ECLI:NL:RBROT:2022:11662

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
71/315191-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake voorlopige hechtenis en onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot Sky ECC

Op 28 december 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de strafzaak tegen de verdachte, die preventief gedetineerd is. Deze beslissing volgde op een regiezitting van 9 december 2022, waar verschillende onderzoekswensen en verzoeken met betrekking tot de voorlopige hechtenis zijn besproken. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om inzage in diverse dossiers, waaronder Baracuda en 26Coalcity, beoordeeld. De verdediging heeft ook verzocht om het horen van getuigen en het opstellen van aanvullende proces-verbalen, maar veel van deze verzoeken zijn afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdediging onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van deze verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte, die onder andere betrokken zou zijn bij de invoer van een grote partij cocaïne, nog steeds bestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, waarbij zij het strafvorderlijk belang zwaarder liet wegen dan het persoonlijk belang van de verdachte. De rechtbank heeft de zaak terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van een getuige en heeft aangegeven dat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak naar verwachting in het tweede kwartaal van 2023 zal plaatsvinden.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf 2
Parketnummer: 71/315191-21
Tussenbeslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de [naam PI] (HvB),
raadslieden mr. C.C. Polat en M. van Stratum, advocaten te Breukelen, resp. ‘s-Gravenhage.

1..Inleiding

Deze tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 december 2022.
Voorafgaand aan de regiezitting hebben de raadslieden namens hun cliënt onderzoekswensen ingediend (
bijlage I). Daarop is door de officieren van justitie, mrs. J. Patist en G. Rip (hierna: de officier van justitie), op 30 november 2022 gereageerd (
bijlage II). De raadslieden hebben hierop op 7 december 2022 en 9 december 2022 een schriftelijke reactie gegeven (
bijlage III en IV). Tijdens de regiezitting zijn de onderzoekswensen besproken, en hebben de raadslieden en de officier van justitie hun standpunten nader toegelicht. Verder zijn verzoeken gedaan met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn
voorlopig van aard, gelet op de functie die ze hebben binnen deze strafzaak en het moment
waarop ze zijn genomen. Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis zien op de
periode van de komende 90 dagen, te rekenen vanaf 9 december 2022.
De rechtbank heeft alle verzoeken getoetst aan het verdedigingsbelang: is hetgeen is verzocht in redelijkheid van belang voor de bespreking en beantwoording van de vragen die voortkomen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Het voorbereidend onderzoek is (nagenoeg) afgerond.

2..Onderzoekswensen

Inzage in dossier Baracuda, Theehut, 26Coalcity en 26Hebden
De verdediging heeft verzocht tot inzage in de dossiers Baracuda, 26Coalcity en 26Hebden. Het verzoek tot inzage in het dossier Theehut is door de raadslieden ter zitting ingetrokken, aangezien de inhoud van dit dossier geheel is opgenomen in het zaaksdossier.
De officier van justitie heeft aangegeven dat op dit moment geïnventariseerd wordt welke stukken uit het onderzoek Baracuda relevant zijn geweest in het identificatie-onderzoek van de SKY-ID’s die aan de verdachte worden toegeschreven.
De verdediging krijgt de mogelijkheid om deze selectie in te zien. De verdediging wordt verzocht om binnen vier weken na verstrekking aan de officier van justitie (gemotiveerd) aan te geven welke stukken ze toegevoegd willen zien in het dossier van de verdachte. Indien de officier van justitie niet wil overgaan tot voeging, kan de verdediging zich met een (gemotiveerd) verzoek tot voeging wenden tot de voorzitter.
De officier van justitie heeft aangegeven dat enkel
zaaksdossiers 10 en 11een relatie hebben met het onderzoek 26Berkel. De verdediging krijgt de mogelijkheid om
deze twee zaaksdossiersin te zien en wordt verzocht om binnen vier weken na verstrekking aan de officier van justitie (gemotiveerd) aan te geven welke stukken ze toegevoegd willen zien in het dossier van de verdachte. De verdediging heeft niet aannemelijk gemaakt dat de andere dossiers informatie bevatten die zien op (de identificatie van) de hierboven bedoelde SKY-accounts. Om die reden behoeft het openbaar ministerie geen inzage te verschaffen in die andere dossiers.
Ook krijgt de verdediging de mogelijkheid om het
dossier 26Hebdenin te zien. De verdediging wordt verzocht om binnen vier weken na verstrekking aan de officier van justitie (gemotiveerd) aan te geven welke stukken ze toegevoegd willen zien in het dossier van de verdachte. Hierboven is de procedure geschetst indien een eventueel verzoek van de verdediging niet of niet geheel wordt ingewilligd door de officier van justitie.
Verzoek aanvullend proces-verbaal van bevindingen over het traject met Libanon
Het verzoek van de verdediging tot het opstellen van een (nader) aanvullend proces-verbaal over de uitlevering wordt
afgewezen. Door de verdediging is onvoldoende onderbouwd waarom deze informatie van belang is voor de beantwoording van de vragen zoals bedoeld in de artikelen 348 en 350 Sv in de zaak tegen de verdachte. Eerder is genoegzaam duidelijk geworden -en het staat niet ter discussie- dat de detentieomstandigheden voor de verdachte in Libanon niet voldeden aan de Nederlandse standaarden en erg zwaar voor de verdachte zijn geweest. De eventuele consequenties hiervan kunnen onderwerp van debat zijn ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Horen verbalisant [functiecode verbalisant] en informant genoemd in proces-verbaal [nummer proces-verbaal]
De verdediging heeft verzocht tot het horen van verbalisant [functiecode verbalisant] en de informant genoemd in proces-verbaal [nummer proces-verbaal] . De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen begin van aannemelijkheid is dat er iets mis is met de vergaring van de (TCI-)informatie uit proces-verbaal [nummer proces-verbaal] en dat derhalve het verzoek tot het horen van die getuigen om die reden dient te worden afgewezen.
De rechtbank oordeelt dat de informatie van deze informant geen enkele
bewijswaardeheeft in het strafdossier. Daarnaast is er geen begin van aannemelijkheid dat deze informatie van deze informant op een andere wijze dan nu gepresenteerd van belang is geweest voor het verloop van het onderzoek. Voor het horen van de informant en/of de verbalisant bestaat om genoemde reden geen verdedigingsbelang. De verzoeken worden afgewezen.
Verzoeken omtrent (beweerdelijke) diefstal/inbeslagname telefoon van dochter van verdachte
De verdediging heeft verzocht om een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken over de gang van zaken omtrent de inbeslagname van de telefoon. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om een kopie van de camerabeelden in Artis en om het horen als getuigen de bij de inbeslagneming betrokken verbalisanten en de dochter van de verdachte.
De verdediging wordt verzocht om binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing (extra) vragen, die zij beantwoord wensen te zien over de gang van zaken omtrent de inbeslagname van de telefoon, in te dienen bij de officier van justitie (met afschrift naar de voorzitter). De officier van justitie krijgt vervolgens de mogelijkheid om deze vragenlijst aan te vullen met eigen vragen. Deze vragen dienen vervolgens te worden beantwoord door de verbalisant(en) in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen.
De officier van justitie van justitie wordt verzocht om na te gaan of de camerabeelden van Artis en de directe omgeving nog beschikbaar zijn en -indien dit het geval is- de camerabeelden veilig te (doen) stellen en ze te voegen in het dossier.
De rechtbank
wijst het verzoek toetot het horen van
de dochter van de verdachte. De rechtbank ziet een verdedigingsbelang om deze getuige te horen en de verdediging heeft het verzoek daartoe voldoende onderbouwd.
De overige getuigenverzoeken worden
afgewezen. Op dit moment ziet de rechtbank geen verdedigingsbelang voor het horen van deze getuigen.
Voegen datasets ten aanzien van de SKY-berichten in zaaksdossiers Bulli en Auto
De officier van justitie heeft toegezegd de chats/chatgroepen waaraan de verdachte zou hebben deelgenomen op een gegevensdrager te verstrekken aan de verdediging. Gelet op deze toezegging zal de rechtbank op de verzoeken aangaande de datasets met SKY-berichten
geenbeslissing meer nemen.
Getuigenverzoeken zaaksdossiers Auto en Bulli
De verdediging heeft verzocht tot het horen van, in totaal 17, getuigen in de zaaksdossiers Auto en Bulli. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging geen belang heeft bij het horen van deze getuigen, ook omdat ervan wordt uitgegaan dat de desbetreffende getuigen geen contact met de verdachte hebben gehad.
Deze verzoeken worden alle afgewezen. De verzochte getuigen hebben niet belastend over de verdachte verklaard. De rechtbank ziet in de verklaringen geen concrete feiten en omstandigheden die maken dat in redelijkheid kan worden verwacht dat een of meer van deze getuigen over informatie beschikken/beschikt die in redelijkheid van belang is voor de beantwoording van de vragen zoals bedoeld in de artikelen 348 en 350 Sv in de zaak tegen de verdachte. Van de anoniem gebleven gebruikers van de PGP-communicatie zijn bovendien geen persoons- en/of adresgegevens bekend, zodat (ook) om die reden een verhoor niet zou kunnen plaats hebben.
SKY-ID’s
De verdediging heeft een verzoek gedaan tot het verstrekken van informatie over de
mogelijke identificatie van de tegencontacten van de aan de verdachte toegeschreven SKY-ID’s. Door de verdediging is onvoldoende onderbouwd waarom dit onderzoek van belang is voor de beantwoording van de vragen zoals bedoeld in de artikelen 348 en 350 Sv in de zaak tegen de verdachte. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
SKY-onderzoekswensen
De verdediging heeft onderzoekswensen ingediend met betrekking tot (het onderzoek naar) de communicatiedienst SKY-ECC. In de kern komen de wensen erop neer dat de verdediging de rechtmatigheid van de hack op de communicatiedienst en het gebruik van de aldus verkregen data in het opsporingsonderzoek tegen de verdachte wil onderzoeken en de betwisting van de rechtmatigheid nader wil onderbouwen.
De rechtbank overweegt, mede gezien eerdere rechterlijke beslissingen dienaangaande, als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat het in het internationale rechtshulpverkeer geldende vertrouwensbeginsel (HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629) met zich brengt dat er vooralsnog van uit mag worden gegaan dat de (SKY-ECC) informatie in Frankrijk, welk land is toegetreden tot het EVRM, rechtmatig is verkregen en aan het Nederlandse Openbaar Ministerie is verstrekt. Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht (in beginsel) niet door de Nederlandse rechter getoetst.
Anders dan de verdediging lijkt te (willen) betogen, oordeelt de rechtbank dat het leveren van expertise en/of bijstand bij de ontwikkeling en plaatsing van de interceptietool aan Frankrijk door Nederlandse opsporingsambtenaren vooralsnog niet leidt tot een ander oordeel. Daartoe overweegt zij als volgt.
Het Openbaar Ministerie heeft een brief met bijlagen van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 verstrekt, waarin uitleg wordt gegeven over het voegen in Nederlandse onderzoeken van Franse processtukken die ten grondslag liggen aan de inzet van een of meerdere interceptiemiddelen in het Franse onderzoek tegen SKY-ECC. De brief bevat als bijlagen onder meer Franse processtukken en een proces-verbaal van 2 juni 2022. Uit deze stukken blijkt dat de interceptietool in een Frans onderzoek door Franse opsporingsambtenaren is ingezet op de SKY-servers die zich op Frans grondgebied bevonden. Hiervoor was van tevoren door een bevoegde Franse rechter toestemming gegeven. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet aangenomen worden dat hierbij de Franse strafvorderlijke bevoegdheden in acht zijn genomen maar ook dat is gehandeld met inachtneming van verdragsrechtelijke bepalingen zoals artikel 6 EVRM.
De rechtbank is van oordeel dat met de verstrekking van deze stukken vooralsnog genoegzaam informatie is verschaft over de start van het onderhavige onderzoek, met informatie die afkomstig is van SKY-ECC. Ook op de terechtzitting van 9 december 2022 is door de verdediging onvoldoende onderbouwd waarom aan het vertrouwensbeginsel voorbij moet worden gegaan.
Daarnaast is door het Openbaar Ministerie een NFI-rapport van 22 juni 2022 verstrekt over de volledigheid en correctheid van de decodering van de SKY-ECC berichten met de Toolbox-methode.
De Nederlandse rechter moet controleren of het gebruik van deze informatie in strijd is met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. In dat verband is naar het oordeel van de rechtbank tot nu toe niet aannemelijk geworden dat het gebruik van Franse SKY-ECC data in onderhavig onderzoek een inbreuk maakt op het recht van een eerlijk proces.
De rechtbank is aldus van oordeel dat voorshands niet is gebleken dat de verzochte stukken/getuigen direct relevantie hebben voor het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten en dat deze niet van belang zijn voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Dat betekent dat de verzoeken worden afgewezen.
Voorshands gaat de rechtbank uit van de geldigheid van het vertrouwensbeginsel zoals neergelegd in het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2010 [1] .
Deze rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat de rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:4797) prejudiciële vragen heeft gesteld aan de Hoge Raad omtrent de toepassing en reikwijdte van het hiervoor genoemde vertrouwensbeginsel. Die vragen zijn gesteld in het kader van een strafzaak waarin het bewijsmateriaal deels bestaat uit Sky-ECC-berichten. Op dit moment ziet de rechtbank geen reden om zelf prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank is voorshands van oordeel dat mag worden uitgegaan het eerdergenoemde vertrouwensbeginsel. De rechtbank wacht de ontwikkelingen met betrekking tot de gestelde prejudiciële vragen over dit onderwerp af. Mochten zich ontwikkelingen voordoen die in redelijkheid vragen tot een nadere bespreking van bepaalde aspecten van deze zaak, dan staat de rechtbank open voor ontvangst van nadere informatie door de verdediging en het openbaar ministerie en/of voor verzoeken voor het inlassen van een nadere regiezitting.

3..Voorlopige hechtenis

Na onderzoek is gebleken dat de verdenking, de ernstige bezwaren en de gronden als
bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering, die tot het bevel tot voorlopige
hechtenis van de verdachte hebben geleid, ook op dit moment nog bestaan.
Allereerst verwijst de rechtbank naar hetgeen daaromtrent in eerdere beslissingen met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte.
De rechtbank wijst er nogmaals op dat de invoer van een zeer grote partij cocaïne in Nederland in beginsel een feit is dat de rechtsorde schokt. Dat geldt zeker in deze zaak, met name gezien de zeer grote hoeveelheden cocaïne die in beslag zijn genomen en de rol die de verdachte daarin lijkt te hebben gespeeld.
De rechtbank acht mede daardoor ook het herhalingsgevaar bij de verdachte nog aanwezig. De enorme hoeveelheid cocaïne die in beslag is genomen en de daaraan verbonden financiële en andere risico’s lijken te wijzen op handelen in (samenhang met) een georganiseerd samenwerkingsverband. Uitgaande van de ernstige bezwaren lijkt het er op dat de verdachte zich in een milieu begeeft waar men niet makkelijk uitstapt.
De rechtbank acht tenslotte het vluchtgevaar bij de verdachte nog steeds aanwezig. De verdachte wordt verdacht van ernstige strafbare feiten, met -in geval van integrale bewezenverklaring- een stevige justitiële reactie, waardoor de kans op onttrekking aan verdere vervolging, berechting en tenuitvoerlegging groot is. Hij is in het verleden eerder naar het buitenland vertrokken. Tot de aanhouding vond zijn leven (en dat van zijn gezin) plaats in Libanon en/of elders buiten Nederland. Gelet op die concrete omstandigheden is er een ernstig gevaar voor vlucht naar een land waarbij uitlevering niet te verwachten is. Hierbij is ook van belang dat de verdachte in het bezit is van de Marokkaanse nationaliteit, waardoor hij niet kan worden uitgeleverd vanuit Marokko.
Afwijzing verzoek tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis
Gelet op voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
afwijzen. De rechtbank is voorts, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het
strafvorderlijk belang in elk geval op dit moment nog zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van de verdachte bij invrijheidstelling en zal daarom ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

4..Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt
afgewezen.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt eveneens
afgewezen.
De rechtbank
wijst toe:
  • het verzoek van de verdediging tot inzage in – indien van toepassing: de hiervoor genoemde gedeelten van - de dossiers Baracuda, 26Coalcity en 26Hebden;
  • het verzoek tot het horen van de getuige [naam getuige] .
De rechtbank
wijstde overige onderzoekswensen
af.
De zaak
wordt teruggewezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van
strafzaken in deze rechtbank, teneinde als getuige te horen:
[naam getuige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Het
onderzoek op de terechtzitting wordt geschorstvoor onbepaalde tijd, waarbij de termijn van de schorsing op
maximaal drie maandenwordt gesteld.
Het onderzoek wordt geschorst voor een termijn die langer is dan één maand, aangezien de hiervoor genoemde onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen één maand gereed zullen zijn en het zittingsrooster van de rechtbank voortzetting van het onderzoek op de terechtzitting binnen één maand niet toelaat.
De verdachte verblijft op dit moment in voorarrest. De rechtbank ziet het – mede gelet daarop – als haar taak om de zaak, zodra zittingsgereed, niet nodeloos te laten liggen. Gelet op bovenstaande beslissingen gaat de rechtbank ervan uit dat de inhoudelijke behandeling van de strafzaak zo enigszins mogelijk ergens in het tweede kwartaal van 2023 zal moeten kunnen plaatsvinden. De rechtbank verzoekt de raadsman en de officier van justitie om per ommegaande, maar uiterlijk binnen 14 dagen na dagtekening van deze tussenbeslissing, hun verhinderdagen voor de periode
april t/m juli 2023in te dienen bij de Verkeerstoren van de rechtbank Rotterdam.
Tegen de nadere terechtzitting dient te worden opgeroepen:
- de verdachte, met verstrekking van een afschrift van de oproeping aan de raadslieden.
De officier van justitie wordt verzocht zorg te dragen voor het vervoer van de verdachte
tegen de nadere terechtzitting.
Deze beslissing is op 28 december 2022 genomen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en E.H. de Bruijn, rechters, in het bijzijn van mr. S. Kroes,
griffier.
Deze beslissing zal via e-mail worden verstuurd aan de officier van
justitie en de raadslieden, en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van
de zitting van 9 december 2022.

Voetnoten

1.HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629