Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2021 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,
de Minister van Financiën,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Financiën over de inzage in persoonsgegevens die door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) worden verwerkt. Eiser had op 15 juni 2019 een verzoek ingediend bij de FIOD om te vernemen of er persoonsgegevens van hem werden verwerkt. Dit verzoek was gebaseerd op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De FIOD verzocht eiser op 3 juli 2019 om het verzoek te behandelen op basis van de Wet politiegegevens (Wpg), waarop eiser aangaf dat de AVG van toepassing was. Het bestreden besluit van 7 augustus 2019 stelde dat er op grond van de Wpg wel persoonsgegevens van eiser werden verwerkt, maar niet op basis van de AVG. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 28 januari 2021 heeft eiser zijn bezwaren toegelicht, waarbij hij stelde dat hij niet alle persoonsgegevens had gekregen die door de FIOD werden verwerkt. De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de FIOD documenten met zijn persoonsgegevens heeft achtergehouden. De rechtbank concludeert dat de FIOD geen documenten heeft die relevant zijn voor het verzoek van eiser en dat het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of het opleggen van een dwangsom.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.