In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in de zaken ROT 20/5591 en ROT 20/5592, waarbij eiser, eigenaar van twee garageboxen binnen het complex GaragePark Rotterdam Hordijk, in beroep ging tegen de opgelegde aanslagen voor rioolheffing niet-woning voor het belastingjaar 2020. De heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam had op 17 juli 2020 aanslagen opgelegd van € 43,20 per unit. Eiser betoogde dat de units als één geheel moesten worden aangemerkt, omdat ze geen zelfstandige aansluiting op het riool hebben en gezamenlijk gebruik maken van voorzieningen zoals een toiletruimte. Eiser stelde dat de aanslagen onredelijk en disproportioneel waren, vooral in vergelijking met andere vergelijkbare objecten.
De rechtbank oordeelde dat de units zelfstandige zaken zijn in civielrechtelijke zin, omdat er op elke unit afzonderlijke appartementsrechten zijn gevestigd. Dit betekent dat de heffingsambtenaar de units terecht als afzonderlijke percelen heeft aangemerkt. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat de rioolheffing willekeurig of onredelijk was, en concludeerde dat de aanslagen terecht en tot het juiste bedrag waren opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de gemeenteraad beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van tarieven en dat de heffing niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.