In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht. De eiser, een veelprocedeerder, had digitaal beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder, gedateerd 4 februari 2022. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op grond van misbruik van recht, waarbij zij verwijst naar een eerdere uitspraak (ECLI:NL:RBROT:2022:1865) ter onderbouwing van haar beslissing.
De rechtbank heeft, in overeenstemming met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting uitspraak gedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De griffier was verhinderd om de uitspraak mede te ondertekenen.
De eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.