Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser01] ,
1..De procedure
- de dagvaarding van 23 juni 2022, met bijlagen 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen 1 tot en met 11.
mr. M.R. de Kok als gemachtigde.
3 augustus 2022 hebben (de gemachtigden van) beide partijen de kantonrechter laten weten dat zij geen minnelijke regeling hebben bereikt. Beide partijen hebben vonnis gevraagd.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
‘ieder jaar opnieuw door beide partijen besproken’wat [gedaagde01] betreft duidelijk dat het een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met een minimumduur betreft. Ook verwijst [gedaagde01] naar haar buurvrouw [naam06] ( [adres04] ) die eveneens een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd met [naam05] heeft gesloten.
Het contract geldt voor een jaar van 1-5-2021 tot 31-5-2022 en kan ieder jaar opnieuw door beide partijen besproken worden”.)moeten worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de huurovereenkomst. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex) [1] .
ieder jaar opnieuw door beide partijen besproken kan worden’.Die formulering vormt naar het oordeel van de kantonrechter een duidelijke contra-indicatie voor het aannemen van een tijdelijke huurovereenkomst. Nu vaststaat dat de huurovereenkomst is opgesteld door de (toenmalige) verhuurder moeten eventuele onduidelijkheden in die overeenkomst op basis van de contra- proferentemregeling naar het oordeel van de kantonrechter voor rekening van de verhuurder blijven.