ECLI:NL:RBROT:2022:4114

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
9800887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming en betaling huurachterstand met afwijzing van nevenvorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] vorderde ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand. De gedaagde, die niet is verschenen, huurde de woning sinds 29 december 2020, maar er is een illegale seksinrichting aangetroffen, wat leidde tot sluiting door de burgemeester en buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door [eiser]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet is verschenen en heeft verstek verleend. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter heeft ook de vordering tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot betaling van een boete is afgewezen omdat [gedaagde] niet in staat was de overtreding te begaan tijdens de sluiting. De proceskosten zijn toegewezen aan [eiser]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9800887 VV EXPL 22-157
datum uitspraak: 23 mei 2022 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. M.G. Taekema,
tegen
[gedaagde],
waarvan woonplaats en werkelijk verblijf onbekend zijn,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de dagvaarding van 14 april 2022, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022.

2..Het geschil

2.1.
[eiser] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen om de woning, gelegen op het adres [adres], uiterlijk 6 mei 2022 te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag;
  • wanneer [gedaagde] niet zelf tot ontruiming overgaat, te bepalen dat de deurwaarder de woning mag ontruimen en [gedaagde] te veroordelen om de kosten daarvan te betalen, met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 7.459,42, ter zake van huurachterstand berekend tot en met 22 maart 2022 en boeterente;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 2.118,97 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.428,- per maand, vanaf 6 mei 2022 tot aan de ontruiming;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] huurt van [eiser] vanaf 29 december 2020 de woning gelegen op het adres [adres] (hierna: het gehuurde), op basis van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegen een maandelijkse huurprijs van (laatst) € 1.428,-. Op 12 februari 2022 is een illegale seksinrichting aangetroffen in het gehuurde. De burgemeester van Schiedam heeft het gehuurde daarop gesloten vanaf 12 februari 2022 tot en met 6 mei 2022. Gedurende deze sluiting heeft [eiser] de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, op grond van artikel 6:267 en 7:231 lid 2 BW. [gedaagde] dient de woning daarom te ontruimen, waarbij de gevorderde dwangsom geldt als prikkel om daartoe over te gaan. Op het moment van de buitengerechtelijke ontbinding was daarnaast sprake van een huurachterstand van € 5.459,42. Deze huurachterstand dient [gedaagde] op grond van de overeenkomst alsnog te betalen. Daarnaast moet [gedaagde], op grond van artikel 7:225 BW, een schadevergoeding van € 2.118,97 betalen voor de periode vanaf de ontbinding tot aan 6 mei 2022, te vermeerderen met € 1.428,- per maand dat [gedaagde] daarna het gehuurde nog niet heeft opgeleverd. Verder maakt [eiser] op grond van de algemene voorwaarden aanspraak op een boete van € 2.000,-.

3..De beoordeling

Verstek
3.1.
[gedaagde] is niet verschenen op de mondelinge behandeling. De gemachtigde van [eiser] heeft de betekende dagvaarding overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde] wel correct is opgeroepen voor deze zitting, met verlof om een verkorte dagvaardingstermijn te hanteren. Tegen [gedaagde] wordt daarom verstek verleend.
Beoordelingskader
3.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure zal worden toegewezen. Verder moet het belang van [eiser] bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen van toewijzing van de vordering voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid. Als partijen een gewone procedure starten, is de rechter in die procedure niet gebonden aan deze uitspraak.
3.3.
Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van [eiser], die hij ook door middel van stukken heeft onderbouwd.
Spoedeisendheid
3.4.
Uit de aard van de vordering en de toelichting van [eiser] daarbij is voldoende gebleken dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn eisen, zodat hij in zoverre ontvankelijk is.
Ontruiming
3.5.
De vordering tot ontruiming komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt daarom toegewezen. [eiser] heeft ontruiming gevorderd per 6 mei 2022. Aangezien die datum inmiddels gepasseerd is, wordt de ontruimingstermijn bepaald op zeven dagen na betekening van dit vonnis. [eiser] heeft verder gevorderd een dwangsom te verbinden aan deze ontruiming. De kantonrechter ziet daarvoor in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding. Als [gedaagde] niet tot ontruiming overgaat kan [eiser] namelijk al met hulp van een deurwaarder overgaan tot gedwongen ontruiming. Een prikkel om tot ontruiming over te gaan heeft dan ook geen toegevoegde waarde. Dit geldt te meer omdat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft gemeld dat hij heeft vernomen dat [gedaagde] niet meer in het gehuurde, maar op de Dominicaanse Republiek verblijft. Als gevolg daarvan zal dit vonnis openbaar worden betekend. In die omstandigheden ligt een ontruiming door [gedaagde] zelf ook niet in de lijn van de verwachting.
3.6.
De vordering om te bepalen dat de ontruiming door een deurwaarder mag worden bewerkstelligd wordt afgewezen. Daartoe is de deurwaarder namelijk op grond van de wet al bevoegd (artikel 434 en 556 Rv). De aparte voorwaardelijke vordering tot vergoeding van de kosten van deze ontruiming wordt ook afgewezen, aangezien de proceskostenveroordeling hiervoor al een executoriale titel geeft en deze kosten zich op dit moment niet concreet laten begroten (ECLI:NL:HR:2010:BL1116, r.o. 3.5 en ECLI:NL:GHARL:2014:8272).
Betaling
3.7.
De vorderingen die zien op betaling van € 7.578,29‬ (€ 5.459,42 aan huurachterstand en € 2.118,97 aan schadevergoeding), te vermeerderen met € 1.428,- per maand, komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt daarom toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente.
3.8.
[eiser] maakt verder aanspraak op € 2.000,- aan boete. Hij beroept zich daarbij op artikel 11.2 van de overgelegde huurovereenkomst. In dat artikel is bepaald: “
Voor iedere overtreding van een verplichting uit deze huurovereenkomst en bijbehorende algemene bepalingen, voor zover niet reeds hiervoor in artikel 11.1 genoemd, is huurder aan verhuurder een direct opeisbare boete van €50 per kalenderdag verschuldigd, met een maximum van €2000 (…)”.[eiser] stelt dat [gedaagde] in strijd met artikel 1.2 van de huurovereenkomst een seksinrichting in het gehuurde heeft geëxploiteerd en dat hij daarom een boete van € 2.000,- dient te betalen, berekend vanaf 12 februari 2022 tot 22 maart 2022. Deze vordering komt de kantonrechter ongegrond voor. [eiser] stelt namelijk dat het gehuurde op 12 februari 2022 is gesloten door de burgemeester. Tussen 12 februari en 22 maart 2022 heeft [gedaagde] dus ook geen seksinrichting in het gehuurde kunnen exploiteren. Over deze periode kan hij de boete dus niet verschuldigd zijn. Dit deel van de vordering wordt om die reden afgewezen. Dit nog daar gelaten de vraag in hoeverre het hier gaat om een situatie als bedoeld in artikel 11.1 lid a, aangezien die boete specifiek ziet op het gebruik van het gehuurde.
proceskosten
3.9.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 142,93 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Er wordt daarom in totaal een bedrag van € 884,93 toegewezen. De over dit bedrag (subsidiair) gevorderde wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na betekening van die vonnis. Voor toewijzing van de primair gevorderde handelsrente is namelijk geen plaats, aangezien de proceskostenveroordeling volgt uit de wet en niet uit een handelsovereenkomst.
uitvoerbaarheid bij voorraad
3.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd door [eiser], uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, met de daarin vanwege hem aanwezige goederen te ontruimen en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan [eiser] en veroordeelt [gedaagde] al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 7.578,29 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf zeven dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, te vermeerderen met € 1.428,- voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat het gehuurde nog niet is ontruimd, vanaf 6 mei 2022;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 884,93 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Verkerk en in het openbaar uitgesproken.
33394