ECLI:NL:RBROT:2022:10970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/10/643543 /FA RK 22-5887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen afgewezen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 december 2022, is het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarigen naar [plaats02] afgewezen. De rechtbank overweegt dat de noodzaak voor de verhuizing onvoldoende is onderbouwd. De vrouw wil verhuizen naar [plaats02] vanwege haar sociale netwerk, maar dit wordt niet gezien als een noodzaak. De rechtbank wijst erop dat de vrouw geen aantoonbare pogingen heeft gedaan om werk of een woning in Rotterdam te vinden en dat haar gevoel van onveiligheid grotendeels voortkomt uit de partnerproblematiek tussen partijen. De rechtbank concludeert dat de verhuizing niet goed is voorbereid en dat de frequentie van contact tussen de man en de minderjarigen door de verhuizing zou afnemen, wat onwenselijk is voor de hechting van de jongste minderjarige. De rechtbank adviseert partijen om te werken aan een goede communicatie. Daarnaast wordt het verzoek om de oudste minderjarige in te schrijven op een basisschool in [plaats02] afgewezen, omdat de vrouw geen toestemming krijgt om te verhuizen. De rechtbank bepaalt dat het ouderschapsplan, dat op 27 oktober 2022 door partijen is ondertekend, wordt opgenomen in de beschikking. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/643543 / FA RK 22-5887
Beschikking van 6 december 2022 over vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW inzake verzoek verhuizing en inschrijving basisschool alsmede opname ouderschapsplan
in de zaak van:
[naam01], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats01] ,
doch feitelijk verblijvende te [plaats01] ,
advocaat mr. A. van der Welle te Leeuwarden,
t e g e n
[naam02], hierna: de man,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam,

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingekomen op 24 augustus 2022;
  • het aanvullende verzoek van de vrouw van 9 november 2022;
  • het bericht van de man met bijlagen van 11 november 2022;
  • het aanvullend verzoek van de vrouw van 14 november 2022;
  • het verweerschrift van de man, tevens zelfstandig verzoek, van 14 november 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
17 november 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • partijen en hun advocaten;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam03] .

2..De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[naam kind01], geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] ;
[naam kind02], geboren op [geboortedatum02] 2021 te [geboorteplaats02] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
De vrouw verblijft met de minderjarigen sinds 15 oktober 2022 weer in de
(huur-)woning van partijen in Rotterdam, maar staat met de minderjarigen nog steeds ingeschreven in [plaats02] op het adres van haar ouders.
2.5.
Bij de rechtbank is de echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt en bekend onder zaak/rekestnummer: C/10/644244 / FA RK 22-6234.
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 september 2022 is in het kader van voorlopige voorzieningen:
  • bepaald dat de vrouw met ingang van heden bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres01] te [postcode01] [plaats01] en is het de man verboden deze woning te betreden;
  • bepaald dat de minderjarigen voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd;
 bepaald dat de regeling inzake de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) voorlopig is zoals opgenomen in rechtsoverweging 3.3.4. van deze beschikking te weten;
- de vrouw brengt de minderjarigen op dinsdag 13 september 2022, vrijdag
16 september 2022 en zondag 18 september 2022 naar de familie Shailis, waar de man gedurende drie uur begeleide omgang heeft met de minderjarigen. De vrouw haalt de minderjarigen daarna (op diezelfde dagen) weer op. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg met de familie Shailis tot een geschikt tijdstip komen;
  • vanaf dinsdag 20 september 2022 verblijven de minderjarigen elke dinsdag tot en met woensdag, inclusief overnachting, bij de man;
  • vanaf diezelfde week verblijven de minderjarigen om het weekend op zaterdag bij de man;
  • vanaf 18 oktober 2022 verblijven de minderjarigen (naast hiervoor weergegeven wekelijkse regeling op dinsdag) om het weekend van zaterdag tot en met zondag bij de man.
2.7.
Partijen hebben op 27 oktober 2022 een ouderschapsplan ondertekend, waarin zij
– voor zover thans van belang – zijn overeengekomen:
  • dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn;
  • een zorgregeling waarbij de minderjarigen (kort samengevat) bij de man verblijven:
  • in de even weken van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur, waarbij de minderjarigen bij de man hebben gegeten;
  • op de woensdag in de oneven weken, waarbij de man [naam kind01] uit school ophaalt en daarna Sharian bij de vrouw ophaalt. De minderjarigen worden om uiterlijk 18.00 uur bij de vrouw teruggebracht, waarbij zij bij de man hebben gegeten;
  • de minderjarigen bellen met de man op dinsdag en donderdag tussen 16.30 uur en 16.45 uur, en wanneer dit voor de man niet mogelijk is dan laat hij dit de vrouw tijdig weten;
  • voor wat betreft de vakanties en feestdagen maken de ouders een rooster voor het komende schooljaar waarin de vakanties en feestdagen bij helfte worden gedeeld aan de hand van de afspraken die partijen hierover hebben gemaakt conform een schema.

3..De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaats02] te verhuizen en om de oudste minderjarige in te schrijven op de basisschool [naam school01] te [plaats02] en te bepalen dat de toestemming van de rechtbank in plaats treedt van de toestemming van de man. Daarbij verzoekt de vrouw het door partijen op 27 oktober 2022 ondertekende ouderschapsplan aan de nog nader af te geven beschikking te hechten en partijen te veroordelen tot nakoming van de afspraken in het ouderschapsplan, waarbij – in het geval de vrouw vervangende toestemming wordt verleend voor de verhuizing - als aanvulling c.q. wijziging wordt opgenomen dat het in het ouderschapsplan overeengekomen omgangsmoment tussen de man en de minderjarigen op de woensdagmiddag in de oneven weken komt te vervallen en ook alsdan het halen en brengen wordt gewijzigd, waarbij wordt bepaald dat het wisselpunt in [plaats03] zal plaatsvinden, althans een zorg- en haal- en brengregeling in goede justitie te bepalen.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer ten aanzien van de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de vervangende toestemming en verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek een contactregeling (lees: zorgregeling) op te nemen zoals is opgenomen in het ouderschapsplan dat partijen hebben ondertekend.

4..De beoordeling

De verhuizing
4.1.
De rechtbank zal zich eerst uitlaten over het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [plaats02] te verhuizen en overweegt hiertoe als volgt.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de vrouw het recht heeft om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en te gaan wonen waar zij wil. De vrijheid van de vrouw vindt haar beperking in feit dat ze samen met de man het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefent. Dat betekent dat de vrouw vooraf toestemming moet vragen aan de man om met de minderjarigen te verhuizen. Als die toestemming niet wordt gegeven, dan kan de vrouw op grond van artikel 1:253a BW het geschil voorleggen aan de rechter en vervangende toestemming vragen. De vrouw heeft dat op 24 augustus 2022 gedaan.
4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
4.4.
Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen kunnen onder meer de volgende omstandigheden betrokken worden:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • een goede voorbereiding van de verhuizing;
  • het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de extra kosten van contact na de verhuizing;
  • de mate waarin ouders nog in staat zijn tot overleg;
  • de leeftijd van de minderjarigen.
4.5.
De rechtbank is na afweging van alle belangen van oordeel dat de vrouw niet mag verhuizen met de minderjarigen. De rechtbank legt hierna uit waarom.
4.6.
Allereerst is de noodzaak voor de vrouw om met de minderjarigen naar [plaats02] te verhuizen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vrouw wil graag naar [naam04] verhuizen, omdat ze daar vandaan komt en daar haar sociale netwerk heeft. Dat is op zichzelf geen noodzaak voor verhuizing, maar moet gezien worden als een (goed voor te stellen) wens van de vrouw. Hetzelfde geldt voor het regelen van praktische zaken voor de vrouw, zoals het vinden van werk of een woning. Ook daarvoor geldt dat dat misschien eenvoudiger te realiseren is in [plaats02] , maar niet onmogelijk is in Rotterdam. De vrouw heeft op dit moment nog geen aantoonbare pogingen gedaan om werk of een woning te vinden in de regio Rotterdam. Bovendien geldt dat het netwerk van de vrouw (met name haar ouders) haar ook kunnen ondersteunen in de regio Rotterdam. Ze hebben dit gedurende het huwelijk ook veelvuldig gedaan. Het gevoel van onveiligheid dat de vrouw ervaart in Rotterdam houdt grotendeels verband met de partnerproblematiek tussen partijen die in deze roerige periode van scheiding nog in volle gang is. Met de rust die het gevolg zal zijn van duidelijkheid over de gevolgen van de scheiding zal dit gevoel van onveiligheid moeten verdwijnen. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de man de vrouw of haar familie niet of nooit meer dreigend zal benaderen. Als dat nodig is, moet hij hulp zoeken om zijn emoties beter te reguleren.
De rechtbank ziet ook niet dat de verhuizing door de vrouw goed is voorbereid. Zoals het nu wordt onderbouwd, lijkt het meer een vlucht van de vrouw dan een goed afgewogen verhuizing. De vrouw heeft nog geen woning, nog geen (definitief) werk) en zij lijkt onvoldoende nagedacht te hebben over de impact van de verhuizing op de oudste minderjarige, bijvoorbeeld bij de wisseling van school.
Verder zou de frequentie van het contact tussen de man en de minderjarigen door de verhuizing omlaag gaan. Ze zien elkaar nu conform het ouderschapsplan twee keer in de veertien dagen en dat zou worden verlaagd naar één keer per veertien dagen. Dat het omgangsmoment op de woensdag ook uitgevoerd kan worden vanuit [plaats02] (of ergens halverwege) is niet realistisch, omdat de man en/of de vrouw en de minderjarigen dan vele uren moeten reizen voor een relatief korte omgangsduur. Die omgang moet bovendien ergens buiten de woning van de man plaatsvinden.
Dat wringt nog extra omdat de rechtbank, met de raad, van oordeel is dat met name voor de hechting van de jongste minderjarige (nu zes maanden oud) de lagere frequentie van contact tussen de man en deze minderjarige onwenselijk is. De huidige zorgregeling die partijen in onderling overleg zijn overeengekomen, is voor wat betreft de hechting van deze jonge minderjarige al niet ideaal, maar een vermindering van deze regeling zal in ieder geval negatieve gevolgen voor de hechting hebben.
Bij dit alles speelt ook een rol dat de vrouw weinig toeschietelijk is in het faciliteren van het contact tussen de man en de minderjarigen bij een verhuizing naar [plaats02] en het compenseren van het ongemak dat de man heeft van de verhuizing. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat ze – als de rechtbank dit nodig vindt – het reizen gedurende de omgangsweekenden voor haar rekening wil nemen, maar dit wil ze niet voor een extra omgangsmoment doen. Ook verder lijkt de vrouw weinig ruimte te zien voor de man in zijn rol als vader. Dat deze rol klein was gedurende het huwelijk zoals de vrouw naar voren heeft gebracht (de man betwist dit), rechtvaardigt niet dat de man nu (ook) nauwelijks een rol krijgt. Hij geeft aan die rol nu te willen en is ook bereid hier tijd voor vrij te maken. Een verhuizing naar [naam04] zou zijn rol nog kleiner maken en dat is niet in het belang van de minderjarigen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de belangenafweging van alle betrokkenen uitkomt op niet verhuizen. Dit oordeel zou in de toekomst kunnen veranderen, mede afhankelijk van de ontwikkeling en leeftijd van de minderjarigen en de overige factoren. De rechtbank adviseert partijen om te gaan werken aan een goede communicatie zodat ze hierover in gesprek kunnen (blijven).
Vervangende toestemming school
4.7.
Omdat de vrouw geen toestemming wordt verleend om met de minderjarigen naar [plaats02] te verhuizen, zal het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om de oudste minderjarige in te schrijven op een school in [plaats02] ook worden afgewezen.
Opname van het ouderschapsplan
4.8.
De rechtbank zal op verzoek van partijen bepalen dat het ouderschapsplan wordt opgenomen in deze beschikking.
Proceskosten
4.9.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst af de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de vervangende toestemming verhuizing en inschrijving basisschool;
5.2.
neemt op in deze beschikking de tussen partijen getroffen regeling als neergelegd in het op 27 oktober 2022 door partijen ondertekende ouderschapsplan. Dit stuk is door de griffier gewaarmerkt en aan deze beschikking gehecht;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. B. Krijnen en L. Berghuis-Knijff, rechters, tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier P. Mansveld-Spierings op 6 december 2022.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.