ECLI:NL:RBROT:2022:10449

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
10042150 CV EXPL 22-24158
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht - gedeeltelijk slagen van verzet tegen ontbinding en ontruiming, toewijzing huurachterstand en boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Gotthard Vastgoed B.V. en [gedaagde01], die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam01] en [naam02]. De oorspronkelijke eiseres, Gotthard Vastgoed, had verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van een huurachterstand en een contractuele boete. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 1.462,44 bedroeg, en dat [gedaagde01] een bedrag van € 575,- aan boetes verschuldigd was. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd echter afgewezen, omdat de huurachterstand niet van voldoende gewicht was om ontbinding te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de eerdere veroordelingen tot betaling van huurachterstand, die meer dan een jaar voor de dagvaarding waren uitgesproken, niet voldoende waren om de huidige situatie te rechtvaardigen. De vordering tot ontruiming werd ook afgewezen, omdat de tekortkomingen van [naam01] en [naam02] niet ernstig genoeg waren. De kantonrechter heeft [gedaagde01] wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de boete, en de proceskosten aan de zijde van Gotthard Vastgoed vastgesteld op € 873,45. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10042150 CV EXPL 22-24158
datum uitspraak: 2 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Gotthard Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Luchthaven Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
oorspronkelijke eiseres,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. O.J. Broeder,
tegen
[gedaagde01] ,handelend onder de namen [handelsnaam01] en [handelsnaam02] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam01] en [naam02] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
oorspronkelijke gedaagden,
eiser in verzet,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers.
De partijen worden hierna ‘Gotthard Vastgoed’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd. [naam01] en [naam02] worden hierna ‘ [naam01] ’ en ‘ [naam02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 mei 2022, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 22 juni 2022 met zaaknummer 9868714 CV EXPL 22-14305;
  • de verzetdagvaarding van 28 juli 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in oppositie, met bijlagen;
  • de akte van Gotthard Vastgoed met aanvullende bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 18 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met mevrouw [naam03] namens Gotthard Vastgoed, haar gemachtigde, [gedaagde01] en zijn gemachtigde besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt een woning van Gotthard Vastgoed op het adres [adres01] te [plaats01]. De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 731,22 en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte van toepassing.
2.3.
[naam01] en [naam02] zijn drie keer eerder veroordeeld tot betaling van een huurachterstand aan Gotthard Vastgoed, te weten op 26 februari 2016, 18 maart 2020 en 2 september 2020.
2.4.
Bij beschikking van 1 september 2022 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam01] en [naam02] onder bewind gesteld en is [gedaagde01] benoemd tot bewindvoerder.

3..Het geschil

3.1.
Gotthard Vastgoed eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.141,40 met rente en de lopende huur vanaf juni 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 1.436,08 aan huur tot en met de maand mei 2022, € 575,- aan contractuele boetes en buitengerechtelijke kosten van € 130,32. Omdat [gedaagde01] op 16 mei 2022 een bedrag van € 718,04 aan Gotthard Vastgoed heeft betaald, resteert er een vordering van € 718,04 aan achterstallige huur.
3.2.
Gotthard Vastgoed baseert de eis op het volgende. [naam01] en [naam02] hebben een huurachterstand laten ontstaan. Daarnaast zijn [naam01] en [naam02] al drie keer eerder veroordeeld wegens een huurachterstand. Tot slot hebben [naam01] en [naam02] geen medewerking verleend aan de uitvoering van onderhoud aan de woning, terwijl zij dit wel verplicht zijn op grond van artikel 20.6 van de algemene bepalingen huurovereenkomst. Deze tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen.
3.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis. Haar verweer wordt in de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

onder bewind stelling

4.1.
Nadat er bij verstek vonnis is gewezen tegen [naam01] en [naam02] en nadat zij een verzetdagvaarding hebben uitgebracht, is per 1 september 2022 een bewind ingesteld over hun goederen. [gedaagde01] is benoemd als bewindvoerder van [naam01] en [naam02] . De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (art. 1:441 lid 1 BW). Hiermee strookt dat de bewindvoerder optreedt als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende in een eventueel geding over een onder bewind gesteld goed met betrekking tot een onder bewind gesteld goed (ECLI:NL:HR:2014:525). Daarvan is hier sprake.
4.2.
Ter zitting is vastgesteld dat [gedaagde01] thans als procespartij in de hoedanigheid van bewindvoerder van [naam01] én [naam02] optreedt zodat dit vonnis wordt gewezen tussen Gotthard Vastgoed en [gedaagde01] .
Huurachterstand, boete, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 1.462,44 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand oktober 2022. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Gotthard Vastgoed te betalen.
4.4.
Partijen zijn het er ook over eens dat de boete van € 575,- verschuldigd is, zodat [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Gotthard Vastgoed te betalen.
4.5.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Gotthard Vastgoed volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] deze stellingen niet heeft betwist.
Ontbinding huurovereenkomst
4.6.
Gotthard Vastgoed vordert ontbinding van de huurovereenkomst. Uit artikel 6:265 BW volgt dat ontbinding slechts gerechtvaardigd is als er sprake is van een tekortkoming van voldoende gewicht (ECLI:NL:HR:2018:1810). Daarvan is in dit geval naar oordeel van de kantonrechter geen sprake. Bij dagvaarding was sprake van een huurachterstand van minder dan drie maanden. Voor augustus 2022 was deze achterstand teruggebracht tot één maand (€ 731,22) en op het moment van de mondelinge behandeling bedroeg de huurachterstand twee maanden. Dat is op zichzelf een tekortkoming van onvoldoende gewicht om de gevorderde ontbinding en ontruiming, met haar ingrijpende gevolgen, te rechtvaardigen. Er is sprake van een herhaalde tekortkoming, omdat [naam01] en [naam02] al drie keer eerder zijn veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. Aangezien het laatste vonnis echter (ruim) meer dan 1 jaar voor de dag van het uitbrengen van de dagvaarding is uitgesproken, maakt dit de huidige huurachterstand evenmin voldoende ernstig om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Tot slot stelt Gotthard Vastgoed dat [naam01] en [naam02] zijn tekortgeschoten omdat zij geen toegang tot het gehuurde verleenden om onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren. Vast staat dat de betreffende onderhoudswerkzaamheden in het gehuurde inmiddels hebben plaatsgevonden. Aangezien de weigering van [naam01] en [naam02] eenmalig was, er inmiddels een bewindvoerder is aangesteld en de toezegging is gedaan dat dit niet nogmaals zal gebeuren, rechtvaardigt ook deze tekortkoming, in samenhang met de huurachterstand, in dit geval geen ontbinding van de huurovereenkomst. De vordering tot ontbinding en ontruiming zal dan ook worden afgewezen, evenals de daarmee samenhangende vordering tot betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs per maand, tot aan de ontruiming.
proceskosten
4.7.
[gedaagde01] stelt dat Gotthard Vastgoed onnodige proceskosten heeft gemaakt, doordat op de dag voor de mondelinge behandeling de volledige huurachterstand was voldaan. De kantonrechter volgt [gedaagde01] hierin niet. Op het moment van dagvaarden was er sprake van een (aanzienlijke) huurachterstand en kwamen [naam01] en [naam02] de overeenkomst niet na, door geen medewerking te verlenen aan het uitvoeren van onderhoud aan de woning. Deze huurachterstand (en de boete) is tot op heden nog steeds niet aan Gotthard Vastgoed voldaan. Gotthard Vastgoed kan daarnaast niet verplicht worden om een betalingsregeling te sluiten met [gedaagde01] .
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Gotthard Vastgoed tot vandaag vast op € 134,45 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht en € 374,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 187,- tarief). Dit is totaal € 873,45. Voor kosten die Gotthard Vastgoed maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,- tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 22 juni 2022 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9868714 CV EXPL 22-14305;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Gotthard Vastgoed te betalen € 2.167,76 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 6 mei 2022 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van Gotthard Vastgoed tot vandaag vastgesteld op € 873,45;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
44236