ECLI:NL:RBROT:2022:11445
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering bijstandsverlening op basis van ontvangen inkomsten uit onderneming
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen om haar over de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 augustus 2021 geen bijstand toe te kennen. Eiseres had eerder een onderneming gedreven in Vlaardingen en had in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2021 uitkeringen ontvangen op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Op 22 september 2021 heeft eiseres een aanvraag voor bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) ingediend, maar deze aanvraag heeft zij op 7 oktober 2021 schriftelijk ingetrokken. Eiseres heeft echter aangegeven recht te hebben op bijstand over de periode van 1 juli 2021 tot en met 21 september 2021.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in zijn bestreden besluit van 24 juni 2022 het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, maar dat er geen recht op bijstand was voor de maanden juli en augustus 2021. Dit was gebaseerd op de bijschrijvingen op de zakelijke rekening van eiseres en contante stortingen die zij had ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de ontvangen bedragen als inkomsten moeten worden beschouwd in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Pw, en dat eiseres over deze maanden geen recht op bijstand heeft.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. S. Veling en is openbaar uitgesproken op 27 december 2022.