ECLI:NL:RBROT:2022:1137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/10/622854 / JE RK 21-2046 en C/10/631272 / JE RK 21-3465
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 11 januari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 11 maart 2023, maar het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om [naam kind] uit huis te plaatsen en de ondertoezichtstelling te verlengen. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun standpunten hebben gepresenteerd. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, terwijl de vader de verzoeken van de GI steunt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door het gebrek aan contact met de vader. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat een uithuisplaatsing niet in het belang van [naam kind] is, gezien haar leeftijd en de omstandigheden thuis. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om het contact tussen [naam kind] en de vader te herstellen, maar dat dit vanuit de huidige thuissituatie moet gebeuren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/622854 / JE RK 21-2046 en C/10/631272 / JE RK 21-3465
datum uitspraak: 11 januari 2022

verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing uithuisplaatsing

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geborteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 23 november 2021 en de daarin genoemde stukken,
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 december 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum,
- het bericht met bijlagen van mr. J.A. Smits, de advocaat van de moeder, van
10 januari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 11 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J.A. Smits,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 3], de oma vaderszijde (vz), ter ondersteuning van de vader. Ook is bijzondere toegang verleend aan [naam 4], de partner van de oma moederszijde (mz), ter ondersteuning van de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij moeder.
Bij beschikking van 22 februari 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
11 maart 2022.
Op 26 juli 2021 heeft de GI verzocht om [naam kind] uit huis te plaatsen. Dit verzoek is op 3 september 2021 op zitting besproken. Uiteindelijk is de zaak aangehouden om te onderzoeken of de gesprekken tussen [naam kind] en de kinderbehartiger kunnen worden hervat, zodat duidelijk wordt wat [naam kind] van de omgang met de vader vindt. Op 23 november 2021 is het verzoek weer behandeld. Omdat duidelijk is geworden dat de het rapport van de kindbehartiger nog niet af is, is de behandeling van het verzoek aangehouden.

De verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/622854 / JE RK 21-2046:
De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van zes maanden.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/631272 / JE RK 21-3465:
De GI heeft op 30 december 2021 verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar.

De standpunten

De GI heeft haar verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Na afloop van de zitting op 23 november 2021 is er geprobeerd om onderling afspraken te maken. Dat is niet gelukt. De GI is van mening dat er meer nodig is dan enkel een gesprek, aangezien de ouders al lange tijd niet of niet op juiste wijze met elkaar praten. De afgelopen periode heeft de GI weer bekeken wat de mogelijkheden zijn bij het Omgangshuis. Het Omgangshuis blijkt nu bereid om een intakegesprek in te plannen. Hiervoor geldt een wachttijd van drie maanden. Het is nog niet bekend of het Omgangshuis ook daadwerkelijk kan starten. Dat is afhankelijk van het intakegesprek.
Het traject bij de kindbehartiger is klaar. Uit het advies van de kindbehartiger blijkt dat [naam kind] word belast met de uitspraken van de moeder en de oma mz. Het beeld dat [naam kind] heeft van haar vader wordt gevormd door het beeld dat de moeder en de oma mz van de vader hebben. Dit is geen positief beeld. Het gebrek aan contact tussen [naam kind] en de vader kan gevolgen hebben voor de identiteitsbeleving van [naam kind] op latere leeftijd. De kindbehartiger adviseert om het contact tussen [naam kind] en de vader zo spoedig mogelijk te herstellen om meer schade te voorkomen. Het is belangrijk dat de moeder en de oma mz bewust en onbewust toestemming geven aan [naam kind] om contact te hebben met haar vader. De moeder ontkent dat zij kwaad spreekt over de vader tegen [naam kind] en ziet niet in dat zij dit gedrag moet veranderen. De GI vindt een uithuisplaatsing van [naam kind] daarom noodzakelijk. Vanuit een neutrale setting kunnen begeleide bezoeken tussen [naam kind] en de vader en de moeder worden opgestart. Daarnaast moet hulp voor beide ouders worden ingezet, waaronder Parallel Solo Ouderschap.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. Het is niet duidelijk waarom een ondertoezichtstelling van [naam kind] nog nodig is. Indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd, wordt verzocht voor zover mogelijk te bepalen dat er een andere jeugdbeschermer wordt betrokken. Er is geen klik tussen de moeder en de jeugdbeschermer. Daarbij is de jeugdbeschermer al lange tijd betrokken bij [naam kind], waardoor er mogelijk sprake is van tunnelvisie. De moeder wil dat de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een advies uitbrengt over de situatie, voordat wordt overgegaan tot een uithuisplaatsing van [naam kind]. Er wordt gesuggereerd dat de moeder niet mee wil werken aan herstel van het contact tussen [naam kind] en de vader, terwijl zij zowel bij de kindbehartiger als bij de GI heeft voorgesteld dat dit contact kan worden hersteld met hulp van [naam 4], de partner van de oma mz. Hij is bereid om een bemiddelende rol op zich te nemen. Een uithuisplaatsing van [naam kind] is dermate ingrijpend en disproportioneel dat dit niet opweegt tegen de negatieve gevolgen. Ter onderbouwing van dit standpunt wordt verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2019:3353).
De vader is het eens met de verzoeken van de GI. De bevindingen van de kindbehartiger spreken voor zich. De vader betreurt dat [naam kind] wordt geconfronteerd met deze problemen.
De vader heeft op 5 november 2021 een e-mail gestuurd met ideeën over het contactherstel. De advocaat van de moeder heeft pas op 10 januari 2022 een e-mail teruggestuurd.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog onveranderd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] heeft al drie jaar geen contact met de vader. De kindbehartiger geeft in haar rapport aan dat [naam kind] knel zit tussen haar ouders. [naam kind] lijkt onvoldoende toestemming van de moeder te krijgen om een goede relatie met de vader op te bouwen. [naam kind] vertoont kenmerken van een onthecht kind, zoals omschreven door [naam 5]. Tot op heden hebben verschillende interventies niet geleid tot contactherstel. De GI heeft nu haar hoop gevestigd op de betrokkenheid van het Omgangshuis en de inzet van Parallel Solo Ouderschap. Het is van belang dat beide ouders openstaan voor deze vormen van hulpverlening en hun uiterste best doen om de ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind] weg te nemen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing:
Het is heel belangrijk dat het contact tussen de vader en [naam kind] wordt hersteld. Dit blijkt ook uit het rapport van de kindbehartiger. De kindbehartiger adviseert om het contact tussen de vader en [naam kind] op te bouwen, zodat [naam kind] weer positieve ervaringen met de vader kan opdoen. Hierbij is het van belang dat door de hulpverlening wordt gemonitord of [naam kind] er aan toe is om haar vader (weer) te ontmoeten. De GI is van mening dat vanuit een neutrale setting moet worden toegewerkt naar contactherstel tussen de vader en [naam kind], zodat [naam kind] niet wordt belast met het negatieve beeld van de moeder en de oma mz over de vader.
Naar het oordeel van de kinderrechter is een uithuisplaatsing niet in het belang van [naam kind]. De kinderrechter vreest dat een uithuisplaatsing van [naam kind] in een voor haar onbekend pleeggezin juist meer schade zal veroorzaken. [naam kind] is acht jaar oud en heeft een verstandelijke beperking. Zij zit op een speciale basisschool en daar gaat het goed. Naast de situatie met de vader gaat het verder goed thuis. Daarop gelet verwacht de kinderrechter dat niet goed aan [naam kind] kan worden uitgelegd waarom zij (tijdelijk) niet bij de moeder kan wonen, naar een andere school moet en haar vriendinnetjes niet kan zien. Ook de moeder heeft een verstandelijke beperking, waardoor het de verwachting is dat dit ook niet goed aan haar kan worden uitgelegd. Dit heeft vervolgens onvermijdelijk weer zijn weerslag op [naam kind]. Het gevaar dreigt dat een tijdelijke uithuisplaatsing hierdoor een permanent karakter krijgt. . De kinderrechter zal daarom het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 11 maart 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2022 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.