BIJLAGEWETTELIJK KADER
Artikel 125 van de Gemeentewet
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door
het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur
uitvoert.
3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door
de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
4. Een bestuurscommissie bezit de bevoegdheid tot oplegging van een last onder
bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van
een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.
Artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te
leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht
1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.
3. Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.
4. De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast.
5. Tot de kosten van bestuursdwang behoren tevens de kosten van vergoeding van schade ingevolge artikel 5:27, zesde lid.
6. Het bestuursorgaan stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast.
Artikel 5:31c van de Algemene wet bestuursrecht
1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht
1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
Artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht
1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Artikel 7.1 van het Bouwbesluit
1. Het gebruik van een bouwwerk is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie en de ontwikkeling van brand wordt voorkomen.
Artikel 7.10 van het Bouwbesluit
Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te
verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te
gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:
a. brandgevaar wordt veroorzaakt, of
b. bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.
Artikel 7.16 van het Bouwbesluit
Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te
verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te
gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor:
a. melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;
b. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of
c. het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.
Artikel 1a van de Woninqwet
1. De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde
bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van
de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid
ontstaat dan wel voortduurt.
(…)
Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 6 van de Algemene wet op het binnentreden
(…)
2. De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na die waarop zij is gegeven. De Algemene termijnwet is niet van toepassing.
Artikel 11 van de Algemene wet op het binnentreden
1. Indien krachtens een machtiging is binnengetreden, wordt het verslag uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden, toegezonden aan degene die de machtiging heeft gegeven. Is de machtiging gegeven door een hulpofficier van justitie, dan wordt het verslag ook aan de officier van justitie toegezonden. Indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, zonder machtiging is binnengetreden, wordt het verslag toegezonden aan de officier van justitie dan wel, voor zover is binnengetreden voor andere doeleinden dan strafvordering, aan de burgemeester.
2. Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden, aan de bewoner uitgereikt of toegezonden. Indien het doel waartoe wordt binnengetreden daartoe noodzaakt, kan de uitreiking of de toezending aan de bewoner worden uitgesteld. Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval, zodra het belang van dit doel dit toelaat. Indien het niet mogelijk is dit afschrift uit te reiken of toe te zenden, houdt degene aan wie overeenkomstig het eerste lid het verslag is toegezonden dan wel degene die zijn bevoegdheid zonder machtiging binnen te treden heeft uitgeoefend, het afschrift gedurende zes maanden voor de bewoner beschikbaar.