In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Grobel VI B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens huurachterstand en boetes. De huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte, die sinds 1 maart 2018 door [gedaagde01] werd gehuurd, is per 1 oktober 2022 beëindigd. Grobel vorderde een totaalbedrag van € 15.053,53 aan huurachterstand, een boete van € 2.700,00 wegens te late betalingen, en buitengerechtelijke incassokosten van € 798,73. [gedaagde01] voerde aan dat zij recht had op huurprijsvermindering vanwege de coronapandemie, maar de kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] haar beroep op huurprijsvermindering onvoldoende had onderbouwd. De kantonrechter verwierp het verweer van [gedaagde01] en oordeelde dat Grobel recht had op de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke incassokosten gematigd tot € 686,25 en de proceskosten aan de zijde van Grobel vastgesteld op € 1.306,41. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.