Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
2..Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen om de woning, gelegen op het adres [adres], uiterlijk 6 mei 2022 te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag;
- wanneer [gedaagde] niet zelf tot ontruiming overgaat, te bepalen dat de deurwaarder de woning mag ontruimen en [gedaagde] te veroordelen om de kosten daarvan te betalen, met rente;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 7.459,42, ter zake van huurachterstand berekend tot en met 22 maart 2022 en boeterente;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 2.118,97 met rente;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.428,- per maand, vanaf 6 mei 2022 tot aan de ontruiming;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3..De beoordeling
Voor iedere overtreding van een verplichting uit deze huurovereenkomst en bijbehorende algemene bepalingen, voor zover niet reeds hiervoor in artikel 11.1 genoemd, is huurder aan verhuurder een direct opeisbare boete van €50 per kalenderdag verschuldigd, met een maximum van €2000 (…)”.[eiser] stelt dat [gedaagde] in strijd met artikel 1.2 van de huurovereenkomst een seksinrichting in het gehuurde heeft geëxploiteerd en dat hij daarom een boete van € 2.000,- dient te betalen, berekend vanaf 12 februari 2022 tot 22 maart 2022. Deze vordering komt de kantonrechter ongegrond voor. [eiser] stelt namelijk dat het gehuurde op 12 februari 2022 is gesloten door de burgemeester. Tussen 12 februari en 22 maart 2022 heeft [gedaagde] dus ook geen seksinrichting in het gehuurde kunnen exploiteren. Over deze periode kan hij de boete dus niet verschuldigd zijn. Dit deel van de vordering wordt om die reden afgewezen. Dit nog daar gelaten de vraag in hoeverre het hier gaat om een situatie als bedoeld in artikel 11.1 lid a, aangezien die boete specifiek ziet op het gebruik van het gehuurde.