ECLI:NL:RBROT:2021:9719

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
10/104824-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en bewezenverklaring zware mishandeling met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes meerdere stekende en snijdende bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer, wat heeft geleid tot letsel. Echter, de rechtbank oordeelde dat het letsel niet als potentieel dodelijk kon worden gekwalificeerd, waardoor de poging tot doodslag niet bewezen kon worden verklaard.

Wel heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door meerdere snij- en steekwonden te veroorzaken. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en ernst van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals het volgen van behandeling en het hebben van een dagbesteding.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en de invloed daarvan op zijn gedrag. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkelingsachterstand. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, om herhaling van dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/104824-21
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
feitelijk verblijvende op het adres [adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, het volgen van een behandeling bij De Waag dan wel een soortgelijke instelling, het hebben van een dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk en een contactverbod met het slachtoffer, [naam slachtoffer];
  • met opdracht aan Antes Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachte heeft zich door zijn handelen willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden en heeft die kans blijkens zijn wijze van handelen bewust aanvaard. De verdachte was boos, heeft het slachtoffer op het bed geduwd en heeft vervolgens met een mes in de richting van de buik, borst, schouder, gezicht en het hoofd van het slachtoffer gestoken dan wel gesneden, waarbij het slachtoffer ook is geraakt en letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer rolde hierbij op het bed en probeerde zich te verweren tegen het mes en de verdachte. Door met een mes meerdere stekende dan wel snijdende bewegingen in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer te maken heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zou raken en dat zij daarbij dodelijk letsel zou kunnen oplopen. Een enkele steek met een mes in de borstkas, waar zich vitale en kwetsbare delen van het lichaam bevinden, kan de dood immers al doen laten intreden. De handelingen van de verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en gelet op de aard en ernst van het bij het slachtoffer veroorzaakte letsel, leveren een poging tot doodslag op. Dat de verwondingen mede door het afweren van het slachtoffer grotendeels beperkt zijn gebleven tot snijverwondingen doet daar niets aan af.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vast staat dat de verdachte het slachtoffer letsel heeft toegebracht. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat het potentieel dodelijk letsel betreft. Uit het rapport van Forensisch Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) van 9 juli 2021 volgt, dat er sprake is van één steekwond. De overige verwondingen worden aangeduid als snijwonden. De vraag of het letsel potentieel dodelijk letsel betreft kon door de arts niet worden beantwoord. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, al dan niet in voorwaardelijke zin. Gezien het voorgaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vastgesteld, of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1051, r.o. 2.4.) volgt dat voor de vaststelling of sprake is van zwaar lichamelijk letsel naar drie aspecten gekeken dient te worden, namelijk de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Het FARR-rapport is hiervoor het enige objectieve bewijsmiddel in het dossier. De arts kan niet vaststellen of het slachtoffer volledig zal herstellen. Onduidelijk is of de littekens nog verder zullen vervagen en of de pijn hieraan blijvend is. Concluderend kan voltooid toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen worden verklaard.
4.1.3.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard zijn zelfbeheersing te hebben verloren nadat het slachtoffer hem vertelde dat zij was vreemd gegaan en zij hem had uitgescholden. De verdachte heeft in zijn boosheid het slachtoffer op het bed geduwd, een mes gepakt en het slachtoffer met dit mes verwond.
Poging tot doodslag
De vraag die de rechtbank dient de beantwoorden is of de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden.
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van het slachtoffer, de verklaring van de verdachte en het FARR-rapport vast, dat de verdachte meerdere stekende dan wel snijdende bewegingen heeft gemaakt met een mes. Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte één steekwond rechts bovenin de buik en meerdere snijwonden op haar borst, armen, handen, schouder en in haar gezicht opgelopen. De steekwond was twee centimeter, waarbij de huid is aangedaan en onderhuids bind- en vetweefsel gespaard is gebleven. De vraag of het letsel potentieel dodelijk is, heeft de forensisch arts niet kunnen beantwoorden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te concluderen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van zijn handelen fataal letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank acht daarom de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte hiervan vrij.
Zware mishandeling
Voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen – in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad – de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
Aan de hand van de in de bijlage bij dit vonnis weergegeven bewijsmiddelen, blijkt dat door de verdachte aan het slachtoffer met een mes letsel is toegebracht in de vorm van één steekwond en snijwonden op meerdere plekken van haar lichaam. Het slachtoffer is ter behandeling opgenomen in het ziekenhuis, waar de wonden zijn gehecht. Voorts is gebleken dat er sprake is van restschade in de vorm van ontsierende littekens in het gezicht van het slachtoffer en op diverse andere plekken van haar lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat littekens blijvend letsel vormen dat niet of nauwelijks meer heelt.
Gelet op de hoeveelheid, de aard en ernst van het toegebrachte letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en de restschade, wordt het letsel van het slachtoffer aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging doodslag en acht de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 15 april 2021 te Schiedam
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten meerdere, littekens in het gezicht en hoofd, en borst en arm en buik
enelders in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer], heeft toegebracht
door voornoemde [naam slachtoffer] meermalen met een mesin het gezicht en hoofd, en borst en arm en buik en elders in het lichaam
te steken en te snijden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van psychische overmacht, zodat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Door een opeenstapeling van emoties op het moment van het incident, in combinatie met zijn verstandelijke-ontwikkelingsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling is het aannemelijk dat de verdachte op dat moment niet meer wist wat hij deed en is er sprake geweest van psychische overmacht in de vorm van dissociatieve amnesie. De verdachte verklaart ook consequent dat hij niet meer weet wat hij precies heeft gedaan, omdat hij een black out had.
6.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beroep op psychische overmacht dient te worden verworpen. Zij verwijst hierbij naar een passage uit het rapport van de psychiater, dr. S.J. Roza van 14 juli 2021, pagina 24:
“Desalniettemin mag betrokkene in staat worden geacht om te weten, ook in de aanloop naar het ten laste gelegde en ten tijde daarvan, dat hij zijn agressie had moeten beteugelen en heeft zijn gebrekkige ontwikkeling zeker niet onontkoombaar en allesoverheersend geleid tot het ten laste gelegde.”
6.3.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is vereist dat sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand heeft kunnen of behoren te bieden. In het onderhavige geval zou die drang hebben bestaan uit de opeenstapeling van emoties, met als gevolg dissociatieve amnesie.
Het verweer van de raadsman wordt niet gedragen door de deskundigenrapportage van psychiater dr. S.J. Roza. De psychiater heeft immers geconcludeerd dat de verdachte in staat mag worden geacht om te weten, ook in de aanloop naar het ten laste gelegde en ten tijde daarvan, dat hij zijn agressie had moeten beteugelen. De gebrekkige ontwikkeling van de verdachte heeft zeker niet onontkoombaar en allesoverheersend geleid tot het steekincident. Het beroep op psychische overmacht wordt daarom verworpen.
6.4.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn destijds vijftienjarige vriendin. In hun slaapkamer heeft hij met een aardappelschilmes meerdere stekende dan wel snijdende bewegingen gemaakt in haar richting, waarbij zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verwondingen van het slachtoffer zijn in het ziekenhuis gehecht en zij heeft hier meerdere littekens aan overgehouden in het gezicht en op andere delen van haar lichaam. De verdachte heeft het slachtoffer hiermee veel pijn gedaan en op grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Bovendien heeft het incident plaatsgevonden terwijl zij een stormachtige, intense relatie hadden. Binnen enkele maanden hebben zij elkaar voor het eerst ontmoet, zijn zij vanuit hun religieuze culturele norm getrouwd en is zij vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Het slachtoffer had geen sociaal netwerk in Nederland en ging hier niet naar school. Zij woonde bij de verdachte en zijn ouders in en was compleet van hen afhankelijk. Juist in deze kwetsbare situatie hoort iemand zich veilig te kunnen voelen. De ervaring leert tevens dat slachtoffers van huiselijk geweld hier vaak nog lange tijd nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog drs. M. de Breeheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juli 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Uit het onderzoek is gebleken dat sprake is van zwakbegaafdheid, hetgeen een achterblijvende emotionele ontwikkeling met zich meebrengt. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Zijn werk wordt gezien als een beschermende factor. Ook onderhoudt hij een positieve relatie met een vriend en wordt zijn vrijetijdsbesteding niet als risicovol gezien. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. De verdachte kon op grond van zijn zwakbegaafdheid en achterblijvende emotionele ontwikkeling op dat moment zijn handelen niet vrij bepalen en had onvoldoende gedragsalternatieven tot zijn beschikking. Samenhangend met de zwakbegaafdheid van de verdachte functioneert hij op emotioneel gebied op een veel jonger niveau dan passend is bij zijn leeftijd. De zwakbegaafdheid en achterblijvende emotionele ontwikkeling zijn argumenten om het jeugdstrafrecht in te zetten. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met toezicht en begeleiding van de reclassering en ambulante behandeling op te leggen.
Psychiater dr. S.J. Rozaheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 juli 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Uit het onderzoek is gebleken dat bij de verdachte sprake is van een verstandelijke-ontwikkelingsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde werden hierdoor beïnvloed. Daarnaast heeft hij, vanuit zijn verstandelijke-ontwikkelingsstoornis en sociaal-emotionele achterstand, een beperkt vermogen tot emotieregulatie en ontbreekt het hem aan effectieve copingstrategieën. De relatie met het slachtoffer was pas kort gaande, maar was voor hem zeer intens. Hij raakte emotioneel ernstig uit evenwicht door het (ervaren) bedrog van zijn jonge vriendin. Zijn draagkracht werd fors overschreden. Vanuit zijn verstandelijke beperking en zijn bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (met beperkte emotieregulatie) is hij niet goed in staat geweest om tijdig zijn boosheid op te merken en had hij op het moment van het ten laste gelegde beperkte controle over zijn handelen. Desalniettemin mag de verdachte in staat worden geacht om te weten, ook in de aanloop naar het ten laste gelegde en ten tijde daarvan, dat hij zijn agressie had moeten beteugelen en heeft zijn gebrekkige ontwikkeling zeker niet onontkoombaar en allesoverheersend geleid tot het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt, zonder adequate behandeling, begeleiding en toezicht, ingeschat als ‘laag-matig’. De verdachte heeft, met name als gevolg van zijn sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, handelingsvaardigheden op het niveau van een minderjarige en hij kan nog profiteren van pedagogische beïnvloeding. Er zijn geen (gedragskundige) contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Geadviseerd wordt de verdachte te behandelen in een specialistische forensisch-psychiatrische polikliniek, zoals Fivoor of De Waag, bij voorkeur vanuit een team voor jongeren en jongvolwassenen. Voorts wordt aanbevolen om de situatie van de verdachte door de reclassering te laten monitoren als het gaat om zijn functioneren op het gebied van sociale relaties, vrijetijdsbesteding en werk. Geadviseerd wordt om bovengenoemde interventies vorm te geven binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Antes Reclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 juli 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Buiten het psychosociaal functioneren van de verdachte zijn er geen risicofactoren waargenomen. Het familienetwerk van de verdachte, zijn toekomstige dagbesteding en zijn houding ten aanzien van hulpverlening en autoriteit worden beschouwd als beschermende factoren. De risicofactoren op het gebied van psychosociaal functioneren worden gemiddeld geschat wanneer deze onbehandeld blijven. De verdachte staat echter positief tegenover begeleiding en/of behandeling. Het risico op recidive wordt ingeschat op laag tot gemiddeld. Het is belangrijk dat de verdachte handvatten krijgt om zich op sociaal-emotioneel gebied verder te ontwikkelen. Hierbij kan gedacht worden aan emotie-regulatietraining, het versterken van de copingsvaardigheden en het metalliserend vermogen en een systeeminterventie. De verdachte wordt aangemeld bij een specialistische forensische polikliniek met specifieke aandacht voor jongvolwassenen en LVB (licht verstandelijke beperking). De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, het volgen van een behandeling bij De Waag of soortgelijke zorgverlener, het hebben van een dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk en een contactverbod met het slachtoffer.
Antes Reclasseringheeft een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 augustus 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte nog niet is aangemeld bij de verschillende zorgverleners, omdat hij – kort gezegd – nog niet door Antes Reclassering is overgedragen aan de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep (WSG). Dit moet eerst gebeuren, waarna binnen zes weken een plan van aanpak gereed is. De verdachte zat ten tijde van de zitting bijna vier maanden in voorlopige hechtenis. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het niet wenselijk is dat de verdachte nu nog zes weken moet wachten voordat een plan van aanpak is opgesteld, omdat zijn dossier moet worden overgedragen. De rechtbank zal dan ook Antes Reclassering de opdracht geven de verdachte te begeleiden, zodat direct gestart kan worden met de inzet van de nodige hulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit, acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de problematiek van de verdachte zoals beschreven in de rapportages van Reclassering Antes, de psychiater en de psycholoog, acht de rechtbank behandeling en begeleiding noodzakelijk. De rechtbank zal daarom de straf voor een deel voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Antes, het houden aan de aanwijzingen van de reclassering, de verplichting mee te werken aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, het volgen van onderwijs dan wel het hebben van werk en een contactverbod met het slachtoffer. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een zware mishandeling. Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de psychiater, de psycholoog en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 12 (twaalf) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Antes Reclassering, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van Antes Reclassering;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer], zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan Antes Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.N. Melkert, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. T. van den Akker en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.N. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 augustus 2021 .
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 15 april 2021 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp
voornoemde [naam slachtoffer] veelvuldig, althans meerdere malen
in het gezicht en/of hoofd, en/of borst en/of arm en/of buik en/of (elders) in het lichaam
heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 april 2021 te Schiedam
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten meerdere, althans een, litteken(s) in/op het gezicht en/of hoofd, en/of borst en/of arm en/of buik
en/of (elders) in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer], heeft toegebracht
door voornoemde [naam slachtoffer] meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp
in het gezicht en/of hoofd, en/of borst en/of arm en/of buik en/of (elders) in het lichaam
te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 april 2021 te Schiedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp
voornoemde [naam slachtoffer] veelvuldig, althans meerdere malen
in het gezicht en/of hoofd, en/of borst en/of arm en/of buik en/of (elders) in het lichaam
heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.