Uitspraak
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,
de minister van Justitie en Veiligheid (de minister),
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Partijen zijn het erover eens dat gelet op openbaar toegankelijke informatie met de openbaarmaking van de namen van de rechtspersonen ook de namen van de bestuurders, zijnde natuurlijke personen, bekend kunnen worden. Dit brengt echter niet mee dat de naam van een rechtspersoon daarom als persoonsgegeven in de zin van de Wpg moet worden gezien. Dan zou immers elke vermelding van een rechtspersoon verhinderd kunnen worden. Uit de hiervoor vermelde pagina uit de memorie van toelichting blijkt dat gegevens die onroerende zaken of andere registergoederen identificeren geen persoonsgegevens zijn. Het feit dat deze zaken via een openbaar register zoals de kadastrale registratie tot een individuele natuurlijke persoon kunnen worden herleid, doet hieraan op zichzelf niet af. Ditzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor gegevens die een rechtspersoon identificeren.
onevenredigebenadeling van de belangen van betrokkenen en waarom het belang van het voorkomen daarvan zwaarder moet wegen dan het belang van openbaarmaking van de verzochte informatie. Een dergelijke belangenafweging ontbreekt in het bestreden besluit.
Daarnaast heeft verweerder ook overigens onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onderbouwd hoe de bij deze aangelegenheid betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen en derden op onevenredige wijze kunnen worden benadeeld door openbaarmaking van alle verzochte informatie en ontbreekt ook op dit punt een belangenafweging zoals hiervoor onder 6.7.3. omschreven.
Beslissing
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
politiegegeven:elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0031788&artikel=4&g=2020-01-01&z=2022-10-02), met uitzondering van:
- de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
- de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0011823&g=2020-01-01&z=2022-10-02) opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0031788&artikel=1&g=2020-01-01&z=2022-10-02) en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012 (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0031788&artikel=4&g=2020-01-01&z=2022-10-02);