Wat de rechtbank vindt
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een uitkering, omdat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat uitleggen.
9. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10.
Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings)artsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Vanwege de geldende restricties als gevolg van de Corona-pandemie heeft een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. De arts heeft ook informatie opgevraagd bij de behandelaar en heeft kennisgenomen van een verslag LWK en verslag TWK van
30 oktober 2018.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 15 juli 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De arts heeft aangenomen dat eiser rugklachten heeft als gevolg van spondylosis in zijn wervels met geringe spondylolistesis in L5. De arts vind het gezien deze diagnose aannemelijk dat eiser klachten krijgt van zijn rug bij het zwaar tillen, traplopen, staan, klimmen en zitten. Ook acht hij het aannemelijk dat eiser klachten ervaart bij het lang zitten, dus wordt hij hiervoor licht beperkt geacht. In de FML heeft de arts dan ook beperkingen opgenomen voor fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 15 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Het rapport van de arts beoordeelt hij als zorgvuldig. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet gebleken dat de arts een onjuist of onvolledig beeld had van de medische problematiek. De hieruit voortvloeiende medische beperkingen zoals vastgesteld door de arts, zijn volgens hem dan ook goed te volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het niet met eiser eens dat zittend werk niet mogelijk zou zijn. De mogelijkheid om te verzitten en/of het werk kort te onderbreken vindt hij voldoende om zittende werkzaamheden mogelijk te achten. In bezwaar is geen medische informatie naar voren gebracht die tot een andere conclusie heeft geleid.
15. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet
eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dit niet gedaan. Voor wat betreft de psychische klachten van eiser heeft het UWV in zijn brief van 3 mei 2022 toegelicht dat bij de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen psychische klachten naar voren zijn gebracht. Ook in bezwaar en eerder in deze beroepsprocedure is dit niet naar voren gebracht. Het UWV onderkent dat het een treurige ontwikkeling is dat eiser dakloos is en dat het voorstelbaar is dat dit problemen veroorzaakt. Deze situatie is echter volgens het UWV waarschijnlijk na de datum in geding ontstaan. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen volgt niet dat eiser heeft aangegeven dat sprake is van psychische klachten. De rechtbank kan de motivering van het UWV daarom volgen.
16. Eiser vindt dat de rechtbank een deskundige moet benoemen om te onderzoeken hoe zijn orthopedische problemen hem belemmeren in het arbeidsproces. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 30 juni 2017 uitgangspunten geformuleerd over in welke gevallen de rechtbank verplicht is een deskundige te benoemen.Het eerste punt waaraan het bestreden besluit moet voldoen is de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Zoals hiervoor overwogen, vindt de rechtbank dat het onderzoek zorgvuldig is verricht. De tweede voorwaarde is dat er moet zijn voldaan aan het beginsel van de “equality of arms”. Hieruit volgt dat er tussen beide partijen evenwicht moet bestaan in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen. Eiser is in de gelegenheid gesteld om de bevindingen van de (verzekerings)artsen te betwisten door medische stukken aan te leveren, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt. Eiser heeft ook niet gesteld en gemotiveerd dat hij niet in staat is om zelf medische stukken aan te leveren. Volgens eiser heeft hij niet de financiële middelen om zijn medische toestand door een partijdeskundige te laten beoordelen. De rechtbank overweegt hierover dat een rapport van een deskundige niet noodzakelijk is.De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat het beginsel “equality of arms” is geschonden. Tot slot dient er een inhoudelijke beoordeling plaats te vinden. Eiser kan door de conclusies van de (verzekerings) artsen gemotiveerd te betwisten, twijfel doen ontstaan over de juistheid van de beoordeling van het UWV. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit niet gedaan. De (verzekerings)artsen hebben voldoende onderbouwd waarom hetgeen eiser heeft gesteld over zijn medische situatie niet tot meer of andere beperkingen zou moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en eiser heeft dit niet gemotiveerd betwist. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
17. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
18. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het arbeidsongeschiktheidspercentage onjuist is vastgesteld. Hij stelt dat het UWV ten onrechte uitgaat van de drie functies waarmee hij het meest kan verdienen. Daarnaast stelt hij dat het gemiddelde loon van de vijf geduide functies € 11,66 is. Omgerekend naar het verschil in uren is dat volgens eiser een uurloon van € 11,50. De berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage moet volgens eiser dan als volgt zijn: (€ 18,10 - € 11,50): € 18,10 = 36,46%.
19. Het UWV heeft in zijn verweer toegelicht hoe het arbeidsongeschiktheidspercentage is berekend. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is het arbeidsongeschiktheidspercentage juist berekend. Het is hem niet duidelijk hoe eiser is gekomen tot een uurloon van € 11,66. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verwijst naar artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit. De rechtbank is van oordeel dat de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage juist is. Voor de berekening wordt namelijk het middelste loon van de drie functies waarmee eiser het meest kan verdienen in aanmerking genomen.Het gaat dus niet om, zoals eiser heeft berekend, het gemiddelde loon van de geduide functies. Het uurloon van de middelste van de geduide functies is een uurloon van € 12,28. De rechtbank kan het UWV dan ook volgen in zijn berekening.
20. In beroep heeft eiser opgemerkt dat bij de berekening van het maatmanloon alleen is uitgegaan van het laatste salaris dat eiser heeft ontvangen bij zijn laatste werkgever en ook van het aantal uren dat hij daar gewerkt heeft tot aan zijn arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige heeft niets vermeld over het aantal uren dat hij in het jaar voorafgaand aan zijn ziekmelding bij andere werkgevers heeft gewerkt en de verdiensten daarbij.
21. Het UWV heeft toegelicht dat volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep bij de vaststelling van de maatmanfunctie moet worden uitgegaan van de feitelijk laatstelijk verrichte arbeid voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid.Alleen bij bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. In de beroepsprocedure zijn aanvullende gegevens van eiser opgevraagd. Hierop is geen reactie ontvangen. Het UWV heeft dan ook niet kunnen vaststellen of er bijzondere omstandigheden van toepassing waren. De rechtbank kan deze motivering volgen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het UWV het maatmanloon onjuist heeft vastgesteld.
22.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op
30 september 2020 met de middelste van de geduide functies 66,92% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als schilder, zodat eiser voor de overige 33,08% arbeidsongeschikt is.