Op 11 januari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 11 maart 2023, maar het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om [naam kind] uit huis te plaatsen en de ondertoezichtstelling te verlengen. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en vader hun standpunten hebben gepresenteerd. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, terwijl de vader de verzoeken van de GI steunt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door het gebrek aan contact met de vader. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat een uithuisplaatsing niet in het belang van [naam kind] is, gezien haar leeftijd en de omstandigheden thuis. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om het contact tussen [naam kind] en de vader te herstellen, maar dat dit vanuit de huidige thuissituatie moet gebeuren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.