ECLI:NL:RBROT:2022:1940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
9594388 / VV EXPL 21-530
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van elektriciteitsvoorziening en huurprijsvermindering in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] heeft vorderingen ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot het herstel van de elektriciteitsvoorziening in zijn huurwoning, huurprijsvermindering, en andere gerelateerde vorderingen. De procedure is gestart door [eiser], maar na de benoeming van ProActief Bewindvoering B.V. als bewindvoerder heeft deze de procedure overgenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van [eiser]. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er onduidelijkheden zijn over de elektriciteitsvoorziening en dat [gedaagde] betwist dat hij de toevoer van elektriciteit onderbreekt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat [gedaagde] de elektriciteit opzettelijk onderbreekt, en heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. Ook de vordering tot huurprijsvermindering is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat er een probleem met de elektriciteit was. De kantonrechter heeft ProActief veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9594388 / VV EXPL 21-530
uitspraak: 19 januari 2022
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
Aanvankelijk:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. van Ommeren, advocaat te Amsterdam,
en sedert 6 januari 2022 van:
ProActief Bewindvoering B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiser],
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gemachtigde: mr. R. van Ommeren, advocaat te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder, gerechtsdeurwaarder te Haarlem.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser], ‘ProActief’ respectievelijk ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de brief van 24 december 2021, met de ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden producties 1 t/m 15 van [gedaagde];
  • de brief en het e-mailbericht van 3 januari 2022, met de ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden producties 16 t/m 22 en producties 23 en 24 van [gedaagde];
  • het e-mailbericht van 3 januari 2022 van [eiser] met een brief van ProActief.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2022. Daarbij is [eiser] in persoon verschenen, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] (elektricien), bijgestaan door de gemachtigde mr. R.M. van Ommeren. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door [naam 3] en bijgestaan door mr. O.J. Boeder als gemachtigde.
1.3.
De gemachtigden van partijen hebben ieder het standpunt van hun cliënt nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van [eiser] gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen zijn aan het procesdossier toegevoegd. Van hetgeen verder ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] tevergeefs getracht een medewerker van ProActief telefonisch te bereiken. Teneinde ProActief in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij de procedure als formele procespartij wenst over te nemen, is de zaak aangehouden tot 7 januari 2022. Vervolgens heeft ProActief bij brief van 6 januari 2022 laten weten dat zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [eiser] als eisende partij in deze procedure optreedt en dat mr. R. van Ommeren namens haar procedeert. [gedaagde] heeft op voorhand tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de bewindvoerder als formele procespartij optreedt in dit geding en om die reden is ProActief sinds 6 januari 2022 als eisende partij in dit geding aangeduid in de kop van dit vonnis.
1.5.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
[eiser] is sinds 5 mei 2018 huurder van de benedenwoning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). In eerste instantie werd de woning gehuurd van [naam 1] en vanaf 27 juni 2018, na diens overname van de woning, van [naam 4].
2.2.
Op 21 juli 2021 is de woning, alsmede de bovenwoning ([huisnummer]), op een executieveiling door [gedaagde] gekocht en is [gedaagde] de verhuurder geworden.
2.3.
De huurovereenkomst wordt beheerst door de door partijen overgelegde Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte.
2.4.
Bij aanvang van de huurovereenkomst heeft [eiser] aan de toenmalige verhuurder een waarborgsom betaald van € 1.700,-.
2.5.
Blijkens de schriftelijke huurovereenkomst zijn partijen een huurprijs van € 850,- per maand overeengekomen. Uit de verklaring die de toenmalige verhuurder op
9 februari 2021 heeft afgegeven, blijkt echter dat vanaf dat moment een korting op de huurprijs geldt van € 200,00 per maand, zolang de lekkage aan het dak niet is verholpen.
2.6.
Bij brieven van 30 juli 2021, 24 augustus 2021, 27 september 2021 en 4 oktober 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] en de huurster van de bovenwoning, [naam 5] (hierna: ‘[naam 5]’), [gedaagde] aangesproken op de in die brieven genoemde tekortkomingen, in het bijzonder de aanhoudende intimidaties en zijn drammerige gedrag.
2.7.
Bij brieven van 11 oktober 2021, 18 oktober 2021 en 20 oktober 2021 is [gedaagde] door de (toenmalige) gemachtigde van [eiser] gesommeerd de stroom- en internetvoorziening van de woning te herstellen. Nadien heeft verdere correspondentie tussen partijen plaatsgevonden, zonder dat een en ander tot een oplossing van de tussen partijen gerezen conflicten heeft geleid.
2.8.
De huurovereenkomst met betrekking tot de bovenwoning is met wederzijds goedvinden tussen [naam 5] als huurster en [gedaagde] als verhuurder beëindigd met ingang van 26 oktober 2021, waarbij [gedaagde] zich heeft verplicht om aan [naam 5] een vergoeding te betalen van € 8.000,-.
2.9.
[gedaagde] heeft ook aan ProActief voorgesteld de huurovereenkomst te beëindigen onder toekenning van een verhuiskostenvergoeding, doch [eiser] c.q. ProActief hebben dat voorstel verworpen.

3..Het geschil

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen tot het blijvend herstellen van de elektriciteits-, gas- en warmtetoevoer binnen drie dagen na dit vonnis met een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat [gedaagde] na het verstrijken van de derde dag nalaat dit te doen, met een maximumbedrag van € 20.000,00;
[gedaagde] te veroordelen tot een compensatie van de schade welke [eiser], vanwege het niet kunnen verblijven in zijn huurwoning vanaf 9 oktober 2021 tot heden, heeft geleden en wel middels een huurvermindering tot nihil tot en met de dag dat [eiser] weer zijn woning met elektriciteit en warmte kan betreden;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten welke [eiser] maakt door het inschakelen van een deskundige derde, dan wel deze kosten in mindering te doen brengen op de door [eiser] verschuldigde huursommen voor zover [gedaagde] nalaat tot herstel van de elektriciteitstoevoer over te gaan en het onder 1. bedoelde maximumbedrag is bereikt;
[gedaagde] te veroordelen [eiser] binnen drie dagen na dit vonnis vrije en blijvende toegang tot de meterkast te verschaffen, met een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat [gedaagde] op dit onderdeel nalaat aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van
€ 10.000,00;
[gedaagde] te veroordelen tot de aanvang van het behoorlijk en blijvend herstel van de daklekkage en de plafondschade en wel binnen drie dagen na dit vonnis, met een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat [gedaagde] op dit onderdeel nalaat aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 10.000,00;
[gedaagde] te veroordelen zich te onthouden van rechtstreekse en middellijke
intimidaties, beschuldigingen en agressieve gedragingen jegens [eiser] (en zijn vertegenwoordiger), zulks met een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat [eiser] rechtstreeks of middellijk (via zijn vertegenwoordiger) te maken krijgt met zulk gedrag van [gedaagde], een en ander tot een maximumbedrag van € 10.000,00;
7. [gedaagde] te veroordelen tot teruggave van de door hem ontvreemde sleutelbos binnen drie dagen na dit vonnis, zulks met een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat [gedaagde] op dit onderdeel nalaat aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 2.000,00;
8. [gedaagde] te veroordelen binnen drie dagen na dit vonnis de kosten van € 119,97 van de door [eiser] ontvreemde camera’s aan [eiser] te voldoen, met een dwangsom van € 50,00 voor elke dag dat [gedaagde] nalaat op dit onderdeel aan het vonnis te voldoen, tot een maximum van € 1.000,00;
9. [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt – voor zover van belang – onder de beoordeling ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.2.
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
Wie heeft als eiser te gelden in deze procedure?
4.3.1.
Vaststaat dat bewind is ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [eiser] en dat ProActief is benoemd als bewindvoerder. Op grond van het bepaalde in artikel 1:441, lid 1 eerste volzin van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), vertegenwoordigt de bewindvoerder de rechthebbende in en buiten rechte tijdens het bewind bij vervulling van zijn taak. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid geldt alleen ten aanzien van handelingen die de onder bewind staande goederen betreffen. De rechthebbende kan dus met betrekking tot die goederen niet als eisende of verwerende formele partij in rechte optreden.
4.3.2.
Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad op 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) volgt dat, ook al brengt het bewind niet mee dat de bewindvoerder partij wordt bij de huurovereenkomst, de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW. De bewindvoerder dient daarom ten behoeve van de rechthebbende op te treden als formele procespartij in een procedure.
4.3.3.
In de dagvaarding in de onderhavige procedure is [eiser] oorspronkelijk zelf opgetreden als eisende partij. Ter zitting heeft de kantonrechter het voorgaande aan de orde gesteld en hebben partijen ermee ingestemd om ProActief in de gelegenheid te stellen de procedure als formele procespartij over te nemen. Bij brief van 6 januari 2022 heeft ProActief laten weten de procedure over te nemen en als formele procespartij op te treden. Vanaf 6 januari 2022 geldt de onderhavige procedure derhalve als te zijn aangegaan door ProActief tegen [gedaagde].
4.4.
Dagvaarding nietig?
4.4.1.
[gedaagde] heeft tevens ter zitting gesteld dat de in opdracht van ProActief betekende dagvaarding waarmee het onderhavige kort geding is ingeleid in twee opzichten nietig is. Niet alleen vermeldt de dagvaarding die bij [gedaagde] is achtergelaten niet op welke wijze de betekening heeft plaatsgevonden, maar bovendien is gebleken dat de dagvaarding die bij [gedaagde] is achtergelaten niet overeenstemt met de dagvaarding die ter griffie is aangebracht. Op het exemplaar dat de gemachtigde van [gedaagde] in de algemene brievenbus van het verzamelgebouw, waarin zijn kantoor is gevestigd heeft aangetroffen, is immers niet vermeld op welke wijze de betekening heeft plaatsgevonden, terwijl op het op de griffie aangebrachte exemplaar is vermeld dat het exploot in gesloten enveloppe is achtergelaten.
4.4.2.
ProActief heeft ter zitting geen verklaring gegeven voor de verschillende versies van de dagvaarding. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat voor nietigverklaring van de dagvaarding echter geen aanleiding, nu [gedaagde] in het geding is verschenen en daarmee eventuele nietigheden van de dagvaarding gedekt zijn. Hooguit kan een en ander consequenties hebben voor een eventuele proceskostenveroordeling ten laste van [gedaagde]. De kantonrechter zal daarop terugkomen in het vervolg van deze uitspraak.
4.5.
Partijen hebben hun standpunten met betrekking tot de verschillende onderdelen van de vordering van ProActief (nader) toegelicht en met stukken onderbouwd. Op de door partijen ingenomen standpunten met betrekking tot de verschillende onderdelen van de vorderingen van ProActief zal hierna afzonderlijk worden ingegaan.
4.6.
Herstel van de elektriciteits-, gas- en warmtetoevoer
4.6.1.
ProActief stelt zich op het standpunt dat [eiser] het gehuurde niet kan bewonen, omdat [gedaagde] de woning bewust van elektriciteit onthoudt dan wel dat hij [eiser] voorhoudt dat hij bereid is de elektriciteit te herstellen, terwijl hij de toevoer van elektriciteit uiteindelijk toch weer onderbreekt. Hierdoor heeft [eiser] geen verwarming in zijn woning. ProActief heeft belang bij de vordering op straffe van verbeurte van een dwangsom, zodat [gedaagde] ervan weerhouden wordt de elektriciteit weer uit te schakelen.
4.6.2.
[gedaagde] heeft de stellingen van ProActief gemotiveerd betwist. [gedaagde] betwist allereerst dat hij de toevoer van elektriciteit onderbreekt. Verder voert [gedaagde] aan dat [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) op 30 oktober, 5 november en 25 december 2021 in zijn opdracht bij de woning van [eiser] is langs geweest om het elektriciteitsprobleem te onderzoeken en dat de storing (volgens de werkbonnen van [naam bedrijf]) is opgelost, waardoor er niet langer sprake is van een probleem met de elektriciteit. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] zelf aanpassingen gedaan in de meterkast die mogelijk tot elektriciteitsproblemen hebben geleden. Die aanpassingen zijn echter door [naam bedrijf] gerepareerd. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat [eiser] gewoon gebruik maakt van de elektriciteit en er warmte van de woning af komt. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] foto’s van de meterstanden in het geding gebracht, waaruit volgens hem blijkt dat er wel degelijk gas en elektriciteit in de woning verbruikt wordt.
4.6.3.
Gelet op de stellingen van partijen over en weer en de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] kan naar het oordeel van de kantonrechter zonder nadere bewijslevering, er niet in rechte van uitgegaan worden dat er een probleem is met de elektriciteit waardoor [eiser] geen gebruik kan maken van de warmtevoorziening in zijn woning. Uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s van de meterstanden blijkt dat de meterstanden oplopen. Dit laat zich niet verenigen met de stelling van ProActief dat [eiser] geen elektriciteit dan wel gas verbruikt. Verder heeft [naam 2] (elektricien) ter zitting weliswaar verklaard dat de nuldraad in de meterkast los zat en het daardoor kan dat de gehele woning geen stroom heeft, doch hij is voor het laatst in oktober 2021 in de woning geweest, terwijl [naam bedrijf] op 25 december 2021 nog is geweest om het probleem te verhelpen. Om vast te kunnen stellen of er daadwerkelijk een probleem is met de elektriciteit, acht de kantonrechter het dan ook noodzakelijk om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld het benoemen van een deskundige of het horen van getuigen is in een kort geding echter geen plaats. Evenmin is de kantonrechter van oordeel dat ProActief voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] telkens de stroomtoevoer onderbreekt, waardoor [eiser] zonder stroom zit. Voor toewijzing van dit onderdeel van de vordering bestaat dan ook onvoldoende aanleiding.
4.7.
Huurprijsvermindering
ProActief vordert een huurprijsvermindering tot nihil, omdat [eiser] vanaf
9 oktober 2021 niet heeft kunnen verblijven in zijn woning vanwege het hierboven genoemde gestelde elektriciteitsprobleem. Nu er in rechte niet vanuit gegaan kan worden dat er een elektriciteitsprobleem is c.q. was, is dit onderdeel van de vordering van ProActief niet voldoende aannemelijk gemaakt om op dat punt een voorlopige voorziening te treffen, in afwachting van de uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Ook dit onderdeel van de vordering dient derhalve afgewezen te worden.
4.8.
Betaling kosten deskundige
Nu onvoldoende vaststaat dat er sprake is geweest van een probleem met betrekking tot de elektriciteitsvoorziening in de woning, bestaat ook onvoldoende grond voor toewijzing van de door ProActief gevorderde kosten in verband met de inschakeling van een deskundige derde, nog daargelaten dat ProActief geen concreet bedrag heeft gevorderd en toewijzing van het algemeen geformuleerde onderdeel van deze vordering een blanco cheque zou betekenen, hetgeen onherroepelijk aanleiding geeft tot een executiegeschil.
4.9.
Verschaffen toegang tot de meterkast
4.9.1.
Volgens ProActief heeft [eiser] als huurder recht op toegang tot de meterkast, voor het geval er problemen zijn met de elektriciteit. Daarbij stelt ProActief dat hoewel de elektriciteitsvoorziening in de woning is hersteld, [gedaagde] de gewoonte heeft om de elektriciteit in de meterkast weer af te sluiten. ProActief stelt dat [eiser] er belang bij heeft dat hij toegang heeft tot de meterkast, zodat hij zelf weer de elektriciteit kan inschakelen.
4.9.2.
[gedaagde] heeft van zijn kant gesteld dat de meterkast gesitueerd is in de hal die deel uitmaakt van de woning op de eerste etage op huisnummer [huisnummer]. De bovenwoning is op dit moment niet bewoond, aangezien die etage helemaal gerenoveerd wordt. Volgens [gedaagde] ontbeert dit onderdeel van de vordering van ProActief een deugdelijke rechtsgrond.
4.9.3.
De kantonrechter is met [gedaagde] van oordeel dat dit onderdeel van de vordering bij gebreke van een deugdelijke rechtsgrond niet toewijsbaar is. ProActief heeft niet betwist dat de meterkast ten behoeve van beide woningen gesitueerd is in de hal van de bovenwoning op huisnummer [huisnummer] en dat om die meterkast te bereiken [eiser] zich toegang zou moeten verschaffen tot de bovenwoning die een zelfstandige woonruimte vormt. De stelling van ProActief dat [gedaagde] dan maar boven aan de trap die leidt tot de bovenwoning een aparte toegangsdeur zou moeten plaatsen, ontbeert eveneens een concrete rechtsgrond. Bovendien zou dat betekenen dat [eiser] toegang heeft tot de hal, terwijl die ruimte geen onderdeel uitmaakt van de door hem gehuurde woonruimte, maar behoort tot de bovenwoning die te zijner tijd weer bewoond zal worden.
4.10.
Behoorlijk en blijvend herstel van de daklekkage en de plafondschade
4.10.1.
Ten aanzien van dit onderdeel van de vordering heeft [gedaagde] ten verwere aangevoerd dat de oorzaak van de daklekkage inmiddels verholpen is en dat het nu nog “slechts” gaat over het herstel van de plafondschade. [gedaagde] stelt tevens dat hij al verschillende keren heeft aangeboden aan [eiser] om hiervoor een afspraak te maken, doch [eiser] heeft daarop niet gereageerd. Hij stelt [gedaagde] derhalve niet in staat om die schade te herstellen, zodat [gedaagde] meent dat ook dit onderdeel van de vordering niet toegewezen kan worden.
4.10.2.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat [gedaagde] bij monde van zijn gemachtigde onder meer in de e-mailberichten van 30 november 2021 en 24 december 2021 heeft verzocht om een afspraak te maken waarop de aannemer de plafondschade kan herstellen. Niet gebleken is dat [eiser] c.q. ProActief op die berichten heeft gereageerd. Kennelijk wilde [eiser] niet dat [gedaagde] aanwezig was bij de werkzaamheden. Echter ook nadat de gemachtigde van [gedaagde] bij e-mailbericht van 24 december 2021 om 09:51 uur had laten weten dat [gedaagde] niet aanwezig zal bij de werkzaamheden, heeft [eiser] c.q. ProActief niet gereageerd wanneer de werkzaamheden in de woning uitgevoerd zouden kunnen worden. Dat betekent derhalve dat onvoldoende gebleken is dat [gedaagde] met het verhelpen van de gevolgschade in gebreke is, terwijl anderzijds niet is komen vast te staan dat op dit moment nog sprake is van een daklekkage, zodat ook dit onderdeel van de vordering afgewezen dient te worden.
4.11.
Onthouden van rechtstreekse en middellijke intimidaties, beschuldigingen en agressieve gedragingen
De gedragingen van [gedaagde] die ten grondslag worden gelegd aan dit onderdeel van de vorderingen zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende komen vast te staan. Zoals hiervoor ook al overwogen, leent de onderhavige kort geding procedure zich niet voor uitgebreide bewijslevering, zodat ook dit onderdeel van de vordering afgewezen dient te worden.
4.12.
Teruggave sleutelbos
Ook op dit punt twisten partijen over de feiten. [gedaagde] stelt immers dat hij de sleutelbos weer heeft teruggegeven aan [eiser], terwijl hij c.q. ProActief ontkent dat [gedaagde] alle sleutels heeft teruggegeven. Ook op dit punt dient zo nodig in een bodemprocedure verdere bewijslevering plaats te vinden en in het kader van de onderhavige procedure kan op de uitkomst daarvan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden vooruitgelopen.
4.13.
Betaling kosten camera’s
4.13.1.
ProActief stelt dat [eiser] vanwege de onberekenbaarheid/agressiviteit van [gedaagde] camera’s heeft opgehangen, die door [gedaagde] zonder toestemming van [eiser] zijn verwijderd. ProActief vordert daarom de kosten van de camera’s van [gedaagde] terug.
4.13.2.
Volgens [gedaagde] heeft hij de camera’s verwijderd, omdat deze, zonder toestemming, waren gemonteerd bij de bovenwoning ([huisnummer]). [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij de camera’s in een mandje heeft gedaan en bij de voordeur heeft neergelegd, zodat [eiser] de camera’s kon meenemen. Ook heeft [gedaagde] ter zitting laten weten dat hij alsnog bereid is de camera’s direct terug te geven. Hij heeft te kennen gegeven dat hij de camera’s meegenomen heeft naar de zitting en dat ze in zijn auto lagen die bij de rechtbank voor de deur stond. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] echter nooit om de camera’s gevraagd.
4.13.3.
ProActief heeft het verweer van [gedaagde] niet, althans onvoldoende, betwist. De kantonrechter ziet daarom geen grond om de vordering van ProActief terzake toe te wijzen. De camera’s waren immers gemonteerd bij de bovenwoning c.q. gericht op de bovenwoning. ProActief heeft niet (met stukken) onderbouwd dat [eiser] daar toestemming voor heeft gekregen. De vordering wordt daarom afgewezen. De kantonrechter gaat er vanuit dat [gedaagde], zoals hij ter zitting heeft verklaard, ervoor zal zorgen dat de camera’s weer in het bezit van [eiser] komen.
4.14.
Proceskosten
Als de in het ongelijk gestelde partij dient ProActief veroordeeld te worden in de kosten van het geding, zoals hierna vermeld. De kantonrechter komt derhalve niet meer toe aan de beoordeling van hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4.2. is gesteld.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt ProActief in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 498,00 aan salaris voor zijn gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555/710