Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
16 mei 2019 omstreeks 7:40 uur bevond op het losbordes van slachthuis [naam bedrijf] voor een ante-mortemkeuring. De toezichthouder heeft in het rapport van bevindingen vermeld dat hij zag dat [persoon C] , chauffeur van eiseres, geparkeerd stond aan het losbordes en 210 varkens loste die waren geladen op het bedrijf met UBN-nummer [UBN-nummer] .
“Ik had de letsels pas vastgesteld, nadat het dier reeds op de wagen geladen was en ik mocht het van de boer niet meer terug afladen.”
[persoon D] van dierenartsenpraktijk [naam dierenartsenpraktijk] van 11 februari 2020. Deze dierenarts heeft het dier vaker gezien dan de toezichthouder van de NVWA. Eiseres heeft verder naar voren gebracht dat de verdikte bil het gevolg kan zijn van spierontwikkeling ter compensatie van de aangeboren afwijking aan de voorpoot. Het abces is volgens eiseres een vetbult en niet is aangetoond dat het abces of de vetbult de oorzaak is van de kreupelheid. De kortademigheid kan volgens eiseres het gevolg zijn van de inspanningen die het dier heeft moeten doen om een afstand van 100 meter af te leggen of van het lopen met een aangeboren afwijking. Eiseres heeft erop gewezen dat het een kort transport was en dat het dier zelfstandig de wagen op was gelopen.
31 mei 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:217), dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen. Echter, indien die bevindingen gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en stelt het boetebedrag vast op nihil;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
mr. S.L. Mehlbaum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 12 januari 2022.