Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres], te [vestigingsplaats eiseres], eiseres,
de Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster,
[naam derde partij] ([afkorting naam derde partij]), te [vestigingsplaats derde partij],
Procesverloop
[naam 1]. De ACM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Voor [naam derde partij] is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door zijn kantoorgenoot
[naam 2] en [naam 3], legal officer bij [naam derde partij].
Overwegingen
Het niet ingesteld hebben van beroep wordt geacht in de weg te staan aan de mogelijkheid om ingevolge artikel 8:26 van de Awb als partij tot de procedure te worden toegelaten indien sprake is van belanghebbenden met een parallel belang. De rechtbank stelt vast dat het belang van [naam organisatie] parallel is aan het belang van eiseres. De rechtbank beslist dan ook dat [naam organisatie] niet (langer) als partij wordt toegelaten.
nietopleggen van een bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing” worden begrepen. De wetgever heeft daarbij kennelijk het oog gehad op besluiten waarbij ACM (na een verzoek van een belanghebbende om handhaving) vaststelt dat geen sprake is van een overtreding, als gevolg waarvan geen bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing wordt opgelegd.”
Als de Staat later, op grond van artikel 16 van de Regeling financieel beheer van het Rijk, beslist tot kwijtschelding van (een deel van) van de opgelegde boetes, wordt er niets gewijzigd in de hoedanigheid van overtreder, de aard en ernst van de overtreding en de op basis daarvan opgelegde sanctie. Verder is er ook geen sprake van een heroverweging van een primair besluit tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie. Dat betekent dat een dergelijke beslissing van de Staat buiten de reikwijdte van de artikel 12u en 12v van de Iw valt. Het betoog van eiseres dat de “inability to pay” bij het opleggen van een boete en/of de heroverweging bij de beslissing op bezwaar wel openbaar gemaakt wordt en niet valt in te zien dat dat anders zou moeten zijn als er sprake is van een “inability to pay” als de boete onherroepelijk vast staat, kan niet worden gevolgd. Als bij het opleggen van de boete en/of de heroverweging bij de beslissing op bezwaar de boete wordt gematigd wegens “inability to pay” gaat het om de vraag of de boete passend en evenredig is. Ter zitting is door de ACM toegelicht dat bij de kwijtschelding van een boete een andere afweging wordt gemaakt waarbij het gaat om de positie van de Staat als schuldeiser (zekerheid van betaling van (een deel van) de vordering). Die afweging blijkt ook uit de niet openbaar gemaakte informatie.
Dit terwijl artikel 12v, eerste lid, aanhef en onder a, van de Iw nu juist bepaalt, dat gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wob niet openbaar mogen worden gemaakt. Informatie over de financiële draagkracht van een onderneming valt bij uitstek aan te merken als zulke geheim te houden gegevens. De ACM maakt haar beslissingen in het kader van het innen en/of het betalen van boetes in beginsel dan ook niet openbaar. Individuele belangen van de verzoeker kunnen niet meespelen bij de beoordeling van openbaarmakingsverzoeken. Bovendien hebben de belangen van degenen over wie de informatie gaat, zwaarder te wegen. Daarbij neemt de ACM in overweging dat zij sanctiebesluiten – waarin zij (ernstige) overtredingen en boetes vaststelt – al publiceert op grond van de artikelen 12u en 12v van de Iw. Daarnaast informeert de ACM op haar website het publiek in algemene zin over de betaling van boetes.