Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 18 mei 2021 met producties 1 tot en met 62;
- de conclusie van antwoord;
- de aanvullende productie van Van de Weijer;
- de mondelinge behandeling van 10 februari 2022;
- de pleitaantekeningen van Van de Weijer.
2..De feiten
bedoeld wordt Van de Weijer – toevoeging rechtbank] verbindt zich met ingang van november 2013 de kippenbotjes van de aanbieder [
bedoeld wordt Polskamp – toevoeging rechtbank]te drogen. Geschatte aangeleverde hoeveelheid zal circa 500 ton per week zijn. De aangeboden kippenbotjes bestaan alleen uit botjes en pezen, de aangeboden kippenbotjes zullen volledig vrij van vlees en of vleesresten zijn. (...)
(Van de Weijer – toevoeging rechtbank)van 500 ton kippenbotjes ter verwerking, zulks voor de duur van drie maanden, tegen de in de overeenkomst van 13 september 2013 opgenomen prijscondities (…), een en ander vanaf het moment dat de geschorste erkenning wederom door de nVWA is geactiveerd en VDW Polskamp hiervan op de hoogte heeft gesteld, en met dien verstande dat Polskamp uitsluitend gedurende de eerste week geen 500 ton maar 442,14 ton kippenbotjes aan VDW ter droging dient aan te bieden”.
bedoeld wordt de drie maanden-termijn - toevoeging rechtbank] kunnen kijken of en onder welke voorwaarden en voor welke termijn zij een verdere samenwerking willen aangaan. Voor een dergelijke verlenging is niet meer dan een intentie overeengekomen.”
dit moet zijn 6 maart 2015- toevoeging rechtbank]
3..Het geschil
€ 1.235.523, te vermeerderen met wettelijke rente en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
4..De beoordeling
standpunt Van de Weijer
konzijn, zodat ook een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW niet aan de orde
konkomen. Juist daarom, zo begrijpt de rechtbank de opvatting van Van de Weijer, was de route van schuldeisersverzuim van Polskamp en artikel 6:60 BW de enige logische en ook meest kansrijke route.
5..De beslissing
22 juni 2022voor akte na tussenvonnis als bedoeld in 4.20 en 4.21 door Van de Weijer, waarna [gedaagde] een antwoordakte kan nemen;