ECLI:NL:RBROT:2022:10943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
9974899 / CV EXPL 22-20146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst in huurgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [eiser01] vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 5.623,00 tot en met september 2022. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 675,00 en is bij vooruitbetaling verschuldigd. De huurovereenkomst is aanvankelijk mondeling tot stand gekomen en later schriftelijk vastgelegd.

Tijdens de procedure heeft [gedaagde01] betwist dat er sprake was van een huurachterstand van het gevorderde bedrag en voerde aan dat [eiser01] pas na vier jaar met de huurachterstand kwam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet heeft onderbouwd welke betalingen zij heeft gedaan en dat de huurachterstand van € 5.623,00 toewijsbaar is. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is echter afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand niet ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden.

De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat [eiser01] niet de juiste documenten had overgelegd. [gedaagde01] is voor het grootste deel in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 869,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9974899 / CV EXPL 22-20146
datum uitspraak: 2 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J. Wagenmakers te Spijkenisse,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van 25 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte vermeerdering van eis van [eiser01] , met een bijlage;
  • het proces-verbaal van de op 30 september 2022 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden, om [gedaagde01] in de gelegenheid te stellen om op de rolzitting van 3 november 2022 een overzicht over de jaren 2018 tot en met 2022 aan de kantonrechter toe te sturen, waaruit blijkt op welke data zij welke bedragen aan [eiser01] heeft betaald. Op de rolzitting van 3 november 2022 is [gedaagde01] echter niet verschenen, terwijl zij evenmin schriftelijk heeft gereageerd of om verdere aanhouding heeft verzocht.
1.3.
De kantonrechter heeft vervolgens de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt sinds 1 mei 2016 de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in [plaats01] (‘de woning’) van [eiser01] . De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 675,00 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2.
Tussen partijen is aanvankelijk een mondelinge huurovereenkomst tot stand gekomen. Op 25 maart 2021 zijn de afspraken tussen partijen in een schriftelijke huurovereenkomst vastgelegd. Op die huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte (model ROZ 30 juli 2003) van toepassing verklaard.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert, na vermeerdering van eis, samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om de woning te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 5.623,00 aan huurachterstand tot en met de maand september 2022, te vermeerderen met nog te verschijnen huurtermijnen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen de contractuele boete van artikel 20.6 van de algemene bepalingen tot een bedrag van € 25,00 per dag;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 300,00 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de vordering op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming van de woning.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de vordering en voert het volgende aan. [gedaagde01] begrijpt dat een eventuele huurachterstand moet worden betaald. [eiser01] komt echter pas na vier jaar met huurachterstanden over de periode van 2018 tot en met 2022. In die periode heeft [eiser01] meerdere malen telefonisch contact met [gedaagde01] gehad, maar [eiser01] heeft [gedaagde01] toen niet van enige huurachterstand op de hoogte gesteld. [gedaagde01] kan de woning niet verlaten voordat zij een vervangende woning voor zichzelf en haar kinderen heeft gevonden.

4..De beoordeling

Huurachterstand en wettelijke rente
4.1.
[eiser01] heeft gesteld dat over de periode van 2018 tot en met september 2022 sprake is van een huurachterstand van in totaal € 5.623,00. [gedaagde01] heeft weliswaar betwist dat de huurachterstand € 5.623,00 bedraagt, maar zij heeft - hoewel zij daar na afloop van de mondelinge behandeling toe in de gelegenheid is gesteld - op geen enkele wijze onderbouwd welke betalingen zij in de periode van 2018 tot en met september 2022 heeft verricht en wat de huurachterstand volgens haar zou bedragen. Het is echter wel aan [gedaagde01] om te stellen en, bij betwisting, te bewijzen dat zij meer betalingen heeft verricht dan [eiser01] heeft gesteld. Aangezien [gedaagde01] dat niet heeft gedaan, moet de kantonrechter in deze zaak uitgaan van de juistheid van de door [eiser01] gestelde huurachterstand. Dat betekent dat een bedrag van € 5.623,00 aan huurachterstand berekend tot en met de maand september 2022 toewijsbaar is.
4.2.
[eiser01] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de eerste dag van de maand. De kantonrechter begrijpt dat [eiser01] heeft bedoeld te vorderen dat de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de eerste dag van iedere afzonderlijke maand dat [gedaagde01] de huur niet op tijd heeft betaald. [eiser01] heeft echter niet gespecificeerd welke maanden [gedaagde01] geen huur zou hebben betaald; [eiser01] heeft alleen gesteld wat de huurachterstand per jaar bedraagt. De wettelijke rente kan daarom niet worden toegewezen op de manier waarop [eiser01] dat heeft gevorderd. De wettelijke rente kan echter wel worden toegewezen over een bedrag van € 4.973,00 vanaf 20 juni 2022 (de dag van de dagvaarding) tot 19 september 2022 (de dag van de akte vermeerdering van eis) en over een bedrag van € 5.623,00 vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Contractuele boete
4.3.
De contractuele boete wordt afgewezen. De kantonrechter kan namelijk niet beoordelen of [eiser01] recht heeft op een contractuele boete. [eiser01] baseert dit deel van zijn vordering op artikel 20.6 van de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte naar het model van de Raad voor Onroerende zaken van 30 juli 2003, maar die betreffende algemene bepalingen heeft [eiser01] niet overgelegd. [eiser01] heeft immers het model van de Raad voor Onroerende zaken van 20 maart 2017 overgelegd. Bij gebreke van de algemene bepaling waarop [eiser01] zich beroept, kan de kantonrechter evenmin beoordelen of het boetebeding al dan niet een onredelijk beding is. Bovendien geldt nog dat [eiser01] geen concreet bedrag aan boete heeft gevorderd en ook niet heeft gesteld over welke periode [gedaagde01] de contractuele boete zou zijn verschuldigd, zodat de gevorderde contractuele boete ook daarom niet toewijsbaar is.
Vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
4.4.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. [eiser01] heeft namelijk geen afschrift van een aanmaning overgelegd, waarin aan [gedaagde01] een termijn van veertien dagen te rekenen vanaf de dag na ontvangst van die aanmaning is gegeven om de huurachterstand alsnog zonder bijkomende kosten te betalen. Dit had [eiser01] op grond van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) wel moeten doen.
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van de woning
4.5.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur te betalen niet nakomt, kan de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden van het geval afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen.
4.6.
De huurachterstand heeft betrekking op de periode van 2018 tot en met september 2022. Over die gehele periode bezien is sprake van een huurachterstand van meer dan drie maanden, die in principe de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Over het jaar 2022 is echter “slechts” sprake van een huurachterstand van € 1.325,00 en dat is minder dan twee maanden huurachterstand. Enkel de huurachter-stand over 2022 zou de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst dan ook niet rechtvaardigen. Als vervolgens ook in aanmerking wordt genomen dat niet is gebleken (en door [gedaagde01] ook is betwist) dat [eiser01] [gedaagde01] eerder dan in de loop van 2022 op de huurachterstand over de periode van 2018 tot 2022 heeft aangesproken, is de kantonrechter van oordeel dat de op dit moment bestaande huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen niet rechtvaardigt. Dit gedeelte van de vordering en de daarmee samenhangende nevenvorderingen worden daarom afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde01] wordt voor het grootste deel in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 249,00) Dit is in totaal € 869,43. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt, met uitzondering van de proceskostenveroordeling aangezien [eiser01] dat niet heeft gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen € 5.623,00 aan huurachterstand berekend tot en met de maand september 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- een bedrag van € 4.973,00 vanaf 20 juni 2022 tot 19 september 2022; en
- een bedrag van € 5.623,00 vanaf 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] tot vandaag vastgesteld op € 869,43;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
38671