ECLI:NL:RBROT:2022:1915
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vergoeding op grond van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling Kinderopvang in het licht van de coronamaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de vergoeding van de eigen bijdrage voor kinderopvang. Eiseres had een vergoeding van € 133,- ontvangen op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling Kinderopvang, maar stelde dat dit bedrag niet voldeed aan de werkelijke kosten die zij had gemaakt. Eiseres had in totaal € 271,16 aan eigen bijdrage betaald en vond dat deze kosten volledig gecompenseerd moesten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergoeding van € 133,- correct was berekend op basis van de gegevens die op de peildatum van 6 april 2020 bij de Belastingdienst bekend waren. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een situatie waarin voor het eerst kinderopvangtoeslag werd toegekend, en dat de regels van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling niet in strijd waren met de wetgeving. De rechtbank heeft ook overwogen dat de regeling geen ruimte bood voor een hardheidsclausule en dat de gemaakte keuzes door de wetgever voldoende gemotiveerd waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de toepassing van het Besluit in dit geval niet leidde tot onevenredige nadelige gevolgen voor eiseres. De rechtbank concludeerde dat de vergoeding op juiste gronden was vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.