In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [naam eiser 1] en [naam gedaagde] over de betaling van facturen voor ICT-werkzaamheden die [naam eiser 1] heeft verricht voor Detec Engineering B.V. De rechtbank heeft op 26 oktober 2022 vonnis gewezen in deze zaak, waarin de vraag centraal staat of er een financieringsvoorbehoud was afgesproken. De eiser, [naam eiser 1], stelt dat de facturen opeisbaar zijn, terwijl de gedaagde, [naam gedaagde], betwist dat er voldoende middelen waren om deze te betalen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 4 mei 2022 voorshands bewezen geacht dat de facturen opeisbaar zijn, maar heeft de gedaagde toegelaten tot het tegenbewijs. Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord en zijn verschillende processtukken in het geding gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde en zijn getuigen hebben verklaard dat er een financieringsvoorbehoud gold en dat [naam eiser 1] hiervan op de hoogte was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gedaagde in zijn tegenbewijs is geslaagd en dat de vorderingen van [naam eiser 1] in conventie worden afgewezen. Tevens is de vordering van [naam gedaagde] in reconventie tot opheffing van de beslagen toegewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagde, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.