ECLI:NL:HR:2006:AV0653
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- R. Herrmann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrechtelijke vordering van curator tegen bank na faillietverklaring
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de curator van Far Beheer B.V. en de Coöperatieve Rabobank West-Kennemerland U.A. over de vraag of de curator de terugbetaling kan vorderen van bedragen die de bank na de faillietverklaring aan een derde heeft voldaan. De curator, mr. Mark Willem Huijzer, heeft de Rabobank gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en vorderde een bedrag van € 19.618,91, dat later is verminderd tot € 9.049,37. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, waarna de curator in cassatie is gegaan.
De Hoge Raad heeft op 28 april 2006 uitspraak gedaan. De kern van de zaak betreft de vraag of de Rabobank, die niet op de hoogte was van het faillissement, gehouden kan worden tot terugbetaling van de bedragen die zij op verzoek van de gefailleerde heeft overgemaakt. De rechtbank had geoordeeld dat de curator geen aanspraak kon maken op terugbetaling, omdat de Rabobank niet voor de publicatie van het faillissement op de hoogte was van de faillietverklaring.
De Hoge Raad heeft deze beslissing vernietigd en geoordeeld dat de curator wel degelijk recht heeft op terugbetaling. De Hoge Raad oordeelde dat de verbintenis tot betaling pas ontstaat op het moment dat de rekeninghouder een betalingsopdracht geeft, en dat deze opdrachten in dit geval zijn gegeven na de faillietverklaring. Hierdoor is artikel 52 van de Faillissementswet niet rechtstreeks van toepassing. De Hoge Raad heeft de Rabobank veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de curator toegewezen.