camerabeelden van 2 juni 2020 is het volgende waargenomen.
7.17
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt aanrijden op de Koos Vorrinkweg. [naam verdachte] loopt de keldergang in en komt terug met de Basic Fit rugtas in zijn handen. [naam verdachte] was gekleed in een hoodie met een donkere capuchon en met een licht embleem op de linkermouw. Hij had een donkere spijkerbroek met scheuren in de broekspijpen aan. Verder droeg hij donkere trainingsschoenen met een witte zool. Onder zijn capuchon droeg hij een donker petje. [naam verdachte] stak de weg over in dezelfde richting als waar de Opel heen was gereden.
7.2
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt aanrijden vanuit de Koos Vorrinkweg.
8.19
uur: De Opel Astra komt de [plaats delict 2] oprijden en parkeert. De bestuurder en bijrijder stappen uit de Opel Astra. Ik zag dat de persoon in de donkere kleding een donker petje op had. Ik zag dat de persoon met de lichte broek een stukje langer was dan de persoon in de donkere kleding.
8.28
uur: De Toyota Auris rijdt weg van de plek waar eerder de Opel Astra stond.
8.35
uur: De Toyota rijdt uit de richting van [plaats delict 1] op de Maria Wesselingstraat en parkeert daar even en rijdt vervolgens de Geertje Wagemansstraat in. De Toyota rijdt zeer langzaam bij het oversteken van de [straatnaam 2] naar de Jacques Dutilhweg. De bestuurder draagt een donker petje.
8.41
uur: De Toyota rijdt langs de woning van het slachtoffer, het kenteken is dan goed zichtbaar: [kentekennummer 1] . De bestuurder droeg een donkere (vermoedelijk blauwe of zwarte) trui of jas aan had die een grote gelijkenis vertoonde met de hoodie die [naam verdachte] aan had die ochtend. De bijrijder droeg een lichte trui met een afbeelding van een donkere driehoek aan de voorkant van die trui. De Toyota rijdt richting de Jacques Dutilhweg.
08.45: De Toyota Auris komt de [plaats delict 2] op rijden en rijdt naar de plek waar eerder de Opel Astra stond geparkeerd. 1 persoon stapt uit de Toyota loopt er om heen en stapt weer in. De Toyota rijdt vervolgens om 08.48 uur weg in de richting van de Kralingseweg.
9.48
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] komt aanrijden op de Koos Vorrinkweg en parkeert op de stoep voor de kelderingang van de flat aan de Calandlaan. [naam medeverdachte 1] stapt uit de aan de bijrijderszijde. [naam medeverdachte 1] draagt een lichte trui met daarop een donkere driehoek. Deze trui vertoont een zeer grote gelijkenis met de trui die de bijrijder van de Toyota Auris droeg terwijl die op de [straatnaam 2] reed om 08.41 uur. [naam verdachte] stapt uit de Opel Astra aan de bestuurderszijde en loopt via de kelderingang het appartementencomplex [straatnaam 1] in. In zijn linkerhand droeg hij de Basic Fit rugtas. [naam medeverdachte 1] stapt als bestuurder in de Opel Astra en rijdt weg.
De Opel Astra straalt op 2 juni 2020 om 08.55 uur aan op de Jacques Dutilhweg te Rotterdam. Vanaf dit punt is het 50 tot 55 minuten rijden naar de [straatnaam 1] te Amsterdam.
33.
Eigen waarneming
De rechtbank neemt op camerabeelden van 2 juni 2020 waar dat [naam verdachte] omstreeks 07.17 uur een Basic Fit rugtas bij zich draagt, waarin - gelet op de houding van [naam verdachte] - kennelijk een voorwerp met een behoorlijk gewicht zit.
5 juni 2020 voorafgaand aan- en tijdens het schietincident
34.
Eigen waarneming
De rechtbank neemt op camerabeelden van 5 juni 2020 het volgende waar.
17.22
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] parkeert voor het appartementencomplex op de [straatnaam 1] . [naam verdachte] stapt aan de bijrijderszijde uit de Opel en loopt het appartementencomplex in terwijl de Opel Astra [kentekennummer 2] de Koos Vorrinkweg inrijdt, waarna [naam medeverdachte 1] vanuit de Koos Vorrinkweg komt lopen en ook het appartementencomplex in loopt.
17.25
uur: [naam verdachte] heeft een Basic Fit rugtas, waarin - gelet op de houding van [naam verdachte] - kennelijk een voorwerp met een behoorlijk gewicht is gepakt, vast en overhandigt de Basic Fit rugtas en een autosleutel aan [naam medeverdachte 1] . Daarna stapt [naam medeverdachte 1] naar buiten met de Basic Fit rugtas. [naam medeverdachte 1] stapt als bestuurder in de Opel Astra [kentekennummer 2] en rijdt richting de Jan Smitstraat.
17.36
uur: [naam medeverdachte 1] komt vanuit de richting van de Jan Smitstraat aangelopen en hij gaat de kelderingang van het appartementencomplex in.
17.41
uur: [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] lopen vanuit de kelderingang naar buiten in de richting van de [straatnaam 1] om daarna over te steken en vervolgen hun weg in de richting van de Jan Smitstraat.
35.
Onderzoek van de politie [33]
Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , is het volgende gebleken. Op 5 juni 2020 tussen 15:34 uur en 17:53 uur is de Opel in de directe omgeving van de [straatnaam 1] te Amsterdam. Om 18.07 uur rijdt de Opel richting Rotterdam. Om 18.39 uur is de Opel op 11 minuten afstand van de [plaats delict 2] .
36.
Eigen waarneming
De rechtbank neemt op camerabeelden van 5 juni 2020 het volgende waar.
18.5
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] rijdt de [plaats delict 2] op. Vanuit de richting van de Opel komt [naam medeverdachte 1] aangelopen met daarachter [naam verdachte] . Op de rug van [naam verdachte] is een bolling te zien van een donkere rugtas. Zij lopen richting metrostation De Schenkel.
18.59
uur: De Toyota Auris [kentekennummer 1] rijdt langs metrostation De Schenkel naar de Jacques Dutilhweg.
19.07
uur: De Toyota Auris [kentekennummer 1] rijdt langs de woning van het slachtoffer.
19.21
uur: Twee personen lopen vanuit de richting van metrostation De Schenkel.
19.26
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] rijdt de [plaats delict 2] af.
20.03
uur: De Opel Astra [kentekennummer 2] rijdt de [plaats delict 2] op. Twee personen komen uit de Opel. Bij één van die personen is een bolling op de rug waarneembaar.
37.
Onderzoek van de politie [34]
Het telefoonnummer [gsm-nummer 4] , in gebruik bij [naam medeverdachte 1] , straalde tussen 19.37 uur en 20.26 uur in Rotterdam aan op de Kralingseweg en Burgaslaan. De Burgaslaan ligt 1,8 kilometer vanaf de [plaats delict 2] .
Op camerabeelden is op 5 juni 2020 het volgende waargenomen.
20.2
uur: De Toyota Auris [kentekennummer 1] rijdt langs de woning van het slachtoffer.
21.15
uur: Het slachtoffer komt thuis.
21.49
uur: De Toyota Auris [kentekennummer 1] rijdt over de [straatnaam 2] , passeert om 21.50 uur, 21.58 uur en 22.00 uur de woning en rijdt 22.05 uur weer over de [straatnaam 2] .
22.06
uur: De Toyota Auris [kentekennummer 1] parkeert op de Geertje Wagemanstraat met de voorkant richting de [plaats delict 1] .
22.11
uur: Het slachtoffer en [naam slachtoffer 5] verlaten hun woning en lopen richting de [plaats delict 1]
.
22.14
uur: Het slachtoffer en [naam slachtoffer 5] passeren de Toyota Auris [kentekennummer 1] . Na ongeveer 20 seconden gaan de remlichten van de Toyota even uit en direct daarna weer aan. Een paar seconden daarna verschijnt een persoon rechts naast de Toyota op de stoep. Deze persoon verplaatst zich naar rechts en blijft staan. Daarna verplaatst de persoon zich weer richting de Toyota en is daarna niet meer te zien. De remlichten van de Toyota gaan uit en de Toyota rijdt uit het parkeervak weg. De Toyota rijdt rechts de [plaats delict 1] in, in de richting van het slachtoffer en [naam slachtoffer 5] .
Omstreeks 22.16 uur kwamen de eerste meldingen bij het alarmnummer 112 binnen van een
schietpartij op de [plaats delict 1] .
38. Onderzoek van de politie [35]
Omstreeks 19:26 uur komt de Opel Astra in beweging en verlaat de [plaats delict 2] via de Haagwinde en rijdt richting Rotterdam. Uit de GPS-gegevens blijkt dat de Opel Astra na het verlaten van de [plaats delict 2] naar de omgeving van de Beneden Oostzeedijk in Rotterdam rijdt. Uit onderzoek is gebleken dat [naam slachtoffer 1] die avond van omstreeks 19:00 uur tot en met omstreeks 21:00 uur in restaurant Mozaïk, gevestigd aan de Beneden Oostzeedijk 243 te Rotterdam is geweest. Uit de registraties van de Opel Astra blijkt dat de Opel Astra zich van omstreeks 19:37 uur tot en met omstreeks 19:44 uur heeft opgehouden in de directe omgeving van restaurant Mozaïk. Na de omgeving Beneden Oostzeedijk beweegt de Opel Astra zich omstreeks 19:45 uur weer terug richting de [plaats delict 2] te Capelle aan den IJssel. Omstreeks 20:02 uur wordt de Opel Astra geregistreerd aan de Haagwinde te Capelle aan den IJssel en is te zien dat de Opel Astra de [plaats delict 2] op rijdt. Vervolgens wordt de Opel Astra op een aantal verschillende locaties aan de [plaats delict 2] geregistreerd. Omstreeks 20:04 uur wordt de Opel Astra stil gezet ter hoogte van nummer 84. Daar staat de Opel Astra stil tot 22:19 uur. Omstreeks 22:19 uur wordt geregistreerd dat de Opel Astra weg rijdt bij de [plaats delict 2] .

5.en 6 juni 2020 aansluitend aan het schietincident

39.
Onderzoek van de politie [36]
Op camerabeelden is op 5 juni 2020 het volgende waargenomen.
22.17
uur: De Toyota Auris [kentekennummer 1] komt aanrijden op de Jacques Dutilhweg en rijdt via de Prins Alexanderlaan en Kralingseweg de [plaats delict 2] op.
22.18
uur: Een persoon komt, vanuit de richting van de Toyota, aangelopen en loopt richting de plaats waar de Opel Astra eerder was geparkeerd.
22.19
uur: Een oranje gloed verscheen op de plek waar de Toyota was heengereden. Een tweede persoon komt aangelopen vanuit dezelfde richting als persoon 1. Persoon 2 was iets langer dan persoon 1. De Opel Astra rijdt met hoge snelheid weg uit de richting van waar persoon 1 en persoon 2 waren komen lopen.
Uit het GPS-systeem van de Opel Astra, [kentekennummer 2] , bleek dat de Opel om 22.23 uur richting de A16 reed. Vanaf 23.33 uur werd de Opel geregistreerd op de A2. Om 23.40 rijdt de Opel bij registratiepunt A2 richting Amsterdam. Na onderzoek blijkt dat de reistijd vanaf dit laatste punt op de A2 naar de [straatnaam 1] te Amsterdam ongeveer 15 minuten is.
40.
Onderzoek van de politie [37]
Op camerabeelden is in de nacht van 6 juni 2020 het volgende waargenomen.
0.03
uur: in de Koos Vorrinkweg verscheen een lichtschijnsel afkomstig van een auto.
00.04.16
uur: een donkerkleurig voertuig kwam uit de Koos Vorrinkweg rijden, reed linksaf de Koos Vorrinkweg op en met hoge snelheid door de verkeerslichten richting de [straatnaam 1] . Ik zag dat er daarna geen lichtschijnsel in de straat meer te zien was, daarom is vermoedelijk het voertuig dat uit de Koos Vorrinkweg kwam rijden, het zelfde voertuig als dat daar even stil had gestaan. Qua vorm en kleur vertoonde hij grote gelijkenis met een Opel Astra. Op de beelden was te zien dat dit voertuig rechtdoor de Jan Smitstraat in reed en uit beeld verdween.
00.04.23
uur: [naam verdachte] gaat het appartementencomplex [straatnaam 1] binnen door de kelderdeur.
0.17
uur: [naam verdachte] stapt uit de lift en gaat richting de kelderboxen. Ik zag dat hij een gevulde grijs/zwarte vuilniszak in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij andere kleding aan had dan eerder op die dag en avond. Hij loopt met de vuilniszak de kelderbox van [naam medeverdachte 5] in. Hierna kwam hij weer naar buiten en liep de trap naar de kelderuitgang op. Ik zag dat hij de vuilniszak niet meer bij zich had.
0.23
uur: [naam verdachte] loopt het appartementencomplex uit. Ik zag dat [naam medeverdachte 1] vanaf de andere kant van de straat op de oversteekplaats aan kwam lopen en dat hij samen met [naam verdachte] langs het gebouw liep.
0.24
uur: [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] lopen samen. [naam medeverdachte 1] heeft een telefoon vast. De telefoon licht op. Ik zag dat [naam medeverdachte 1] hierna zijn arm omhoog bracht en met kracht zijn telefoon op de grond gooide. Ik zag dat de telefoon een paar keer stuiterde en verderop op de grond bleef liggen.
De telefoon, [gsm-nummer 2] , van [naam verdachte] is op 5 juni 2020 na 17.42 uur niet meer in gebruik geweest. Op 6 juni 2020 om 00.10 wordt de telefoon weer gebruikt en straalt dan aan op een zendmast van de [straatnaam 1] . De telefoons van [naam medeverdachte 1] ( [gsm-nummer 4] en [gsm-nummer 3] ) werden pas weer in Amsterdam gebruikt op 6 juni 2020 vanaf 00.07 uur.
41.
Onderzoek van de politie [38]
Kelderbox nummer 56 hoort bij de woning [adres 1] . Op dat adres staan de ouders van [naam medeverdachte 5] ingeschreven. Kelderbox 32 hoort bij de woning [adres verdachte] , zijnde het woonadres van [naam verdachte] .
Op camerabeelden is in de nacht van 6 juni 2020 het volgende waargenomen.
2.01
uur: [naam medeverdachte 5] loopt kelderbox 56 in en komt weer naar buiten met een half gevulde vuilniszak in zijn rechterhand. Qua uiterlijke kenmerken betreft dit, vermoedelijk, de vuilniszak die om 00:17 door [naam verdachte] in de kelderbox is gezet. Opvallend is dat [naam medeverdachte 5] zwartkleurige handschoenen draagt wanneer hij de vuilniszak vastheeft.
2.06
uur: [naam medeverdachte 5] komt teruggelopen vanuit de gang waar zich de lift bevindt. Hij heeft geen vuilniszak meer bij zich en draagt geen handschoenen meer.
7.11
uur: [naam verdachte] komt vanuit de lift gelopen. In zijn linkerhand heeft hij een, deels gevulde, vuilniszak vast. [naam verdachte] komt vanuit de gang waarin zich de lift bevindt, rechtsom de hoek gelopen en loopt de eerste trede van de trap op. Te zien is dat zich in de vuilniszak een donker goed bevindt, qua vorm gelijkend op kleding. [naam verdachte] loopt met de vuilniszak terug de gang waarin zich de lift bevindt in en gaat vervolgens, met een sleutel, de gang in waarin zich de berging behorende bij huisnummer [huisnummer A] bevindt, zijnde het adres waar [naam verdachte] staat ingeschreven. [naam verdachte] blijft hier ongeveer 4 minuten en komt dan weer naar buiten, met de vuilniszak. [naam verdachte] komt met de vuilniszak de gang van de berging uitgelopen. De vuilniszak lijkt, qua volume, meer gevuld dan enkel minuten daarvoor. [naam verdachte] loopt met de vuilniszak de trap op. [naam verdachte] komt met de vuilniszak de trap opgelopen. De trap komt uit op een buitendeur welke uitkomt op de Koos Vorrinkweg te Amsterdam. [naam verdachte] komt zonder zak teruggelopen vanaf overzijde van de Koos Vorrinkweg.
Uit onderzoek is gebleken dat zich aan deze overzijde, een ondergrondse afvalcontainer bevindt welke vrij toegankelijk is. [naam verdachte] loopt met handen in zijn zakken terug langs de zijingang van de flat.
De verdachten beschikken kort na de liquidatie over veel (cash) geld
42.
Onderzoek van de politie [39]
Op camerabeelden op 10 juni 2020 waargenomen dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] in de deuropening van kelderbox [nummer kelderbox] staan. [naam verdachte] komt de trap aflopen in de richting van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] . [naam verdachte] pakt uit zijn rechterbroekzak een stapel geld. [naam verdachte] lijkt eerst acht briefjes uit te tellen die hij aan [naam medeverdachte 1] geeft, hierna geeft hij nog één briefje aan [naam medeverdachte 1] . Op het moment dat [naam medeverdachte 1] met het geld naar [naam medeverdachte 5] toe loopt, lijkt [naam verdachte] het geld dat hij zelf in zijn hand hield te tellen/bekijken. Hierna loopt [naam medeverdachte 1] terug naar [naam verdachte] en lijkt hij briefjes te tellen/bekijken.
43.
Onderzoek van de politie [40]
Een analyse van de bankrekeningen van [naam verdachte] , de opgenomen telecommunicatie, de huiszoeking, het onderzoek in de registers van de RDW en de verklaring van de getuige [naam getuige 4] leveren het volgende op.
Datum
Bedrag
Doel
10 juni 2020
€ 1.216,57
Contante betaling aan deurwaarder Geerlings & Hofstede
11 juni 2020
€ 5.500
Contante betaling voor de aanschaf motor
17 juni 2020
€ 2.500
Contante betaling aan [naam persoon]
19 juni 2020
€ 768,00
Mogelijke contante betaling voor motorverzekering
25 juni 2020
€ 200,00
Contante betaling aan Jaasma de Winter advocaten
18 juli 2020
€ 700,00
Mogelijk contante betaling voor ballonnen
44.
Onderzoek van de politie [41]
Een analyse van de bankrekeningen van [naam medeverdachte 1] , de opgenomen telecommunicatie, het onderzoek in de registers van de RDW en getuigenverklaringen leveren het volgende op.
Datum
Bedrag
Doel
13 maart 2020 t/m 23-9-2020
€ 11.402,15
Autohuur
9/10 juni 2020
€ 9.000
Aanschaf motor met contant geld
Sky-contacten
45.
Onderzoek van de politie [42]
Bij het slachtoffer is een Sky-telefoon aangetroffen, waarmee hij op 24 mei 2020 heeft gecommuniceerd met het Sky-contact [naam Sky-contact] ” welke zich in Turkije bevond. Ook [naam medeverdachte 1] maakt gebruik van een Sky-telefoon en heeft daarmee veel contact gehad met de Sky-gebruiker [naam Sky-contact] ” in de periode van 13 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 om 00.23 uur. Daarna is de het Sky-ID van [naam medeverdachte 1] niet meer gebruikt. Op 8 juni 2020 stopt het Sky-ID van [naam Sky-contact] ”.
Identificatie telefoonnummers
46.
Onderzoek van de politie [43]
De telefoonnummers [gsm-nummer 7] , [gsm-nummer 2] en [gsm-nummer 8] zijn in gebruik bij [naam verdachte] .
De opgave van bewijsmiddelen t.a.v. feit 5
1. Aangifte [naam slachtoffer 4] [44] ;
2. Bekennende verklaring van [naam verdachte] [45] .
Hoofdstuk 4: de verboden gedragingen en de strafbaarheid
Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1primair:
medeplegen van moord.
Feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 3
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Feit 5
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.
Hoofdstuk 5: de onderbouwing van de straf
De moord en de gevolgen daarvan
[naam slachtoffer 1] (het slachtoffer) besluit op 5 juni 2020 rond 22.00 uur samen met zijn vrouw nog even de hond uit te laten. Net voordat zij de hoek omgaan bij de [plaats delict 1] , lopen zij dicht langs een Toyota Auris (de schietauto) die daar geparkeerd staat. Als zij de hoek om zijn en op de grasstrook langs het water lopen, rijdt de schietauto ook de hoek om. Een persoon springt uit de auto en vuurt op enkele meters afstand met een machinegeweer tientallen kogels af op het slachtoffer. Zijn vrouw, die ernaast loopt, rent voor haar leven. Het slachtoffer kan niet ontkomen en wordt meerdere keren geraakt. De aangekomen hulpdiensten kunnen hem niet meer redden en hij overlijdt daar korte tijd later, in bijzijn van zijn vrouw en kinderen. De schietauto is later brandend aangetroffen.
Een intens schokkende gebeurtenis voor de vrouw van het slachtoffer, die daarvan tot op de dag van vandaag de psychische gevolgen ondervindt. Zijn kinderen verliezen die avond hun vader. Zijn dochter heeft op de zitting verteld hoeveel ze van hem hield, wat ze van hem leerde en dat ze hem nog elke dag mist. Ze kan eigenlijk nog niet aanvaarden dat hij er niet meer is. Zijn familieleden moeten niet alleen het verlies van hun man en vader met zich meedragen, maar ook de wijze waarop hij is overleden verwerken. Het verdriet en het onbegrip over deze laffe daad die hun gezin heeft verwoest, is groot.
Veel mensen in de omgeving hebben die zomeravond de schoten gehoord of gezien. Er zaten vissers langs het water, er waren mensen aan het hardlopen en buurtbewoners zaten nietsvermoedend op de bank in hun woonkamer. Er hadden meer slachtoffers kunnen vallen, niet in het minst omdat het grootste deel van de kogels het slachtoffer niet geraakt heeft en er hulzen verderop in het water zijn aangetroffen. Een dergelijke brute, berekenende moord met een automatisch wapen midden in een woonwijk heeft niet alleen veel impact in die buurt, maar ook op de samenleving als geheel. Mensen voelen zich onveilig en hebben het gevoel dat de ondermijnende criminaliteit het gewone leven meer en meer binnendringt.
De rol van de verdachten
Volgens de officieren van justitie kan het niet anders zijn dan dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] de schutter en bestuurder van de schietauto zijn geweest. Dit zou heel goed kunnen, maar de rechtbank kan dit op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel vaststellen. De rechtbank vindt hun betrokkenheid voorafgaand aan en meteen na de liquidatie echter zo groot, dat dit wordt geduid als medeplegen van de moord. In aanloop naar de liquidatie is de schietauto gestolen in Amstelveen, naar Rotterdam verplaatst en in de buurt klaargezet. Er zijn voorverkenningen uitgevoerd, waarvan tenminste één in de schietauto, het wapen is vermoedelijk vanuit Amsterdam naar Rotterdam gebracht en in de auto klaargelegd. Op de dag zelf zijn de verdachten naar Rotterdam gereden, houden zij zich op bij de [plaats delict 2] en rijden zij naar het restaurant waar het slachtoffer eerder die avond verbleef. Tot twee uur voor de liquidatie zijn zij in beeld en meteen na het uitbranden van de schietauto rijden zij weer terug naar Amsterdam. Er wordt omgekleed en enige dagen later geld geteld. Op een van de hulzen is DNA gevonden van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] onderhoudt via een Sky-telefoon rondom de liquidatie nauwe contacten met een onbekend gebleven persoon in Turkije, mogelijk de opdrachtgever. De verdachten zitten dus zo dicht op de liquidatie, dat de rechtbank hen als medeplegers verantwoordelijk houdt voor de moord op het slachtoffer. De moord op een medemens is een van de ergste strafbare feiten die het wetboek kent. Als een dergelijke moord - waarschijnlijk in opdracht van een ander - op kille wijze en alleen voor geld wordt uitgevoerd, is dat extra kwalijk. De verdachten hebben deze liquidatie zorgvuldig voorbereid en begeleid. Zij hebben daarbij voor lief genomen dat de nabestaanden hun geliefde werd ontnomen en willekeurige anderen ernstig gevaar liepen. De verdachten hebben vooral gezwegen. Daarom heeft de rechtbank ook geen inzicht in hun motieven gekregen. Het lijkt hier dan ook om een ‘moord op bestelling’ te gaan.
Belediging politieagent
De verdachte heeft na zijn aanhouding in de cel op het politiebureau een politieagent beledigd, door hem uit te schelden en in zijn gezicht te spugen. En dat alleen omdat hij op dat moment niet kon luchten. Dit is voor de politieagent niet alleen een nare ervaring geweest vanwege het onfrisse karakter ervan, maar ook vanwege het reële risico op besmetting met het coronavirus.
Persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft zowel bij de politie als op de zitting geen vragen over zijn persoonlijke omstandigheden willen beantwoorden. Vanwege de proceshouding van de verdachte heeft de officier van justitie geen rapportages aangevraagd. Ook uit het dossier en het pleidooi zijn geen relevante omstandigheden naar voren gekomen waarmee de rechtbank rekening moet houden. Wel van belang is dat de verdachte een fors strafblad heeft. De rechtbank weegt dit ten aanzien van de bewezen belediging in het nadeel van de verdachte mee.
De eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie stellen dat liquidaties een buitencategorie moordzaken vormen die een hogere strafstandaard rechtvaardigen, waarbij 20 jaar de ondergrens is. Vanwege de berekenende voorbereiding, de niets ontziende uitvoering midden in een woonwijk op een tijdstip dat er mensen op straat waren, het in brand steken van de schietauto en de proceshouding van de verdachten, ziet de officier van justitie aanleiding deze ondergrens te verhogen tot een strafeis van 22 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de geëiste straf te hoog is. De door de officieren van justitie genoemde factoren zouden niet strafverhogend moeten zijn, omdat die onderdeel zijn van het feitencomplex en vaker worden gezien bij liquidaties. De bruto-straffen voor moord zijn bovendien de afgelopen jaren sterk gestegen, terwijl nergens uit volgt dat deze stijging effectief is gebleken. Daar komt nog bij dat de netto-straffen nog langer zijn geworden door aanpassing van de voorwaardelijke invrijheidstelling met de invoering van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 (hierna: de nieuwe v.i.-regeling). De nieuwe v.i.-regeling is in strijd met artikel 7 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat deze verdachten die veroordeeld worden tot een lange vrijheidsstraf na het plegen van de daad confronteert met aangepaste wetgeving. De verdediging stelt een straf van 15-18 jaar voor.
Passende straf
De rechtbank weegt bij het bepalen van een passende straf een groot aantal factoren mee. Dat zijn allereerst de ernst en de gevolgen van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zich hebben afgespeeld, de rol van de verdachten en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze factoren zijn hiervoor al deels besproken.
Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dat is nog niet zo eenvoudig, omdat een passende straf sterk afhangt van de feiten en omstandigheden in elke zaak. De rechtbank is het niet met de officieren van justitie eens dat uit de jurisprudentie een standaard ‘liquidatietarief’ kan worden afgeleid van tenminste 20 jaar gevangenisstraf. In een aantal van de door de officieren van justitie aangehaalde zaken speelden bijzondere omstandigheden een rol, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een jong kind, waardoor een straf boven de 20 jaar werd opgelegd.
De door de officieren van justitie genoemde strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank ook mee, maar deze gelden als strafverhogend voor de strafmaat voor moord, omdat een groot deel van deze factoren inherent zijn aan een liquidatie. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat het hier gaat om een zorgvuldig voorbereide ‘moord in opdracht’, midden in een woonwijk, op een zomeravond waarop veel mensen buiten waren en er ook willekeurige anderen geraakt konden worden. Ook weegt de rechtbank mee dat een dergelijke moord ontwrichtende invloed heeft op de buurt, de stad en de samenleving als geheel. Tot slot speelt mee dat de verdachten op geen enkele wijze verantwoordelijkheid hebben genomen voor hun rol bij de moord op het slachtoffer. Ze hebben zich voortdurend beroepen op hun zwijgrecht. De verdachten geven geen blijk van enig inzicht in het kwalijke van hun handelen en de ernst van het verdriet en de angst die zij hebben veroorzaakt. Dat valt niet in hun voordeel uit.
De rechtbank ziet geen aanleiding om onderscheid te maken in de strafmaat van de beide verdachten. [naam medeverdachte 1] heeft weliswaar mogelijk een meer coördinerende rol gehad, maar daar staat tegenover dat [naam verdachte] in de voorbereidingen belangrijke invloed had door het gebruik van zijn kelderbox en het bewaren en mogelijk laden van het wapen.
De nieuwe v.i.-regeling
De verdediging heeft aangevoerd dat de nieuwe v.i.-regeling in strijd is met artikel 7 EVRM. Zoals de verdediging zelf ook al opmerkt, is vaste jurisprudentie [46] dat wijzigingen in regelingen die betrekking hebben op de executie van een opgelegde straf niet kunnen worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving ten aanzien van de strafbaarstelling of strafdreiging. De nieuwe v.i.-regeling ziet op de executie van een opgelegde gevangenisstraf en brengt als zodanig geen wijziging aan in de aard en de maximale duur van de mogelijk ten uitvoer te leggen straf. Onmiddellijke toepassing van de nieuwe v.i.-regeling vanaf 1 juli 2021 is dan ook niet in strijd met het legaliteitsbeginsel als bedoeld in artikel 7 EVRM. De uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de mens (EHRM) die de verdediging aanhaalt [47] , waarin een uitzondering wordt gemaakt op de regel dat wijzigingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging buiten de reikwijdte vallen van artikel 7 EVRM, is niet vergelijkbaar met deze zaak. In die zaak ging het immers om wijziging van de jurisprudentie van de nationale hoogste rechter met terugwerkende kracht, waardoor het systeem van de strafkwijtschelding waarop de veroordeelde recht had ten tijde van haar veroordeling, geen enkel effect meer had.
Bij de bepaling van de straf betrekt de rechtbank ook altijd in haar overwegingen welk deel van de op te leggen straf door de verdachte feitelijk in detentie wordt doorgebracht, ervan uitgaande dat de v.i. wordt verleend. De rechtbank realiseert zich dus dat met de invoering van de nieuwe v.i.-regeling de netto-straf bij oplegging van een langdurige gevangenisstraf in de praktijk hoger zal uitvallen. Dit klemt met name bij verdachten die kort na deze wetswijziging worden berecht. In deze zaak was het einddossier in het eerste kwartaal van 2021 gereed, maar kon de zaak gelet op de verhinderdata van alle procespartijen en de roosters van de rechtbank pas in september 2021 gepland worden. In theorie had de zaak dus voor 1 juli 2021 kunnen worden behandeld, waardoor de verdachte nog onder het oude v.i.-regime zou vallen. De rechtbank zal deze omstandigheid dan ook in strafmatigende zin meewegen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de officieren van justitie ter zitting hebben gezegd bij de bepaling van de hoogte van de strafeis nadrukkelijk geen rekening te hebben gehouden met de invoering van de nieuwe v.i.-regeling. Dit betekent dat de officieren van justitie rekening houden met een huidige netto-straf van 20 jaar tegenover een netto-straf onder het oude v.i.-regime voor de duur van 14 jaar en 8 maanden. Dit verschil vindt de rechtbank erg groot.
Conclusie
Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat zij, anders dan de officieren van justitie, de strafverzwarende factoren van deze liquidatie optelt bij de straf die doorgaans voor moord wordt opgelegd. Gelet op de intensieve betrokkenheid van de verdachten bij de moord op het slachtoffer komt de strafmaat alsnog in de buurt van de door de officieren van justitie genoemde ondergrens voor liquidaties. Omdat de rechtbank ook rekening houdt met de effecten van de invoering van de nieuwe v.i.-regeling, valt de straf uiteindelijk lager uit.
Alles afwegend vindt de rechtbank dat een gevangenisstraf van 18 jaar de meest passende straf is.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 47, 57, 63, 157, 266, 267 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Hoofdstuk 6: de vorderingen van de benadeelde partijen
6.1
De vorderingen van de nabestaanden (feit 1)
De nabestaanden van [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 5] , [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] hebben zich als benadeelden in het strafproces gevoegd. Zij vorderen vergoeding van schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het gaat daarbij om de volgende schadeposten.
Mevrouw [naam slachtoffer 5] , de partner van het slachtoffer, vordert een vergoeding van
(a) € 20.000 aan affectieschade,
(b) € 35.000 aan immateriële (shock)schade en
(c) € 20.319,58 aan vermogensschade, bestaande uit reeds geleden en toekomstige inkomensderving (€ 4.384,60 respectievelijk € 15.414,51), medische kosten (€ 236,03), reiskosten (€ 134,44) en kleding (€ 150).
Mevrouw [naam slachtoffer 6] , de dochter van het slachtoffer, vordert een vergoeding van
(d) € 20.000 aan affectieschade,
(e) € 30.000 aan immateriële (shock)schade en
(f) € 169,16 aan vermogensschade bestaande uit medische kosten.
De heer [naam slachtoffer 7] , de zoon van het slachtoffer, vordert een vergoeding van
(g) € 17.500 aan affectieschade en
(h) € 3.070,83 aan vermogensschade bestaande uit de kosten van lijkbezorging.
6.2
Standpunt officieren van justitieDe officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van alle gevorderde bedragen, met uitzondering van de vordering van [naam slachtoffer 5] tot vergoeding van toekomstige inkomensderving. Dat deel van haar vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.3
Standpunt verdediging
Naast toewijzing van affectieschade is er geen ruimte voor toewijzing van shockschade, althans de hiervoor gevorderde bedragen moeten worden gematigd. De door [naam slachtoffer 6] gevorderde shockschade moet subsidiair worden afgewezen omdat onvoldoende is gebleken dat de vastgestelde PTSS is veroorzaakt door de moordaanslag op haar vader. De door [naam slachtoffer 6] gevorderde medische kosten zijn onvoldoende onderbouwd en moeten ook worden afgewezen. De vordering van [naam slachtoffer 5] die ziet op een vergoeding voor toekomstige inkomensderving moet niet-ontvankelijk worden verklaard dan wel worden gematigd en haar vordering tot vergoeding van kleding moet worden afgewezen.
6.4
Beoordeling
6.4.1
Inleiding
Het Burgerlijk Wetboek (BW) biedt aan nabestaanden een aanspraak op vergoeding van schade die zij lijden als gevolg van het overlijden van hun naaste, als dat overlijden het gevolg is van een onrechtmatige daad tegen de overledene, zoals in het geval van een misdrijf. Het gaat daarbij om de in artikel 6:108 BW genoemde aanspraken op vergoeding van gederfd levensonderhoud, de kosten van lijkbezorging en smartengeld (affectieschade). Daarnaast volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [48] dat derden onder omstandigheden aanspraak kunnen maken op schadevergoeding wegens confrontatie met een schokkende gebeurtenis (shockschade). Op deze verschillende vormen van schadevergoeding gaat de rechtbank hierna verder in bij de bespreking van de door de nabestaanden ingediende vorderingen.
6.4.2
Affectieschade (vorderingen a, d en g)
Artikel 6:108 lid 3 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding affectieschade [49] biedt aan de in de wet genoemde groep nabestaanden van een overleden slachtoffer een aanspraak op een forfaitair vastgesteld bedrag aan smartengeld. Het doel van de regeling is primair erkenning van het door de naasten van het slachtoffer ondervonden leed. Onder deze nabestaanden vallen onder meer de levensgezel en de kinderen van de overledene.
De rechtbank stelt vast dat het overlijden van het slachtoffer het gevolg is van het handelen van de verdachte. Hiermee is de grondslag voor vergoeding van affectieschade gegeven. De gevorderde bedragen zijn in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade.
[naam slachtoffer 5] is de levensgezel van het slachtoffer en heeft daarmee recht op een vergoeding van affectieschade ter hoogte van € 20.000.
[naam slachtoffer 6] is een meerderjarig thuiswonend kind en heeft daarmee recht op een vergoeding van affectieschade ter hoogte van € 20.000.
[naam slachtoffer 7] is een meerderjarig niet-thuiswonend kind en heeft daarmee recht op een vergoeding van affectieschade ter hoogte van € 17.500.
Deze bedragen zullen dan ook worden toegewezen.
6.4.3
Shockschade (vorderingen b en e)
[naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] maken allebei aanspraak op vergoeding van immateriële schade die zij lijden als gevolg van hun aanwezigheid op het moment van dan wel kort na de schietpartij waarbij hun partner en vader om het leven is gekomen.
Vergoeding van immateriële (shock)schade kan plaatsvinden als door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij wordt teweeggebracht. Uit die emotionele schok moet vervolgens geestelijk letsel zijn voortgevloeid. Dit zal zich met name voordoen indien de benadeelde partij in een nauwe affectieve relatie staat met degene die bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Om vast te stellen of de benadeelde partijen in dit geval aanspraak kunnen maken op de gevorderde shockschade dient te worden beoordeeld of aan de vereisten voor toewijzing van die schade is voldaan. Het gaat daarbij om het confrontatiecriterium en het vereiste van
geestelijk letsel.
Confrontatie
Voor [naam slachtoffer 5] geldt dat zij samen met haar man de hond uitliet op het moment dat er een auto stopte, een man met een automatisch wapen uitstapte en het vuur op haar partner opende. Zij heeft de moordaanslag dus zelf waargenomen. [naam slachtoffer 5] is weggerend en nadat het schieten was gestopt is ze weer teruggekomen, waarna zij naast haar partner op de hulpdiensten heeft gewacht en aanwezig was bij de reanimatie en vervolgens het overlijden van haar man. Uit deze omstandigheden volgt dat sprake is van een rechtstreekse confrontatie met het bewezenverklaarde feit.
Dochter [naam slachtoffer 6] kwam kort na de aanslag ter plaatse op het moment dat de hulpdiensten nog bezig waren met de reanimatie. [naam slachtoffer 6] heeft waargenomen dat haar vader werd gereanimeerd en dat de reanimatie kort daarna werd stopgezet en hij overleed. Zij heeft verwondingen op zijn voorhoofd en been waargenomen. Hoewel [naam slachtoffer 6] de schietpartij dus niet zelf heeft waargenomen, was zij kort daarna op de plaats delict en is zij met de gevolgen van het misdrijf geconfronteerd. Zij heeft zich aldus een voorstelling kunnen maken van wat haar vader, met wie zij een nauwe relatie had, is overkomen en hetgeen hem door toedoen van de verdachte is aangedaan. Onder deze omstandigheden is het voldoende aannemelijk dat ook bij [naam slachtoffer 6] sprake is geweest van een hevige emotionele schok door rechtstreekse confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf.
Tussenconclusie
Voor zowel [naam slachtoffer 5] als [naam slachtoffer 6] is aan het confrontatiecriterium voldaan.
Geestelijk letsel
De confrontatie met de schietpartij en de daaropvolgende gebeurtenissen op de plaats delict heeft bij [naam slachtoffer 5] geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een brief van een psycholoog in het geding gebracht waarin de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) is gesteld. Sinds de liquidatie van haar partner ervaart [naam slachtoffer 5] klachten als nachtmerries, slapeloosheid en herbelevingen. Zij heeft een intensieve behandeling van haar trauma ondergaan met onder meer EMDR therapie. De behandeling duurt nog steeds voort.
Ook het geestelijk letsel van [naam slachtoffer 6] is onderbouwd met een bericht van een psycholoog waarin PTSS en een lichte depressieve stoornis is vastgesteld. Uit het bericht blijkt dat [naam slachtoffer 6] na de moord op haar vader last heeft (gehad) van herbelevingen en beelden die zich dagelijks aan haar opdringen. Zij is voor haar klachten behandeld met onder meer EMDR therapie. De behandeling is afgesloten. Hoewel goed voorstelbaar is dat de klachten van [naam slachtoffer 6] deels ook te maken hebben met het feit dat zij zo plotseling zonder haar vader verder moet leven, blijkt uit het bericht van de psycholoog voldoende dat het geestelijk letsel mede is veroorzaakt door de emotionele schok die zij heeft ervaren door de confrontatie met de ernstige gevolgen van de moordaanslag.
TussenconclusieAan het vereiste van geestelijk letsel is derhalve ook voor beide benadeelde partijen voldaan.
6.4.4
Welke vergoeding is redelijk?Zowel [naam slachtoffer 5] als [naam slachtoffer 6] hebben recht op vergoeding van shockschade. De hoogte van de geleden shockschade dient te worden vastgesteld naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, de aard en de ernst van het letsel, de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van de benadeelde partij.
De verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van moord. De ernst daarvan behoeft geen nadere toelichting. [naam slachtoffer 5] was aanwezig bij de uitvoering van dit misdrijf op haar partner, met wie zij 36 jaar een partnerrelatie had. Zij ondergaat sinds januari 2021 een intensieve behandeling voor het geestelijk letsel dat hierdoor is veroorzaakt. Tot voor kort bezocht zij wekelijks een psycholoog, sinds maart 2022 is dat eenmaal per twee weken. Er is nog geen eindtoestand bereikt.
[naam slachtoffer 6] was 27 jaar op het moment dat haar vader omkwam. Uit haar slachtofferverklaring blijkt van de nauwe en liefdevolle band die zij had met haar vader, bij wie zij nog in huis woonde. Voor haar PTSS en depressieklachten is zij ruim een jaar onder behandeling geweest. Haar behandeling is inmiddels succesvol afgesloten.
Naast deze omstandigheden heeft de rechtbank - voor zover mogelijk gelet op de zeer casuïstische beoordeling - bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken.
De rechtbank weegt ook mee dat niet altijd even duidelijk is vast te stellen welk deel van de schade is vast te stellen door het feit dat het slachtoffer is overleden en welk deel is veroorzaakt door de doorgemaakte schok. Beide soorten schade (affectieschade en shockschade) bestaan naast elkaar, maar dienen ook in onderling verband te worden beschouwd.
De rechtbank vindt het redelijk om naast de toegekende bedragen aan affectieschade aan [naam slachtoffer 5] een bedrag van € 20.000 en aan [naam slachtoffer 6] een bedrag van € 10.000 aan shockschade toe te wijzen. De behandeling van het resterende deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen zullen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijk rechter worden aangebracht.
6.4.5
Vermogensschade [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6]De benadeelde partijen vorderen naast immateriële schade ook vergoeding van gemaakte kosten en andere vermogensschade die in rechtstreeks verband staan met het door de confrontatie veroorzaakte geestelijk letsel. Nu door het toebrengen van geestelijk letsel sprake is van een zelfstandige onrechtmatige daad tegen de benadeelde partij, hebben zij - ook buiten artikel 6:108 BW - aanspraak op vergoeding van alle schade die zij daardoor lijden, dus ook vermogensschade.
[naam slachtoffer 5] (vordering c)
[naam slachtoffer 5] heeft als gevolg van het bij haar vastgestelde geestelijk letsel langere tijd niet kunnen werken. Sinds 1 mei 2022 is zij weer aan het werk. Het gevorderde bedrag (€ 4.384,60 voor de periode juni 2020 tot en met maart 2022 en € 379,39 voor april 2022) aan inkomensderving is voldoende onderbouwd en niet betwist en zal worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van toekomstige inkomensderving (€ 15.035,12) komt, mede gelet op het feit dat de benadeelde partij weer aan het werk is en de betwisting door de verdediging, niet onmiddellijk voor toewijzing in aanmerking. De benadeelde partij zal, overeenkomstig het ter zitting gewijzigde standpunt van de benadeelde partij en het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De medische kosten (€ 236,03) zijn gemaakt in verband met het vastgestelde geestelijk letsel. Deze zijn voldoende onderbouwd, niet betwist en dus toewijsbaar.
De reiskosten (€ 134,44) houden verband met de bezoeken die de benadeelde partij aan de psycholoog heeft gebracht en zijn toewijsbaar.
De benadeelde partij vordert vergoeding van € 150,- aan kleding. Het betreft kleding die zij op de avond van de aanslag droeg en die zij voor onderzoek heeft moeten afstaan aan de politie. Zij heeft verzocht om deze kleding terug te krijgen maar dat is niet gebeurd.
De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu er geen verband is met de gevolgen van de confrontatie met het misdrijf.
Vermogensschade [naam slachtoffer 6] (vordering f)
[naam slachtoffer 6] heeft een bedrag gevorderd voor niet door haar verzekering vergoede medicijnen
(€ 169,16). Het betreft slaap-en kalmeringsmiddelen. De rechtbank vindt dat het gelet op de toelichting op de gevorderde schade voldoende vaststaat dat deze kosten in verband met het opgelopen geestelijk letsel zijn gemaakt en zal de vordering toewijzen.
Vermogensschade [naam slachtoffer 7] (vordering h)
Artikel 6:108 lid 2 BW biedt aan nabestaanden een aanspraak op de kosten van lijkbezorging van het overleden slachtoffer. De gevorderde kosten bestaan uit kosten voor het regelen en uitvoeren van de uitvaart in Nederland, de overbrenging van het lichaam naar Turkije en de uitvaart in Turkije. Het betreft kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvaart van het slachtoffer en in overeenstemming zijn met de omstandigheden van het slachtoffer. De rechtbank vindt al deze kosten, die door de benadeelde partij met stukken zijn onderbouwd en door de verdediging niet zijn betwist, toewijsbaar.
6.4.6
Conclusie
De verdachte moet de volgende schadevergoedingen aan de nabestaanden betalen:
-aan [naam slachtoffer 5] een schadevergoeding van € 45.134,46
-aan [naam slachtoffer 6] een schadevergoeding van € 30.169,16
-aan [naam slachtoffer 7] een schadevergoeding van € 20.570,83
De benadeelde partijen hebben gevorderd de te vergoeden bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 juni 2020. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
6.5
De vordering van [naam slachtoffer 4] (feit 5)
Ter zake van feit 5 (belediging) heeft de politieambtenaar [naam slachtoffer 4] zich als benadeelde in het strafproces gevoegd. Hij vordert vergoeding van € 350,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij is door de verdachte in het gezicht gespuugd en verbaal beledigd. Hij is daarmee in zijn eer en goede naam geschaad als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b BW. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 5 bewezen verklaarde belediging rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding niet is betwist zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 september 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] een schadevergoeding betalen van € 350,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Wettelijk voorschrift
Gelet is op de artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Hoofdstuk 7: de beslissingen in het kort en ondertekening
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals dit in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
t.a.v. [naam slachtoffer 5] (feit 1)
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededader, dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van
€ 45.134,46(zegge: vijfenveertigduizend honderdvierendertig euro en zesenveertig cent), bestaande uit € 5.134,46 aan materiële schade en € 40.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] te betalen van €
45.134,46(zegge: vijfenveertigduizend honderdvierendertig euro en zesenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 45.134,46niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
260 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, ook geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
t.a.v. [naam slachtoffer 6] (feit 1)
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededader, dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] , te betalen een bedrag
€ 30.169,16(hoofdsom, zegge: dertigduizend honderdnegenenzestig euro en zestien cent), bestaande uit € 169,16 aan materiële schade en € 30.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] te betalen
€ 30.169,16(hoofdsom, zegge: dertigduizend honderdnegenenzestig euro en zestien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
185 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, ook geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
t.a.v. [naam slachtoffer 7] (feit 1)
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededader, dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van
€ 20.570,83(zegge: twintigduizendvijfhonderdzeventig euro en drieëntachtig cent), bestaande uit € 3.070,83 aan materiële schade en € 17.500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] te betalen
€ 20.570,83(hoofdsom, zegge: twintigduizendvijfhonderdzeventig euro en drieëntachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
137 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 7] , waaronder begrepen betaling door zijn mededader, ook geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
t.a.v. [naam slachtoffer 4] (feit 5)
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] te betalen € 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
7 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] ook geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 14 juni 2022.

Voetnoten

1.De paginanummers en de documentcode die in de voetnoten worden genoemd verwijzen, tenzij anders is vermeld, naar schriftelijke stukken in het zaaksdossier [naam zaaksdossier] .
2.2006052216.AMB, p. 1.
3.2006052217.AMB, p. 4 t/m 6.
4.2020176620-23-FO, p. 19 t/m 40.
5.PL1700-2020176620-41, p. 170 en 171, forensisch dossier [naam zaaksdossier] .
6.2020176620-NFI-FO, p. 58 t/m 73.
7.2007201020.AMB, p. 297 t/m 402.
8.2006052224.AMB, p. 210 t/m 214.
9.2010290950.AMB, p. 1101 t/m 1106.
10.2020 176620-24, p. 43 t/m 67, forensisch dossier [naam zaaksdossier] .
11.2020176620-24A-FO, p. 246 t/m p. 268.
12.2020176620-TMFI-FO, p. 243 t/m 245.
13.PL1700-2020176620-47, p. 187 t/m 191, forensisch dossier [naam zaaksdossier] .
14.Nummer 2020.06.06.001, 2020176620-WWM-FO, p. 269 t/m 279.
15.Niet genummerd.
16.2011161422.AMB, p. 1268 t/m 1277.
17.2010130902.AMB, p. 1296 t/m 1299.
18.2010270800.G-DEMIC97, p. 1623 t/m 1639.
19.2011020859.AMB, p. 1187 t/m 1191.
20.2010111248.AMB, p. 1153 t/m 1186.
21.2010111248.AMB, p. 1153 t/m 1186.
22.2011021314.AMB, p. 1192 t/m 1197.
23.2008181443.AMB, p. 660 t/m 705.
24.2010201545.AMB, p. 1198 t/m 1206.
25.2010201545.AMB, p. 1198 t/m 1206.
26.2011301219.AMB, p. 1895 t/m 1898.
27.2006011952.A01, p. 426 t/m 429.
28.2009241500.V-KADIS94, p. 509 t/m 515.
29.2007201000.AMB, p. 493 t/m 502
30.2009081005.AMB, p. 1221 t/m 1248.
31.2011101442.AMB, p. 1249 t/m 1255.
32.2008311131.AMB, p. 706 t/m 737.
33.2007201020.AMB, p. 297 t/m 402.
34.2007201020.AMB, p. 297 t/m 402.
35.2011121640.AMB, p. 1260 t/m 1267.
36.2007201020.AMB, p. 297 t/m 402.
37.2007201020.AMB, p. 297 t/m 402.
38.2008011210.AMB, p. 411 t/m 425.
39.2009290851.AMB, p. 1318 t/m 1321.
40.2010150943.AMB, p. 1374 t/m 1376.
41.2011031015.AMB, p. 1532 t/m 1538.
42.21061 60930.AMB, 2106281 535.AMB, 2106221000.AMB, 2106241300.AMB en 2107160900 .AMB, p. 1992 t/m 2071.
43.2009241637.AMB, p. 1283 t/m 1288.
44.2009291836.A02, p. 3 t/m 5.
45.2009301400.AMB, p. 898.
46.HR 25 september 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX5063).
47.Del Rio Prada t. Spanje (EHRM 21 oktober 2013, nr. 42750/09).
48.HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356 (Taxibus), HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2201
49.Besluit van 20 april 2018 tot vaststelling van bedragen voor nadeel van naasten dat niet in vermogensschade bestaat, Stb. 2018, 133.