ECLI:NL:RBROT:2022:10001

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6506
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit FIOD inzake verwerking persoonsgegevens onder AVG

In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Financiën, vertegenwoordigd door mr. drs. C. van Liebergen, waarin werd vastgesteld dat de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) geen persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt zoals bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het primaire besluit werd genomen op 7 augustus 2019, en het bestreden besluit op 27 november 2019, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, en de zitting vond plaats op 20 oktober 2022.

Eiser had eerder op 15 juni 2019 om inzage in zijn persoonsgegevens verzocht, maar de FIOD stelde vast dat er geen persoonsgegevens onder de AVG werden verwerkt, hoewel er wel persoonsgegevens onder de Wet politiegegevens (Wpg) werden verwerkt. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 11 maart 2021 geoordeeld dat de FIOD geen documenten had achtergehouden. In het bestreden besluit werd herhaald dat de FIOD geen persoonsgegevens onder de AVG had verwerkt, en dat de gegevens die wel waren verwerkt, niet afkomstig waren van de politie maar uit een onderzoek naar een derde.

De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat er meer persoonsgegevens onder de FIOD berusten. De stelling van eiser dat gegevens binnen het Regionaal informatie en expertise centrum (RIEC) waren gedeeld, werd verworpen, omdat dit niet betekende dat de gegevens niet als politiegegeven konden worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om het bestreden besluit onrechtmatig te achten en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had ook geen recht op een dwangsom voor het niet verstrekken van inzage in zijn persoonsgegevens. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Bedee, rechter, en griffier mr. N.S.J. Letschert, op 22 november 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/6506

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

en

de minister van Financiën, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. C. van Liebergen.

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) geen persoonsgegevens van eiser als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) verwerkt.
Bij besluit van 27 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 15 juni 2019 heeft eiser, onder verwijzing naar de artikelen 12 en 15 van de AVG, de FIOD gevraagd of, en zo ja welke, persoonsgegevens van hem worden verwerkt.
2.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder vastgesteld dat er door de FIOD geen persoonsgegevens van eiser worden verwerkt op grond van de AVG. Op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) worden er door de FIOD wel persoonsgegevens van eiser verwerkt. Op 3 september 2019 heeft eiser inzage gekregen in deze gegevens.
2.2
Bij uitspraak van 11 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:2194, heeft deze rechtbank het beroep tegen het primaire besluit voor zover dat betrekking heeft op de Wpg ongegrond verklaard en overwogen dat niet aannemelijk is dat de FIOD bij de inzage van de onder de Wpg verwerkte gegevens documenten heeft achtergehouden.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij de FIOD geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt die onder de AVG vallen. De gegevens die de FIOD van eiser heeft verwerkt zijn niet ontvangen van de politie, maar in een onderzoek naar een derde aangetroffen en vervolgens geregistreerd. In deze gegevens is inzage verleend op grond van de Wpg. De processen-verbaal waarnaar eiser verwijst betreffen vorderingen om informatie van de officier van justitie aan de Belastingdienst en niet aan de FIOD. De vorderingen zijn weliswaar geadresseerd aan de FIOD Infodesk, maar waren bestemd voor de Belastingdienst. De FIOD Infodesk heeft hier slechts een postbusrol vervuld tussen de Belastingdienst en de politie. De gegevens en systemen die in de processen-verbaal zijn vermeld, zijn ook geen gegevens of systemen die de FIOD heeft. Een en ander zorgt voor onduidelijkheid, wat te betreuren is, maar dit laat onverlet dat de vorderingen niet waren bestemd voor de FIOD en dus ook niet door FIOD zijn behandeld. De FIOD heeft geen onderzoek ingesteld naar eiser en (dus) ook geen aangifte tegen eiser gedaan. Het beroep op de beschikking van de rechter-commissaris van 5 januari 2017 kan eiser niet baten omdat dit een besluit betreft waarin is bepaald dat de Officier van Justitie het procesdossier moet verstrekken. De FIOD staat hier buiten. Nu er geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt die vallen onder de AVG, kan niet aan eisers verzoek tegemoet worden gekomen.
4. Eiser voert aan dat hem uit stukken waarin hij inzage heeft gehad is gebleken dat in het Regionaal informatie en expertise centrum (RIEC) van de gemeente Rotterdam gegevens op een usb-stick zijn gedeeld en daarover vragen aan de FIOD zijn gesteld. Daardoor kunnen deze gegevens niet meer worden gezien als politiegegevens, aangezien politiegegevens volgens de Wpg niet gedeeld behoren te worden binnen het RIEC. De gegevens vallen derhalve onder de AVG en dienen dan ook verstrekt te worden. Voorts voert eiser aan dat, zolang verweerder niet aan zijn AVG-verzoek voldoet, hij niet kan bepalen of sprake is van schending van diverse algemene beginselen van behoorlijk bestuur en zijn recht op privacy.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Volgens rechtspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1993, is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat er niet meer persoonsgegevens zijn dan de gevraagde gegevens die zijn verstrekt en die mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om deze gegevens verzoekt om aannemelijk te maken dat er meer persoonsgegevens moeten zijn.
6. In het licht van de bij het bestreden besluit gegeven toelichting komt de mededeling dat er zich onder de FIOD, anders dan de reeds ter inzage gestelde gegevens die vallen onder de Wpg, geen op eiser betrekking hebbende persoonsgegevens bevinden die vallen onder de AVG, niet ongeloofwaardig voor. Eiser heeft hier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden tegenovergesteld om aannemelijk te maken dat dergelijke documenten wel onder de FIOD berusten. Voor zover eiser er ter zitting op heeft gewezen dat de belastingdienst hem van fraude verdacht en dat hij in het systeem Fraude Signalering Voorziening (FSV) is opgenomen, betekent dat niet dat dit ook aan de FIOD is doorgezonden en deze op grond daarvan persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt. Gelet hierop bestaat geen reden om aan te nemen dat de FIOD persoonsgegevens als bedoeld in de AVG van eiser heeft verwerkt en eiser daarvan ten onrechte inzage is onthouden.
7. Het betoog dat de door de FIOD verwerkte gegevens onder de AVG vallen omdat deze met het RIEC zijn gedeeld, slaagt niet. Uit de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:574, volgt dat de Wpg van toepassing is op persoonsgegevens die door de bevoegde autoriteiten zijn verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Uit de door eiser bij zijn beroep meegezonden informatie blijkt dat het RIEC onder meer de FIOD ondersteunt bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit, zodat het eventuele delen van informatie met het RIEC plaatsvindt in het kader van handhaving van de rechtsorde en valt binnen de politietaak waarop de Wpg van toepassing is. Het enkele feit of de enkele mogelijkheid dat gegevens binnen het RIEC zijn gedeeld met derden, brengt niet met zich dat daardoor die gegevens niet langer als politiegegeven kunnen worden gekwalificeerd.
8. Voor zover eiser aanvoert dat mogelijk sprake kan zijn van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur en zijn recht op privacy, kan dat niet tot een andere beoordeling leiden. Deze beroepsgrond is onvoldoende onderbouwd en gaat uit van de veronderstelling dat verweerder op eisers verzoek een onjuiste toepassing aan de AVG heeft gegeven. Uit het voorgaande volgt dat die veronderstelling niet juist is.
9. Er is geen grond om het bestreden besluit onrechtmatig te achten. Het beroep is ongegrond. Er is daarom ook geen grond voor inwilliging van eisers verzoek om een dwangsom vast te stellen van € 1.000,- per dag dat verweerder aan eiser geen volledige inzage geeft in zijn persoonsgegevens.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 22 november 2022[v].
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.