Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 16 juni 2021, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, zonder producties;
- aanvullende productie 14 van de curator;
- spreekaantekeningen van de curator;
- spreekaantekeningen van N26;
- de mondelinge behandeling van 12 januari 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De feiten
€ 65.327,86 binnen tien dagen over te maken naar de faillissementsrekening. Dit bedrag bestaat uit het saldo van de ontvangsten op de bankrekening, hetgeen overeenkomt met een nog op de bankrekening aanwezig (bevroren) saldo van € 979,65 en de optelsom van
€ 64.348,21 aan bedragen die de bankrekening hebben verlaten.
3..Het geschil
4..De beoordeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Huijzer q.q./Rabobank))
.Dit is de achtergrond van inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat indien de gefailleerde op of na de dag van faillietverklaring een betalingsopdracht geeft - waartoe hij op grond van artikel 23 Fw niet bevoegd was - de curator in beginsel ook afdracht van het bedrag van de daaruit voortvloeiende betaling van de bankinstelling kan vorderen, ongeacht of die bankinstelling door publicatie van het faillissementsvonnis of op andere wijze bekend was of kon zijn met de faillietverklaring (HR 28 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0653 (
Huijzer q.q./Rabobank) en HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0614 (
ING/Manning q.q.)).
(Grontimmo)).
In dit specifieke geval zetten voorts de redelijkheid en billijkheid de dwingendrechtelijke regels uit de faillissementswet die leiden tot de bedoelde afdrachtverplichting opzij, dan wel nopen zij de rechter tot een billijkheidscorrectie. N26 grondt die stellingen op (i) haar onbekendheid met het faillissement, (ii) het feit dat toepassing van Duits recht niet tot aansprakelijkheid zou leiden, (iii) de rol van banken bij het bereiken van een effectieve en geïntegreerde Europese betaalmarkt, (iv) het tijdperk van online bankieren, (v) het tijdverloop tussen de uitspraak van het faillissement en het openen van de bankrekening en (vi) het gebrek aan een directe link tussen de girale betalingen en het faillissement.
- explootkosten € 103,83
- griffierecht € 952,00
- salaris advocaat