ECLI:NL:RBROT:2022:11530

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
10-277566-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en het opleggen van een betalingsverplichting aan de veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit zijn strafbare activiteiten, met een geschat bedrag van € 43.329,15. Dit bedrag is berekend op basis van de bruto opbrengst van de hennepteelt, verminderd met de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt. De rechtbank heeft ook het draagkrachtverweer van de verdediging verworpen, omdat niet aannemelijk was dat de veroordeelde in de toekomst geen draagkracht zou hebben. De rechtbank heeft de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de staat te betalen en heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op 311 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-277566-21 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 augustus 2022
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1963,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022.

2..Voorafgaande veroordeling

Bij vonnis van deze rechtbank van 18 augustus 2022 is de veroordeelde veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep) in de periode van 22 oktober 2020 tot en met 1 december 2020.
Een kopie van genoemd vonnis is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman - zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden - strekt tot:
  • het vaststellen van het bedrag waarop het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 55.472,-;
  • het opleggen aan de verdachte van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 30.000,- met bepaling dat de verdachte daarvoor hoofdelijk aansprakelijk is.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. De vordering heeft betrekking op voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld en uit andere feiten, waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.

4..Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Inleiding
Uit het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 13 mei 2021 (hierna: het ontnemingsrapport) [1] is gebleken dat de veroordeelde uit strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De veroordeelde heeft dit ter terechtzitting en bij de politie ook niet ontkend. [2] De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is op welk bedrag dit voordeel moet worden geschat.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de inhoud van de hierna in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen. Zo nodig worden daarbij de normen gehanteerd die zijn opgenomen in de zogenoemde rapportage “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket Afpakken (voorheen: Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie) van april 2005 en de update daarvan van 1 juni 2016 (hierna: het BOOM-rapport).
De financieel rapporteur heeft bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel in het ontnemingsrapport de concrete berekeningsmethode gehanteerd. De rechtbank zal de rapporteur in deze methode volgen.
Het ontnemingsrapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2013, [3] zal de rechtbank deze bewijsmiddelen niet nader uitwerken of weergeven en volstaan met het hierna vermelden van de conclusies en onderdelen van het ontnemingsrapport.
4.2.
Aantreffen hennepkwekerij
Op 1 december 2020 is in de woning van de veroordeelde een kwekerij met hennepplanten en/of potten aangetroffen. In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van het laagste aantal
door de veroordeelde opgegeven hennepplanten, te weten 50 stuks.
4.3.
Ontnemingsperiode
Er wordt uitgegaan van een ontnemingsperiode van 1 april 2011 tot en met 1 december 2020.
4.4.
Bruto opbrengst
De totale bruto opbrengst van hennep per oogst bedraagt 50 planten x 29,1 gram = 1,455 kilogram. De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet vastgesteld worden. Volgens het BOOM-rapport bedraagt de verkoopprijs minimaal € 4.070,- per
kilogram. Dit komt neer op een totale bruto opbrengst per oogst van minimaal 1,455 kilogram x € 4.070,- = € 5.921,85.
4.5.
Kosten
De totale kostenpost per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij luidt op basis van het BOOM-rapport als volgt:
Kostenpost
Bedrag
Berekening
Afschrijvingskosten
€ 150,-
Hennepstekken
€ 190,50
€ 3,81 per stek/plant
Variabele kosten
€ 194,-
€ 3,88 per stek/plant
Elektriciteitskosten
€ 573,-
Drie lampen x € 191,-
Kosten knippers
€ 0,-
Huisvestingskosten
€ 0,-
Totale kosten per oogst
€ 1.107,50
Door de verdediging is aangevoerd dat door de veroordeelde belasting over de opbrengsten is betaald. Nu de rechtbank niet beschikt over de concrete bedragen die door de veroordeelde aan belasting zouden zijn afgedragen, ziet de rechtbank - anders dan door de verdediging is verzocht - geen aanleiding om de eventuele belastingbetalingen op de opbrengst in mindering te brengen.
4.6.
Aantal oogsten
In het ontnemingsrapport wordt uitgegaan van in totaal 19 oogsten, te weten één oogst in 2011 en vanaf 2012 tot 1 december 2020 twee oogsten per jaar. De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gedurende een aantal jaren in de ontnemingsperiode geen hennep heeft gekweekt en de raadsman heeft onderbouwd dat er gelet hierop slechts sprake kan zijn van maximaal 9 oogsten. De officier van justitie heeft dit niet betwist. De rechtbank volgt de verdediging hierin en gaat uit van in totaal 9 oogsten.
4.7.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Gezien het voorgaande luidt het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel naar het oordeel van de rechtbank als volgt:
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Bruto opbrengst (9 x € 5.921,85)
€ 53.296,65
Kosten (9 x € 1.107,50)
€ 9.967,50 -/-
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 43.329,15
4.8.
Conclusie
Met inachtneming van het hiervoor overwogene stelt de rechtbank het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 43.329,15.

5..Vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Inleiding
Uitgangspunt is dat de betalingsverplichting wordt vastgesteld op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
5.2.
Draagkrachtverweer
De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde een bijstandsuitkering ontvangt en een burn-out en een depressie heeft. Nu de betaling van een ontnemingsmaatregel voor de veroordeelde een uitzichtloze situatie op zal leveren en tot de toepassing van dwangmiddelen zal leiden, is verzocht de betalingsverplichting vast te stellen op nihil.
5.2.1.
Beoordeling
Uitgangspunt is dat de draagkracht aan de orde wordt gesteld in de executiefase. [4] In deze fase van de procedure heeft een draagkrachtverweer in beginsel alleen kans van slagen indien duidelijk is dat de veroordeelde nu geen draagkracht heeft en in de toekomst niet zal hebben. De rechtbank is, gelet op de verklaring van de veroordeelde, van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde naar redelijke verwachting ook in de toekomst geen draagkracht zal hebben. De rechtbank verwerpt daarom het gevoerde draagkrachtverweer.
5.3.
Conclusie
Het bovenstaande brengt mee dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van
€ 43.329,15aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
Nu de medeverdachte Casañas Lozano is vrijgesproken van het haar ten laste gelegde feit, zal de rechtbank - anders dan door de officier van justitie is gevorderd - geen hoofdelijke aansprakelijkheid opleggen.

6..Aantal dagen gijzeling

In afwijking van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zal - mede gelet op het maximum van 1080 dagen en de hoogte van de betalingsverplichting - het aantal dagen gijzeling op 311 worden gesteld.

7..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

8..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt
geschat, vast op
€ 43.329,15 (zegge: drieënveertigduizend driehonderdnegenentwintig
euro en vijftien eurocent);
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van
€ 43.329,15 (zegge:
drieënveertigduizend driehonderdnegenentwintig euro en vijftien eurocent);
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van
Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op
311(zegge:
driehonderdelf)
dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
mr. K.A. Baggerman en mr. E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 18 augustus 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van politie van 13 mei 2021, proces-verbaalnummer [nummer01] (pagina’s 34-52 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer02] ).
2.Het proces-verbaal van politie met nummer [nummer03] (pagina’s 22-30 van de doorgenummerde bijlagen van het proces-verbaal met nummer [nummer02] ), inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Hoge Raad 26 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BV9087.