ECLI:NL:RBROT:2022:10001
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit FIOD inzake verwerking persoonsgegevens onder AVG
In deze zaak heeft eiser, een persoon uit [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Financiën, vertegenwoordigd door mr. drs. C. van Liebergen, waarin werd vastgesteld dat de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) geen persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt zoals bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het primaire besluit werd genomen op 7 augustus 2019, en het bestreden besluit op 27 november 2019, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, en de zitting vond plaats op 20 oktober 2022.
Eiser had eerder op 15 juni 2019 om inzage in zijn persoonsgegevens verzocht, maar de FIOD stelde vast dat er geen persoonsgegevens onder de AVG werden verwerkt, hoewel er wel persoonsgegevens onder de Wet politiegegevens (Wpg) werden verwerkt. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 11 maart 2021 geoordeeld dat de FIOD geen documenten had achtergehouden. In het bestreden besluit werd herhaald dat de FIOD geen persoonsgegevens onder de AVG had verwerkt, en dat de gegevens die wel waren verwerkt, niet afkomstig waren van de politie maar uit een onderzoek naar een derde.
De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat er meer persoonsgegevens onder de FIOD berusten. De stelling van eiser dat gegevens binnen het Regionaal informatie en expertise centrum (RIEC) waren gedeeld, werd verworpen, omdat dit niet betekende dat de gegevens niet als politiegegeven konden worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was om het bestreden besluit onrechtmatig te achten en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser had ook geen recht op een dwangsom voor het niet verstrekken van inzage in zijn persoonsgegevens. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Bedee, rechter, en griffier mr. N.S.J. Letschert, op 22 november 2022.